‘Het is niet al goud wat blinkt.’ In Knokke zijn ze daar rijkelijk laat en toevallig achter gekomen. In Houthulst hebben ze nooit anders geweten. Een dubbelportret van de vermeend rijkste en armste gemeente van West-Vlaanderen.
Vorige week is het wellicht goedkoopste huis van België gesloopt. Twee keer uithalen met de loden kogel en klaar was Kees. Het stulpje stond in Jonkershove, deelgemeente van Houthulst bij Diksmuide, in de Toekomstwijk. Het ‘ vuufduuzentje‘, zoals het in de volksmond werd genoemd. Want vijfduizend frank, in naoorlogse franken, zoveel heeft het gekost om die stenen destijds op elkaar te zetten.
Ook in Knokke was een huis lange tijd een dak zonder meer. Lang voor de komst van Albert Frère, Paul Van den Boeynants en Marc Verwilghen. Wie trouwde, bouwde. En de beste verzekering tegen brand en andere calamiteiten waren werkmanshanden, geschuurd en geslepen door wind, zand en regen. Zo verhaalde autochtoon Maurice Vermeire aan de heemkundige André D’hont hoe zijn vader Jan van straat geraakte nadat zijn huis in de Kalfduinen was afgebrand.
‘Al die kon metselen, timmeren of plakken, was in de weer. In 48 uren was alles klaar en Jan kon weer in zijn huis. De kalkmortel werd met de handen aan de muur gewreven.’
Tegenwoordig ligt het gemiddeld kadastraal inkomen op dezelfde plek, in Het Zoute dus, rond de honderdduizend frank. In de straten van Heist is dat de helft. Een kwart in wijk De Garre, ingesloten tussen de Kursaalstraat en de Koninklijke Baan. Onttrokken aan het zicht, van de Heistenaars zelf en van de passanten tussen land en zee. Het is een bekend verhaal: in Vlaanderen is de armoede verdoken. En armoede is een verhaal met vele kanten.
‘Het gaat goed met KFC Heist’, zegt de uitbater van Café Sportwereld. Met uitzicht op de Koninklijke Baan. Zijn enige klant op het middaguur klaagt over het alimentatiegeld dat hij niet meer kan betalen. En over vijven en zessen. De cijfers waarmee KFC Heist, tweede provinciale, veelal verliest. ‘We keren terug. Al is dit seizoen wellicht verloren.’ Wellicht wel, ja. Twee matchen gewonnen van de zevenentwintig. ‘Er is eindelijk wat verjonging. Knokke doet het beter natuurlijk. Ze zitten bijna in eerste provinciale. Maar ja, winnen kost ook geld. En dat hebben ze ginderachter.’
Knokke-Heist rijk? Ja en nee. Knokke-Heist is in Vlaanderen de twaalfde ‘armste’ gemeente, als het criterium tenminste het aantal bestaansminimumtrekkers zou zijn. Van de elf gemeenten die slechter scoren, liggen er zes aan de kust. In 1999 telde Knokke-Heist 397 trekkers op een bevolking van 30.000. Op 332 kinderen werden er in 1997 volgens Kind en Gezin 32 in kansarme gezinnen geboren. Dat is één op de tien. Maar dat laatste cijfer, nee, dat kunnen ze niet geloven op de eerste verdieping van het gemeentehuis op het Verweeplein aan de Lippenslaan. Hoezeer ze de jongste jaren ook bereid zijn om armoede te zien waar ze zich voordoet.
‘Met beelden is het zoals met statistieken. Je kunt er alles mee bewijzen’, zeggen ze daar. ‘Laatst kwam de televisie een bakje tomaten kopen in een delicatessenzaak aan de Lippenslaan, en ze deden hetzelfde bij het kleinste kruideniertje van Blankenberge. Oeioei, wat is Knokke toch diere!‘
Het omgekeerde is ook waar. Knokke had vijf jaar geleden een goede reden om met statistieken te bewijzen dat het minder rijk is dan ze in Brussel denken. En dat het géén belastingparadijs is. Ootmoedig erkennen de politici uit het kamp van graaf Lippens dat ook zij zich jarenlang maar wat graag hebben laten verblinden door het klatergoud. Dat ze het prestigieuze imago van hun badstad hebben gecultiveerd. Alle ogen waren gericht op de verfraaiing van de toch al fraaiste straten van Het Zoute, op de Europese uitstraling, Dalida en Adamo op de planken van het casino, kunst in de straten. Heist, Westkapelle en Ramskapelle mochten het zelf uitzoeken.
