Het ontslag van de regering-Leterme is het voorlopige sluitstuk van tien jaar mediocratie in de Wetstraat. De geloofwaardigheid van een hele politieke generatie ligt aan diggelen. Hoe is het zover kunnen komen? Knack maakt het rapport van het federale beleid sinds 1999.
Staatsmanschap. Iedereen heeft er dezer dagen de mond van vol, maar zelden was het zo’n schaars goed in de Wetstraat. Als de recente vaudeville van de regering-Leterme één ding duidelijk heeft gemaakt, dan is het wel dat politici zich dringend moeten bezinnen. Over de echte prioriteiten in dit land, maar ook over hun eigen deontologie. Dat ministers zich de afgelopen maanden met de rechtsgang bemoeiden, is natuurlijk zeer erg. Maar het allerergste is dat premier Yves Leterme (CD&V), ondanks het oordeel van de hoogste magistraat van het land, blijft beweren dat hij niets fout heeft gedaan. In zijn beruchte brief aan minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V), die afgelopen week als enige echt de eer aan zichzelf hield, geeft hij toe dat hij wel degelijk vertrouwelijke informatie over de gerechtelijke procedure in de Fortiszaak heeft gekregen. Dat hij daar achteraf niets mee heeft gedaan, vindt hij volstaan als excuus. Nog stuitender: Leterme liet ondertussen zelfs weten dat hij geen rol meer wil spelen in een nieuwe regering zolang hij niet van alle blaam gezuiverd is. Die hele episode wijst op z’n minst op toenemende normvervaging in de politiek.
Eerder kwam minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael(Open VLD) al in opspraak in verband met gecontesteerde benoemingen bij de politie. Dewael vond dat hij recht in zijn schoenen stond en dus niet hoefde op te stappen. Kort daarna kreeg de Open VLD alweer een nieuw schandaal te verwerken: een gerechtelijk onderzoek naar mogelijke handel met voorkennis in Fortisaandelen waar minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht bij betrokken was. Ook De Gucht was ervan overtuigd dat hij geen enkele fout had gemaakt. Daarbij kwam nog dat de regering-Leterme al maandenlang een non-beleid voerde. Dat komt natuurlijk door de uitputtende communautaire impasse, maar ook door de middelmatigheid en bijwijlen gênante zelfingenomenheid van sommige hoofdrolspelers. Het optreden van de premier zelf is daar het beste voorbeeld van. Toch is het te kort door de bocht om de regering-Leterme van alles de schuld te geven. Dat de jongste regeringsploeg er zo weinig van heeft gebakken, komt ook door de beladen erfenis van acht jaar paarse regeringen.
‘Ik wil dit land uit zijn middelmatigheid halen’, zei toenmalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD) in Knack aan de vooravond van de federale verkiezingen van 2007. Nochtans had hij daar acht jaar lang alle tijd voor gehad. In 1999 nam hij de leiding op over de eerste paars-groene regering, vanaf 2003 stond hij vier jaar lang aan het roer van een paarse coalitie, en eind vorig jaar mocht hij na de mislukte formatiepoging van Leterme ook nog een paar maanden lang Verhofstadt III leiden.
Verhofstadt I kon wel een doorbraak forceren in een aantal delicate ethische dossiers, zoals euthanasie en het homohuwelijk. Maar de opendebatcultuur bracht vooral verwarring, en het Hotelakkoord met Swissair over Sabana was op z’n zachtst een regelrechte flater en leidde tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Daaruit bleek dat de lakse houding van de regering mee de oorzaak was voor het faillissement van Sabena. Premier Guy Verhofstadt en de ministers Elio Di Rupo (PS), Rik Daems (Open VLD) en Johan Vande Lanotte (SP.A) kwamen er geschonden uit.
