Judasserij, haat en nijd. Ziedaar kort samengevat de drie belangrijkste beweegredenen voor de nu al jaren durende hetze van Knack tegen Marc Verwilghen. Tevens het bewijs van hoe groot onze invloed op het maatschappelijke reilen en zeilen is. Afgezien van onze chef-wetenschappen, die geneeskrachtige technieken ontwikkelt en moorden oplost, is die invloed nul komma nul. Zo simpel is de waarheid.
Onze chef-Wetstraat voert al een kruistocht tegen Verwilghen van toen Dutroux nog niet gearresteerd was. Toen al schreef hij dat de Commissie-Dutroux ten onder zou gaan aan het van mediocriteit bol staande optreden van haar voorzitter. En hij is met deze kwaadsprekerij doorgegaan, ook in de periode dat kritiek op Verwilghen een gerechtvaardigde grond voor standrechtelijke executie was. Wat enkele leden van witte comités ook daadwerkelijk geprobeerd hebben, maar die waren bij onze chef-Wetstraat al evenzeer aan het verkeerde adres als in de Goede Haardlaan te Heverlee.
Verwilghen is in dit blad voor zowat alles versleten, uitgenomen voor een intelligent en vakbekwaam politicus. Resultaat: twee keer na elkaar verkozen tot Man van het jaar van Knack, en met meer dan vierhonderdduizend stemmen regelrecht het ministerie van Justitie binnengebombardeerd. Als minister. Was het als bode geweest, onze chef-Wetstraat had er mogelijk geen zaak van gemaakt, al zou hij zijn misprijzen voor deze politieke benoeming ook niet verborgen hebben. Maar als minister, Verwilghen? Nee, dat ging te ver.
Van Cauwelaert riep zijn collega-hoofdredacteur Frank De Moor voor een conclaaf naar een geheim gebleven plaats in het Pajottenland. Daar werden de taken verdeeld op een manier die zowel logisch als vernuftig was: onze chef-Wetstraat zou het politieke onvermogen van Verwilghen aan de kaak stellen, zijn juridische onkunde zou uitvoerig worden belicht door onze chef-justitie.
Sinds dat fatale weekend slaapt Verwilghen niet meer gerust. Zeker niet in de nacht van dinsdag op woensdag, wanneer in Roeselare de mannen van onze drukkerij vermoeid maar tevreden hun jassen van de haak grissen en door de donkere nacht huiswaarts keren, zich afvragend wie in ’s hemelsnaam honderd twintig frank veil heeft voor wat zij net van hun persen hebben zien rollen.
De angst voor de wekelijkse verschijningsdag van Knack is terecht. Alles waarbij de minister de voorbije vier jaar van dichtbij of veraf betrokken is geweest, is in dit blad met de grond gelijkgemaakt. Het door Renaat Landuyt nochtans meeslepend voorgelezen rapport van zijn commissie, zijn boek met complottheorie, zijn snelrecht, zijn veiligheidsplan, zijn justitiehervorming, zijn gedepolitiseerde benoemingen in het Luikse gerecht, de tweede aanhouding van Michel Nihoul… dat alles kwam, verpakt in een vernietigende analyse, als een boemerang vanuit Knack in zijn gelaat gevlogen. ‘En dat speculum draai ik hem ook nog wel door zijn broek’, gromde onze chef-justitie, die als hij zich eenmaal in iemand heeft vastgebeten niet geneigd is snel te lossen. Voor meer inlichtingen hieromtrent: Lippens, het Zoute.
Verwilghen verdedigde zich met de middelen die hij had, en die waren schamel. Zo weigerde hij onze chef-Wetstraat de hand te drukken, en was hij slechts bereid tot een interview indien dat niet zou worden afgenomen door onze specialist justitie. Voor een minister van Justitie een veelzeggende redenering. Op een dag nodigde zijn woordvoerster Rosanne Germonprez, in een ver verleden vakbondsafgevaardigde van Knack, onze hoofdredacteurs uit om hen tot een mildere houding te bewegen. In een Spaans restaurant. Paella met natuuraardappelen!
Bij een ander had het misschien gepakt. Maar aangezien macht erotiserend werkt op vrouwen, hebben mannen als onze chef-Wetstraat en onze chef-justitie ze voor het uitkiezen. Voor de eerste is onberispelijk Frans een conditio sine qua non. En de tweede heeft graag dat ze, eens het moment van juichen nadert, de code pénal beginnen op te zeggen.
Lang geleden heeft hij eens te doen gehad met een jonge en veelbelovende juriste die begon bij ‘Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een criminele straf, is een misdaad’ (art 1), en vervolgens moeiteloos doorging tot bij ‘Misdaden en wanbedrijven van leveranciers’ (art 292). Toen onze chef-justitie drie dagen later weer bij bewustzijn kwam, schreef hij de kandidate een beleefd briefje dat hij helaas een ander geloof aanhing. Die Rosanne mocht het dus zeker schudden. De Moor moet al niet weten van mensen die aangesloten zijn bij een ziekenfonds, laat staan van een déléguée van de vakbond.
Het uitsturen van Germonprez was de druppel die de emmer deed overlopen. Elkaar bestrijden mag, maar niet met zulke middelen. En dus kreeg, na het opstappen van zeven kabinetsmedewerkers onder wie de kabinetschef, Verwilghen vorige week pas echt de volle laag. ‘Wie hem gelooft, kent hem niet, en wie hem kent, gelooft hem niet’, citeerde onze chef-justitie monkelend enkele getuigen van de balie van Dendermonde.
Waarna hij eerst nog een kleine sneer gaf naar professor De Ruyver, die hem indertijd had tegengesproken over de kwaliteit van het rapport van de Commissie-Dutroux. Volgens onze chef-justitie was dat ondermaats, volgens De Ruyver was het zeer hoogstaand. Voornamelijk omdat hij het zelf had geschreven. De Ruyver veranderde nadien van kamp, weigerde kabinetschef te worden bij Verwilghen, trouwde met Annemie Nys, en werd voorzitter van basketbalclub Siemens Gent. En dat met telkens catastrofale gevolgen.
Na De Ruyver voerde De Moor de adembenemende adjunct-kabinetschef Carine Grevendonk ten tonele, noemde haar Madame de Pompadour, goochelde met termen als ‘liaisonofficier’ en ‘alkoofpolitiek’… om kort te gaan: dat kabinet is nog erger dan onze redactie.
De nieuwe kabinetschef, Luc De Clerck, las het artikel op de trein tussen Brugge en Brussel, waar hij zijn contract ging ondertekenen. In Oostkamp trok hij aan de noodrem en keerde te voet naar huis terug.
Koen Meulenaere