De verkiezingen komen er aan natuurlijk, en dan lopen er in alle gemeentehuizen bekeerlingen rond. Maar toch. Pas vijf jaar geleden ‘ontdekte’ Knokke-Heist zijn armoede. Pas dan, en voor het eerst in zijn geschiedenis, zette de gemeente een sociaal beleid op het getouw. Niet omdat ze daar voor de deur van het gemeentehuis ineens paupers zagen defileren, maar uit wraak. Omdat de Vlaamse regering te krenterig was. In 1995 kregen ze van het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn nog 12 miljoen. Na de omvorming tot Sociaal Impulsfonds (SIF) slonk de pot tot de helft.
Knokke-Heist, geen armoede? Dat zouden ze nog wel eens zien! En ze gooiden er geld tegenaan, betaalden twee professoren om een ‘behoeftenonderzoek’ te doen. En zie, het ongerijmde werd bewezen. De Knokkenaars worstelen met ‘de hoge kostprijs van de huisvesting, de verkrotting en verloedering van sommige gebouwen, het tekort aan sociale woningen, het tekort aan goedkope opvangmogelijkheden voor bejaarden, de hoge kostprijs van de verzorging en medicatie’.
Oef, Knokke was een modale Vlaamse gemeente.
De cijfers zijn inmiddels gevalideerd door de overheid. Op de SIF-schaal van de kansarmoedecijfers kregen ze in het meest recente bulletin van de provincie West-Vlaanderen een factor 45. Nog vijf erbij en er mag aanspraak worden gemaakt op meer Vlaamse centen. Ter vergelijking: van de 64 West-Vlaamse gemeenten scoren 8 gemeenten hoger dan de kritische factor 50.
‘En Knokke heeft meer dan één muziek,
En ze spelen alle zo magnifiek.’
(Uit ‘Vivat ’t Noorden!’, oud Knoks volkslied, in 1965 voorzien van nieuwe tekst door volkszanger Georges Rotsaert)
Wat er in Knokke allemaal komt aangewaaid. Miljonairs natuurlijk. Maar ook oudjes. Eenderde van de bevolking of zo’n tienduizend inwoners is de zestig voorbij. Negentienhonderd alleenstaande zeventigplussers, zevenhonderd tachtigplussers. En tien eeuwelingen. De oudste is 105. Het is de zeelucht, meneer.
En de eenzaamheid. ‘Ze zijn gepensioneerd, de kinderen zitten in het binnenland, de spaarcenten gaan er vlotjes door, na tien jaar is het uit met de pret, zeker als er dan ook nog een van hen sterft. We hebben met een steekproef achterhaald dat vierhonderd van de zevenhonderd tachtigers werkelijk alleen leven. Geen familie, geen sociale werkers, niemand komt er over de vloer.’
En ook: gelukzoekers, jobstudenten die de zomer willen vasthouden en mensen die iets te vergeten hebben.
‘Knokke is een terminus, zoals andere kustgemeenten. Maar hier komen ze als eksters af op al wat blinkt. Met twee valiezen, zoals vroeger met een knapzak. Weg van hun gebroken huwelijk of andere verloren zaakjes in het binnenland. Wie hier op de Lippenslaan rondslentert op een zomerzondag denkt dat er goud te rapen valt. Maar in de winter is het soms krabben. En betaal dan maar eens 200.000 frank huur per maand voor je winkelpand. Na de zomer stijgt de werkdruk van het OCMW met eenderde. ’s Winters is het hier een boerengat van 30.000 inwoners, ’s zomers een metropool van 300.000. En ook dat moet allemaal betaald worden.’
Geld komt uit het binnenland, maar niet uit Brussel. Omdat de gemeente weigert aanvullende belasting te heffen op de personenbelasting, doet de Vlaamse overheid moeilijk. ‘Ze willen niet begrijpen dat ons belastingsysteem socialer is’, zegt eerste schepen en schepen van Financiën Maxim Willems. ‘Eigenlijk doen wij aan vermogensbelasting. Personenbelasting is er voor mensen wier inkomen bekend is. En omdat we hier vooral handelaars en vrije beroepen hebben, is dat niet evident. Dus halen we het geld waar het zit.’