De regering-Verhofstadt II wist bij tijden de indruk te wekken dat ze het land (goed) bestuurde, maar schoof ondertussen meer en meer problemen onder de mat. Perceptie werd belangrijker dan echte beslissingen. Over een staatshervorming werd niet meer gepraat, de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde werd vlotjes naar de volgende regering doorgeschoven. De begrotingen werden creatief gebricoleerd om toch maar de schijn van een evenwicht te wekken. Opvallend was ook dat het politieke debat wel erg vaak draaide rond symbooldossiers of in wezen weinig relevante voorstellen, zoals de stookoliecheque van Freya Van den Bossche (SP.A). De essentie werd uit het oog verloren, voor de aankomende vergrijzing werd bijvoorbeeld geen spaarpotje aangelegd.
In de aanloop naar de federale verkiezingen van vorig jaar was al overduidelijk dat de ploeg na Verhofstadt de buikriem zou moeten aanhalen, verrotte dossiers op tafel zou krijgen en allerlei gordiaanse knopen zou moeten doorhakken. Yves Leterme en co. bleken daarvoor een maatje te klein. Er was geen bezieling, geen visie, geen eensgezindheid. De regeringspartijen gooiden elkaar wanneer ze maar konden een stok tussen de benen. De premier beschikte noch over de leiderscapaciteiten, noch over de onderhandelingsvaardigheden, noch over de moed om zijn 800.000 voorkeurstemmen te verzilveren en ‘goed te besturen’ – de belofte waarmee hij de verkiezingen gewonnen had. Zijn coalitiepartners wantrouwden hem van bij het begin, en zelfs zijn eigen partij stond niet unaniem achter hem. Van bij zijn eedaflegging beweerden kritische partijgenoten dat Leterme de Wetstraat 16 pas weer zou verlaten als hij buiten zou worden gedragen. Dat is afgelopen week ook gebeurd.
Wie Leterme ook opvolgt en hoelang de lijdensweg van deze regering ook wordt gerekt, het ziet ernaar uit dat een hele politieke generatie de voorbije jaren is opgebrand. Sommigen raakten beschadigd in een of ander schandaal, anderen zijn op cru-ciale momenten gewogen en te licht bevonden. De vraag is wie er klaarstaat om het roer over te nemen. Zowel bij CD&V als bij Open VLD werd de volgende generatie vakkundig uitgeschakeld omdat de ministers doodsbang waren voor interne concurrentie, bij de SP.A verloopt de verjonging na het verkiezingsdebacle ook niet erg vlot. De debutanten die vandaag door die partijen worden klaargestoomd, zijn veel te pril en te bleu om in de huidige precaire omstandigheden regeringsverantwoordelijkheid op te nemen én tot een goed einde te brengen. Wel hebben de regeringspartijen nog een hoop talent achter de schermen klaarstaan: academici en andere experts die uitstekende vakministers zouden kunnen worden en misschien wel beter in staat zijn om de schade op hun terrein te beperken dan veel politici.
De ploeg die de huidige regering ooit opvolgt, zal het in elk geval zwaar hebben. Zij zullen moeten rechttrekken wat een decennium lang is scheefgegroeid. Een overzicht.
BEGROTING
Jarenlang hebben de regeringen Verhofstadt I en II gezegd dat hun begrotingen in evenwicht waren. Maar met de goede economische conjunctuur en de lage interesten in die periode hadden ze makkelijk overschotten kunnen boeken. Het geld werd echter uitgegeven. Bovendien werden die begrotingsevenwichten bereikt met trucs en eenmalige maatregelen, zoals de verkoop van gebouwen, de overname van pensioenfondsen, of belastingen wat vroeger innen en later terugbetalen. De kritiek van vooraanstaande economen, het Internationaal Monetair Fonds en de Nationale Bank dat we de rekening later dubbel en dik gepresenteerd zouden krijgen, werd weggehoond. Ondertussen werd er geen geld opzijgelegd voor de vergrijzing. Minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) lanceerde wel het Zilverfonds, maar dat was en is een lege doos.
Dat de begrotingen onder Paars niet zo mooi in evenwicht waren als werd voorgesteld, werd een paar maanden geleden pijnlijk duidelijk. Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie, liet weten dat vijf van de acht begrotingen (2002, 2003, 2004, 2005 en 2007) van Paars feitelijk met een tekort eindigden. Jarenlang werden de zaken op begrotingsvlak dus veel te rooskleurig voorgesteld.