Knokke pakt zijn rijken aan? Welja, in zekere zin. Het leeuwendeel van de inkomsten put de gemeente uit de opcentiemen op de onroerende voorheffing: 784,3 miljoen. Hoofdzakelijk betaald door de eigenaars van huizen met een hoog kadastraal inkomen, en dus in de praktijk meestal ‘binnenlanders’ die in Knokke hun tweede verblijf hebben. In Knokke-Heist overtreffen de tweede verblijven de woningen van ingezetenen: 16.000 versus 15.000. Na de milieubelasting voor alle Knokkenaren (226 miljoen) is de derde grootste bron van inkomsten de belasting op de tweede verblijven: 161,5 miljoen.
Knokke heeft dus veel te danken aan zijn rijke vogels. Maar diezelfde vogels zijn dan ook indirect verantwoordelijk voor de groeiende sociale nood. Voor de krapte op de woningmarkt bijvoorbeeld.
‘Aan de rand van het Zoute, in de Oosthoek, staan bescheiden huisjes die de Knokkenaars ooit nog gekocht hebben voor amper een miljoen. Vijf jaar geleden belden er binnenlanders aan. Hier zie, zeven miljoen voor uw huis. Contant. Die mensen dachten dat ze het groot lot gewonnen hadden. Ze verkochten hun huis en zochten dan iets om te huren op de Lippenslaan. Maar daar was het dan te duur geworden. De kinderen van de ingezetenen leven voortdurend met de vrees of ze hier wel kunnen blijven wonen.’
***
120 miljoen heeft het OCMW in kas, tien jaar geleden was dat nog minder dan de helft. Het is nog altijd vijf miljoen minder dan wat de uitbreiding van het gemeentehuis kost. En tel daar ook maar de miljoenen bij die her en der worden besteed aan wat heet ’toerisme marketing’. Kunstwerken bijvoorbeeld, of de Internationale Dijk tussen het Zwin en Nederland, alwaar het fietspad is aangelegd met schelpen uit de Waddenzee.
‘Dat stak ook mijn ogen een beetje uit’, vindt OCMW-voorzitter André Rosseel. ‘Dat van die kunst. In het begin toch. Ik begrijp wel dat de mensen dat niet direct verstaan. Maar goed, Knokke-Heist is speciaal. We moeten hier tegelijkertijd de sociale nood lenigen en het toerisme soigneren. Het moet ook aantrekkelijk blijven voor de rijken met hun tweede verblijf.’
Hij zit broederlijk naast Maxim Willems. Niet de schepen van Sociale Zaken, maar Willems bedient de stuurknuppel van het sociaal beleid. In Knokke doen ze nog wel meer zaken graag anders dan elders in Vlaanderen. OCMW en gemeente vormen hier twee handen op een buik. Ze geven samen een nieuwjaarsreceptie. Ze opereren onder hetzelfde logo.
Zeg hier overigens niet meer OCMW, maar Sociale Dienst. Want het zijn niet alleen de buitenwereld en het gemeentebestuur die het gouden imago van Knokke-Heist hoog houden. Ook de minder gegoede bewoners spelen het spel mee, steken hun armoede weg. Ze eten desnoods alle dagen boterhammen met confituur om hun bel étage te behouden. Binnenkort hoeven ze dus niet meer naar het OCMW te sluipen, maar mogen ze gewoon het gemeentehuis binnenstappen.
‘Het is waar. We hebben te lang de ogen gesloten’, zegt Willems. ‘Jaja’, valt Rosseel hem bij. ‘Er bleef en blijft veel miserie verborgen. En laat ons eerlijk zijn, aanvankelijk moest je met een sociaal beleid ook niet aankomen bij het gemeentebestuur. Het was een ver-van-ons-bed-show. Ook voor mezelf.’
‘En onze burgemeester, graaf Lippens, is een en al oor voor de sociale noden’, gooit Jan De Groote, woordvoerder van de gemeente, er nog achteraan. ‘Er komen 580 sociale woningen bij. En Lippens laat daarvoor een expert uit Amerika komen. “Want het moet goed zijn”, zegt hij. Ook voor lagere sociale klassen wil hij kwaliteit.’
Of waarom hij liever geen frigoboxen zag op het strand. Goede smaak, rijk en arm kunnen het leren.
***
Toerisme maakt rijk. Toerisme verarmt ook.
‘Heist is dood.’