Dat was niet anders met de regering-Leterme. Toen die op 14 oktober 2008 haar begroting voorstelde, was die ook alleen in theo-rie in evenwicht. Men was immers van veel te optimistische groeicijfers uitgegaan. Na lang aarzelen werden de cijfertjes herzien: als gevolg van de financieel-economische crisis was de laatste schatting van de regering dat het begrotingstekort in 2009 zou uitkomen op 1,8 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Maar die begroting moet nog steeds goedgekeurd worden in het parlement. Premier Leterme gaf onlangs toe dat we voor 2012 geen begroting in evenwicht meer mogen verwachten. Dat betekent dat er tot dan ook geen spaarpotje kan worden aangelegd om de vergrijzingskosten op te vangen.
Alle mooie woorden ten spijt eindigden de laatste tien jaar dus zeven begrotingen in het rood en werd er geen geld opzijgezet om de kosten van de vergrijzing op te vangen.
financiën
Al sinds het aantreden van de regering-Verhofstadt I is Didier Reynders (MR) minister van Financiën. Hij hervormde de personen- en de vennootschapsbelasting, de aanslagbiljetten kunnen nu via het internet worden ingevuld, en er werd een fiscale amnestie doorgevoerd die de schatkist 500 miljoen euro opleverde. Tot groot genoegen van de bedrijven werd een notionele-interestaftrek geïntroduceerd, maar er kwam zeer veel kritiek, zeker toen bekend werd dat zelfs de Nationale Bank het systeem gebruikt had om minder belastingen te hoeven betalen. Of de notionele-interest-aftrek iets bijdroeg tot meer werkgelegenheid, zoals de regering beweerde, is zeer de vraag. Ondertussen weigerde Reynders de verantwoordelijkheid te nemen voor een rekenfout bij Financiën uit 2006 van 833 miljoen euro. In 2008 werden de belasting-inkomsten dan weer met 1,1 miljard euro overschat.
De voorbije jaren beweerden de regeringen steeds dat de belastingdruk verminderde. Maar telkens als er een verlaging werd doorgevoerd, werd die elders gecompenseerd. Dat was zo onder Paars, maar ook bij de regering-Leterme: uit het stabiliteitsprogramma bleek dat de belastingdruk zou stijgen van 46,6 procent van het bbp in 2007 tot 47,2 procent in 2011.
Het ergste is dat het departement Financiën na tien jaar Reynders nog altijd een puinhoop is. Zowel aan de top als bij de plaatselijke kantoren van de belastingdiensten heerst een algemene malaise. Er zijn nog steeds klachten over ondermaatse fiscale controles in Antwerpen en Brussel, en de fiscale wetgeving is nog altijd veel te ingewikkeld, niet alleen voor de burgers maar ook voor de belastingambtenaren.
Wel zorgde Reynders ervoor dat zijn kabinetschefs, die elkaar in snel tempo opvolgden, op mooie sleutelposities werden benoemd.
economische groei
België kende tijdens de Paarse regeringen een economische groei van gemiddeld 2 procent per jaar. In de eurozone bedroeg die groei gemiddeld 1,9 procent. Vooral in de periode 2001-2006 lag de groei bij ons hoger dan in de rest van de eurozone. Volgens de liberalen kwam dat dankzij belastingverminderingen, waardoor de gezinnen meer konden consumeren en de economie dus kon groeien. Dat wordt echter niet door de cijfers bevestigd, want tijdens die periode nam de privéconsumptie niet echt toe.
Wel groeide de overheidsconsumptie in België meer dan elders: er werd veel geld uitgegeven aan lonen van overheidspersoneel, subsidies aan bedrijven en dienstencheques. Dát heeft onze groei opgepompt. Opvallend is ook dat we dubbel zoveel geld stopten in nieuwbouw en renovatie van gebouwen als de rest van de eurozone. Dan wordt verwezen naar de fiscale amnestie uit 2004, waarbij 5,7 miljard euro naar België terugvloeide, dat voor een groot deel in vastgoed werd geïnvesteerd.
De regering-Leterme werd aanvankelijk geconfronteerd met stijgende inflatie en torenhoge energieprijzen, maar nam geen echte maatregelen. Met het uitbreken van de kredietcrisis na de zomer van 2008 stuikte de economische groei wereldwijd in elkaar. De regering bleef lange tijd uitgaan van 1,2 procent groei in 2009, maar iedereen is het er ondertussen over eens dat de groei licht negatief zal zijn. De regering presenteerde recent een economisch herstelplan. Volgens de meeste waarnemers: het is too little, too late.
werk
Iedereen aan het werk. Dat was tien jaar geleden het motto van de actieve welvaartsstaat. Er zou geïnvesteerd worden in mensen, opleiding en werk. Zo moesten meer mensen aan de slag, zodat onze sociale zekerheid voldoende geld zou hebben. Niet onbelangrijk met het oog op de vergrijzing. En er was het Generatiepact, een eerste aanzet om de uitstap uit het arbeidsproces te vertragen. Maar aan het eind van de paarse regeringen was de werkloosheid in België voor het eerst in meer dan tien jaar hoger dan het Europese gemiddelde.
Premier Guy Verhofstadt wou tussen 2003 en 2007, in vier jaar dus, 200.000 nieuwe jobs creëren. Er is al heel veel over gediscussieerd of dat cijfer al dan niet gehaald werd. Volgens het Instituut van de Nationale Rekeningen kwamen er tijdens acht jaar Paars 290.000 jobs bij. De eerste vier jaar 130.000, de laatste vier jaar 160.000. 70 procent van die banen werd gesubsidieerd via dienstencheques of waren aanwervingen door de overheid.
Het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat echt actief is (de zogenaamde werkgelegenheidsgraad) is een goede indicator om het arbeidsmarktbeleid te evalueren. In 2000 was dat in België 60,5 procent, in 2007 61,8. In vergelijking met het gemiddelde van de Europese landen is dat niet goed: daar steeg de werkgelegenheidsgraad van 62,1 (in 2000) tot 65,3 (in 2007). Europa wil dat tegen 2010 70 procent van de bevolking op arbeidsleeftijd aan de slag is. Uit alle cijfers blijkt dat er grote regionale verschillen zijn: de werkgelegenheidsgraad in Vlaanderen bedroeg in 2007 bijna 66 procent, in Wallonië 56,7 en in Brussel 54,6 procent. In Vlaanderen moeten vooral de vijftigplussers langer aan het werk worden gehouden, in de rest van het land moet de werkloosheid fors worden teruggedrongen. Tijdens de regering-Leterme gebeurde er niets: minister van Werk Joëlle Milquet (CDH) botste voortdurend met haar Vlaamse tegenhanger, Frank Vandenbroucke (SP.A). De regering nam wel het interprofessioneel akkoord over, waarin lastenverlaging voor bedrijven en koopkrachtverhogingen opgenomen waren. De regering maakte er meteen het belangrijkste onderdeel van haar herstelbeleid van.
staatshervorming
In 2000 en 2001 sloten de paars-groene regeringspartijen en de Volksunie met het Lambermontakkoord de vijfde staatshervorming af. Daarbij kregen de gewesten bijkomende bevoegdheden (buitenlandse handel, landbouw, toezicht op de lokale besturen, een aantal belastingen), en kwam er een herfinanciering van de gemeenschappen. Daarna stak premier Guy Verhofstadt de communautaire discussie in de koelkast. België kende een periode van communautaire rust, waarbij de regeringsleiders van de deelstaten zelfs bij elkaar op de koffie gingen.