Dat zegt Vette Pol. Zo wordt hij genoemd, de uitbater van Friture Populaire in de Kursaalstraat in Heist, naast het al even onvolprezen biljarterscafé Oud België. De bijnaam zegt niets over de kwaliteit van zijn frieten. Integendeel. Die zijn, het moet gezegd, uitmuntend. En niemand bezingt mooier de liefde voor de friet dan Vette Pol. Het is het lied ook van de schaduwkant van het veranderende dorp in Vlaanderen. Met zijn megadancings, zijn winkeltempels, zijn gekloonde frituren. Een slachtoffer van het Nieuwe België, dat is Vette Pol. ‘Niemand wil nog frieten bakken. Iedereen wil zo rap mogelijk rijk worden.’
Achtentwintig jaar staat hij er al. En nog elke dag vraagt hij zich af hoe het komt dat frieten, uit dezelfde patat gesneden en in hetzelfde vet gebakken, toch verschillen van smaak naar gelang het moment van de dag. In het voorgeborchte aan de straatkant bakt hij ze. Daarachter ligt een diepe zaal, met twintig tafeltjes. En daarachter nog één, maar die is in jaren niet meer open geweest. Hij nam de zaak over van zijn moeder die hij vanaf zijn twaalfde jaar hielp. Bezwoer haar dat hij altijd zijn frieten zelf zou snijden, en altijd in puntzakjes serveren. Hij hield woord. Nog elke morgen staat hij te schillen en te wassen.
Maar de klanten staan niet meer in de rij op de stoep. Ook niet tijdens weekends of in het hoogseizoen. Ooit was de Kursaalstraat een stevige uitgaansbuurt. Maar dancing na dancing ging er dicht. Met al die oudjes in de buurt. Ze spreken daar al van vandalisme als er eens een bloem uit zijn pot wordt gerukt. Het toerisme bracht aantrekkelijker en snellere eettenten. ‘Mijn klanten weten dat ze moeten wachten. De goeien hebben dat altijd verstaan. Voor vier of vijf pakjes moesten ze geduld hebben. Goud, die kleur moeten ze allemaal hebben. Elke friet. En smelten in de mond.’
‘Als…, áls hé…’, en dan nog drie keer ‘als’ zonder meer, ‘dan…’. Hij grijpt naar zijn keel. Hij heeft het al eens geprobeerd, fluisteren ze in het dorp. Maar die wisse was zo vet. Hij gleed erdoor. Verdiende er wel zijn bijnaam mee, maar niet meer volk.
‘Vreemde lieden, eigenaardig in kleedinge, in houdinge, in gebaren en sprake’ (Impressie door Bruggelingen van foorreizigers en leurders uit het negentiende-eeuwse Houthulst)
‘En zelfmoord, mensenlief, wat een plaag. Een golf was het, voor twee jaar. Ik stond er versteld van. Alle leeftijden. Cijfers zijn er niet. Het wordt weggemoffeld. We hebben hier eens een avond voor de families georganiseerd. Het moest er maar eens allemaal uit.’
Godelieve Lanoye is voorzitter van het OCMW in Houthulst, de fusiegemeente van Houthulst, Klerken, Merkem en Jonkershove. En eigenlijk ook nog Sint-Kristoffel dat zich in de jaren vijftig afscheurde van Klerken en een eigen parochie begon. Sint-Kristoffel, patroonheilige van de reizigers. En dat was de meerderheid van de bevolking in Houthulst: seizoenarbeiders, kermisgasten, leurders vooral. Een bordje langs de weg leert dat er in Sint-Kristoffel tegenwoordig auto’s worden gewijd.
Willen ze in Knokke-Heist bewijzen dat ze armer zijn dan hun imago het wil, in Houthulst is het net omgekeerd. Willen ze in Knokke geweten hebben dat het volk er niet alleen chichi is, in Houthulst willen ze niet langer voor ruige plattelanders doorgaan die voor een half woord op de vuist gaan. Ook hier komen de verkiezingen er aan, natuurlijk. Maar toch. Op de SIF-schaal scoren ze factor 25. In 1998 waren er op een totale bevolking van 8922 (waarvan 5040 tussen 18 en 60 jaar) 174 werklozen. En 42 trekkers van een bestaansminimum. Het klopt dat Houthulst zich uit het armste Vlaanderen van de negentiende eeuw heeft opgericht, dat de inwoners hun bijnaam van Messentrekkers allang niet meer verdienen, maar het imago is taai.
Nog altijd als er een klap valt in een café, fluistert de hele streek dat ‘de Bende van Houthulst’ weer heeft toegeslagen. Ook al is die gemotoriseerde bende, met als stamcafé Het Rattenkot, al jaren geleden ontbonden. Sommigen zien nog altijd het spook van de Bende van Baekeland rondwaren. Die opereerde aan de rand van het Vrijbos. Al lag die rand ten tijde van de Bende ter hoogte van Lendelede, en niet in Houthulst, de slechte naam blijft de Houthulstenaren achtervolgen.
Brokkenmakers zijn het altijd gebleven. Wat een beschermd monument had kunnen worden, een ast, heeft onlangs ook kennisgemaakt met de loden kogel. Het stond jarenlang te koop voor een prikje. Maar niemand kon er iets mee aanvangen want het staat in landbouwgebied. Op het laatste moment is de sloop dan toch nog stilgelegd. Ze hebben er nu een half monument bij.
Nog meer brokken. Burgemeester Hubert De Groote (1938-1979), gewezen bevelhebber in het Geheim Leger, moest in 1949 ontslag nemen uit de Kamer en werd uit de CVP gestoten. Hij liet er zich iets te graag op voorstaan dat hij de hand had in de dynamitering van de IJzertoren. Dat was een eer, tot het gerecht vragen begon te stellen.
Het is niet duidelijk wat ze daar in Diksmuide van dachten. Of die vermeende naoorlogse verzetsdaad de Houthulstenaars sympathieker maakte, of juist nog zwarter. Want geboterd heeft het nooit tussen ‘de stad’ en het hinterland bezuiden de IJzer. De leurders en ander gespuis van Houthulst vonden in eigen streek geen lief en kwamen ze dan maar stropen in de boterstad.
Kathleen Haeve, sinds vijftien jaar medewerkster van het OCMW, heeft het nog meegemaakt dat werkloze Houthulstenaren kwamen klagen omdat ze in Diksmuide ‘gediscrimineerd’ werden. ‘Ze hebben zeer lang een slecht blazoen gehad en ze deden ook niets om dat op te poetsen. Houthulst was lange tijd een vergeten hoek. Te ver van Ieper en Poperinge, en niet welkom in Diksmuide.’
Verlopen volk heeft er altijd een thuis gevonden. Dat begon met de Boskanters die aan de rand van het Vrijbos bezems en manden maakten en daarmee leurden. Later kwamen er kermisgasten bij, en seizoenarbeiders die in Frankrijk naar de ‘bietencampagne’ trokken. En tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef De Groote ook zigeuners in het bevolkingsregister in om ze te beschermen tegen de bezetter. Vorige week nog kreeg een Russische familie vluchtelingen er onderdak.
‘Leurders? Ik ken er vandaag nog twee die naar Frankrijk trekken. En een paar naar West-Vlaanderen’, zegt Alain Paesbrugghe, zelf telg uit een leurdersfamilie. ‘En de seizoenarbeid is in de jaren tachtig gestopt. Nu ken ik er nog één die in ’t vlas werkt.’
Ondanks al dat rondtrekkende volk bleef Houthulst van de wereld afgesloten. En nog altijd een beetje, want ook De Lijn is de Houthulstenaren vergeten. Wie de zeven kilometer van deelgemeente Merkem naar Houthulst wil doen met de bus, moet daar een lange omweg buiten de gemeentelijke grenzen voor maken. Godelieve Lanoye heeft moeten knokken voor een WIS-computer van de VDAB en ook Kind & Gezin gunde de gemeente pas na lang aandringen een consultatiebureau.
Het is door die historische geslotenheid dat Houthulst letterlijk en figuurlijk achterlijk werd gehouden. Inteelt was er lange tijd een plaag. Degeneratie was het gevolg, veel mentaal gehandicapten, veel ziekte ook. Met twaalf dokters, vier tandartsen, vijf thuisverplegers, elf kinesisten en vijf apothekers helpen ze de groeinorm van de ziekteverzekering mee te doorbreken.
Maar dat groeit er stilaan uit. Houthulst moderniseert zich. Er komt nieuw bloed, zelfs uit Diksmuide. En voor het eerst in de geschiedenis begint er zich zowaar wat economische activiteit te ontwikkelen op het bedrijventerrein. Met ‘moderne’ problemen van dien. In menig voortuintje staan protestborden tegen de overlast van een afvalbedrijf. En die bommen op het militair domein, dat slikken ze daar ook niet langer. Straatvechters worden pacifisten.