Maar in 2004 stond de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde weer boven aan de agenda door een arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat had de regering zelf veroorzaakt door elders in het land provinciale kieskringen in te voeren. In het federale regeerakkoord van Verhofstadt II stond dat het probleem ‘onverwijld’ moest worden opgelost. De onderhandelaars raakten het echter niet eens, en uiteindelijk stapte Spirit (tegenwoordig en tot nader order de VlaamsProgressieven) woedend op. De kwestie werd doorgeschoven tot na de verkiezingen van 2007. Oppositie-leider Yves Leterme verkondigde dat het niet meer dan vijf minuten politieke moed vergde om B-H-V te splitsen.
Het was het kartel van CD&V en N-VA dat de verkiezingen van 2007 won met een uitgesproken communautair programma. De formatieonderhandelingen liepen echter al snel vast op een duidelijk non van de Franstaligen. In het voorjaar van 2008 werd er uiteindelijk een bijzonder mager eerste pakket van de staatshervorming vastgelegd, maar dat is nog steeds niet goedgekeurd door het parlement. Van een tweede pakket kwam nog niets in huis, net als van de splitsing van B-H-V. Na het geweigerde ontslag van Leterme en een rapport van drie koninklijke bemiddelaars werd na de zomer besloten de communautaire onderhandelingen te laten voeren door vertegenwoordigers van de gemeenschappen. Tot op vandaag zonder resultaat.
defensie
Vanaf 1999 voerde minister van Defensie André Flahaut (PS) trouw het regeerakkoord uit: hij streefde naar een klein en flexibel leger, dat zich vooral op humanitaire opdrachten toelegde. Het Belgische leger was goed op weg om een moderne strijdmacht te worden, maar de hoge personeelskosten vormden een probleem. Daarom werd beslist om het leger tegen 2015 via natuurlijke afvloeiingen in te krimpen. De eigengereide stijl van de minister wierp echter een schaduw over zijn beleid. Zo kocht hij wel erg veel legermaterieel aan in Wallonië of zelfs in zijn eigen electorale wingewest Waals-Brabant. Bovendien zag hij er geen graten in om de Congolese president Joseph Kabila een eredoctoraat van de Koninklijke Militaire School te beloven, of met een legerhelikopter naar Hasselt te vliegen om er de klimaatfilm van Al Gore te gaan bekijken.
Na acht jaar werd Flahaut opgevolgd door zijn grootste kwelduivel: Pieter De Crem (CD&V). De Crem wou van België weer een betrouwbare partner maken voor de VN, de NAVO en de EU. Hij deed ook inspanningen om de banden met de VS weer aan te halen, want volgens de christendemocraten hadden de paarse regeringen zich niet afzijdig mogen houden van de war on terror. De Crem wou weer een écht leger, dat kan vechten als dat nodig is. Hij stuurde meer soldaten naar Afghanistan, en was een groot pleitbezorger van deelname aan een Europese overbruggingsmacht in Oost-Congo. Ondertussen voerde hij besparingen door om meer geld vrij te maken voor buitenlandse operaties en wou hij de humanitaire missie in Libanon opdoeken. De oppositie noemde hem spottend ‘minister van Oorlog’.
buitenlands beleid
‘Ik ben geen diplomaat, ik ben een politicus’, zei Louis Michel (MR) kort na zijn aantreden als minister van Buitenlandse Zaken in 1999. Al snel bleek dat helemaal te kloppen. Michel ging vaak op zijn gevoel af, zonder veel rekening te houden met wat diplomaten wenselijk achtten. Eerst riep hij de Belgen op om niet meer in Oostenrijk te gaan skiën omdat daar de extreemrechtse partij van Jörg Haider in de regering zat, en vervolgens gaf hij de Italiaanse regering-Berlusconi een nul op tien. België joeg in die pe-riode ook de Verenigde Staten de gordijnen in met de genocidewet, waardoor schenders van mensenrechten in ons land konden worden aangeklaagd en berecht. De Amerikanen vreesden dat landgenoten in België vervolgd zouden worden en dreigden er zelfs mee de NAVO uit Brussel weg te halen. De relaties met de VS raakten nog meer verzuurd toen ons land zich kantte tegen een eventuele NAVO-operatie in Irak.