‘Een kleine gemeente, wij?’, zegt burgemeester Maria Vandenbussche (CVP). ‘We zijn groter dan Knokke-Heist. We hebben misschien minder inwoners, maar wel meer grondgebied. Minder inkomsten dus, maar wel veel geld nodig. Want het wemelt hier van de wegen en de grachten.’ 173 kilometer gemeentelijke wegen om precies te zijn, en ettelijke kerkwegeltjes. En veel ruimtelijke wanorde.
‘Leurders begonnen altijd achteraan te bouwen’, zegt Alain Paesbrugghe. ‘Ze begonnen met de keuken waar ze dan jarenlang in leefden. En als ze later wat meer geld hadden, begonnen ze aan de straatkant hun huis te bouwen. Soms kwam dat geld er niet meer, en bleef het bij de keuken. Soms werd het opgekocht en zetten de nieuwkomers er een huis voor.’
En zo zat en zit er veel leed hier verborgen achter de gevels achter de zichtbare gevels. In de Atlas van de Achtergestelde Buurten, die gewezen minister van Stedelijk Beleid Leo Peeters (SP) liet opstellen ter voorbereiding van zijn SIF, is de regio Houthulst een zwarte vlek. Mede door het groot aantal woningen dat alle elementair comfort mist. De gemeente en het OCMW vragen zich echter af of het probleem zichzelf niet zal oplossen. Oudjes die altijd gewend geweest zijn om ‘naar de koer’ te gaan, malen er niet echt om. En straks gaan die huisjes wellicht toch over in de handen van jonge nieuwkomers die zelf wel het geld zullen ophoesten voor renovatie.
Ja, Houthulst kijkt naar de toekomst.
***
Jonkershove. De vreemde eend in de bijt. Van alle buurten in Houthulst het meest weggedrukt. En in dat gehucht ligt nog dieper verborgen de Toekomstwijk. ‘Migranten’ vooral, uit Ieper, Poperinge en verder. Scheef bekeken door diegenen die in Diksmuide altijd scheef zijn bekeken. Drieëndertig sociale woningen op twee rijen, rug tegen rug. Clan tegen clan, was het daar jarenlang. ‘Maar de bondgenootschappen wisselden van week tot week. Altijd lag er wel iemand met iemand in ruzie’, vertelt Kathleen Haeve. Sinds 1997 is de wijk uitgeroepen tot Buiten Gewone Buurt, ondersteund door de Koning Boudewijnstichting.
Sindsdien blijven de vuisten vaker op zak. De mensen hebben er weer leren praten met elkaar, in het buurtcomité. De omslag kwam er met een challenge trophy in het Vrijbos. Daar was het allen voor één en één voor allen. Voor het eerst in twintig jaar was er weer eens ‘iets te doen’. En toen kwam Rik met het idee om een wijkfeest te organiseren. In zijn keuken komt het comité nu maandelijks samen om dat feest voor de derde keer voor te bereiden. Het heeft wat overredingskracht gevergd om iedereen ervan te overtuigen dat het ‘meer moest zijn dan eten en drinken’.
‘In de jaren zestig waren er honderdvijftig cafés, in Houthulst alleen’, weet Danny, zelf zoon van een cafébaas. ‘Ik heb de tijd nog gekend dat er een politie-uur was. Om middernacht kwam de agent van politie binnen om het vat af te leggen. Dat was tegen het vechten.’
Nog altijd zijn er buitenissig veel cafés in Groot Houthulst. En de meeste altijd even leeg. Vaak zijn het OCMW-cliënten die hun leven een nieuwe wending willen geven. Na twee jaar gaan ze dan op de fles.
‘Wat is armoede ook? Hier in Houthulst eten ze liever een eitje meer en zetten ze de kachel wat lager dan naar het OCMW te gaan’, zegt Alain Paesbrugghe. ‘Maar het omgekeerde is ook waar. Houthulstenaars zijn vaak rijker dan de cijfers doen geloven. Leurders en boeren, dat laat niet graag in zijn boeken kijken. Het zijn oppotters. Er is hier een rijkdom waar de gemeente niet aankan.’
Anders dan in Knokke lopen rijken er niet te koop met hun vermogen. Bijna wekelijks moet de politie ergens de schade gaan opmeten van een diefstal. Vorige week nog werd het OCMW bestolen. Drie computers weg, zijnde de hele inboedel van het lokaaltje waar senioren hun weg leren zoeken op het internet. Moderne tijden, nietwaar.
Foto’s Patrick De Spiegelaere
Filip Rogiers