Ook Michels opvolger, Karel De Gucht, was geen geboren diplomaat. Wel bracht hij rust op zijn departement, en hechtte hij veel meer belang aan de mening van zijn diplomaten. Al snel wist hij ook de plooien tussen België en de VS weer glad te strijken. Van bij het begin van zijn ministerschap gaf De Gucht openlijk kritiek op de Congolese politieke klasse. Dat president Joseph Kabila daardoor niet meer met hem wil praten, lijkt hem amper te deren.
De afgelopen tien jaar is België dus een meer zelfbewuste buitenlandse koers gaan varen. Op zich is daar niets mis mee. Alleen gingen de bevoegde ministers geregeld over de schreef met al te krasse uitspraken en rolde De Gucht de jongste maanden vechtend over de straat met zijn voorganger (en ondertussen Europees commissaris) Michel, met de houding tegenover Congo als inzet.
asiel en migratie
Tot op vandaag blijven immigratie en asiel zwaarbevochten thema’s, en dat leidde tot een non-beleid. In 2000 werd de snel-Belgwet ingevoerd. Sommigen hoopten op die manier het controversiële migrantenstemrecht te kunnen omzeilen. Toch verziekten discussies over het migrantenstemrecht later de sfeer binnen de paarse regering en vooral binnen de Open VLD. In 2004 keurde het parlement een wetsontwerp goed waardoor vreemdelingen van niet-Europese afkomst die langer dan vijf jaar in ons land zijn aan de gemeenteraadsverkiezingen mogen deelnemen.
Onder Paars daalde het aantal asielzoekers, maar het uitwijzingsbeleid was een puinhoop door een gebrek aan coherentie en systematiek. Ook op de regularisaties kwam er veel kritiek: de criteria waren niet helder, de macht van de minister van Binnenlandse Zaken was te groot.
In de regering-Leterme probeerde minister van Migratie- en AsielbeleidAnnemie Turtelboom (Open VLD) de criteria voor de regularisatie van vreemdelingen eindelijk vast te leggen, maar daarbij kwam het tot een openlijk conflict met de Franstalige socia-listen en christendemocraten, zodat er nooit duidelijkheid kwam. Volgens CDH kon alleen de premier het dossier nog oplossen. Zover kwam het niet.
justitie en veiligheid
De voorbije jaren ontstond er geregeld grote ophef over het falen van Justitie en van de veiligheidsdiensten. De ontsnapping van DHKP-C-kopstuk Fehriye Erdal, de vrijlating van de Albanese topgangster Victor Hoxha, de 28 gedetineerden die uit de gevangenis van Dendermonde ontsnapten, de aanwezigheid van Mariusz O. op een voetbalwedstrijd: het was allemaal voorpaginanieuws.
Bij de politie werd er grote vooruitgang geboekt. De politiehervorming, ontworpen in 1998 en tijdens de paars-groene regeerperiode ingevoerd, bracht een einde aan de oorlog tussen de vroegere rijkswacht, de gerechtelijke en de gemeentepolitie.
Maar Justitie was onder Paars vooral een verhaal van uitgestelde investeringen, een onderbemande magistratuur, problemen om opgelegde straffen ook te kunnen uitvoeren, en een middeleeuws gevangeniswezen. De noodzakelijke modernisering van Justitie werd niet doorgevoerd, het Phenix-project om alle informaticasystemen met elkaar te verbinden mislukte. Sommigen wijzen erop dat dit niet alleen de schuld is van voormalig minister van justitie Laurette Onkelinx (PS) en haar voorganger Marc Verwilghen (Open VLD), maar ook van de magistratuur, die zich steeds verzette tegen grote hervormingen.
In de regering-Leterme kwamen de bevoegde ministers voor politie en justitie allebei in opspraak. Patrick Dewael (Open VLD) door onregelmatigheden op zijn kabinet, Jo Vandeurzen (CD&V) wegens beïnvloeding van de rechtsgang in het Fortisdossier.
DOOR ANN PEUTEMAN EN EWALD PIRONET