Grondwetspecialist Robert Senelle schreef samen met jurist Filip Goddevriendt van Oyenbrugge een Proeve van Grondwet voor Vlaanderen.

‘Omdat alle deelstaten in alle federale landen een eigen grondwet hebben’, daarom zette grondwetspecialist Robert Senelle zich, samen met Filip Goddevriendt van Oyenbrugge, aan een nieuwe Proeve van Grondwet voor Vlaanderen, een nieuwe versie zeg maar van de Proeve van Grondwet die in 1996 werd opgesteld.

ROBERT SENELLE: Uitgangspunt voor deze Proeve van Grondwet is dat het koninkrijk België een federale staat is, maar dat er eigenlijk geen deelstaten zijn. In alle federale staten zijn er deelstaten: in Zwitserland de kantons, in Duitsland de Länder, in de VS de States en in Canada de provincies. Een federale staat zonder deelstaten is gewoon niet werkzaam.

Tweede onderliggende idee: de twee-ledigheid van België. Die tweeledigheid is een historisch feit dat van 1830 tot het begin van de 20e eeuw werd genegeerd.

De Waalse socialist Jules Destrée was de eerste die het in 1912, in zijn Brief aan de Koning, openlijk aan de orde stelde. Maar het is pas echt tot uiting gekomen bij het begin van de jaren 1960, bij het vastleggen van de taalgrens. België bestaat vandaag uit twee volkeren, met een eigen identiteit en met een eigen cultuur.

Richtinggevend bij de uitwerking van deze Proeve van Grondwet waren twee documenten: de resoluties van het Vlaams Parlement van 1999 en de overigens uitstekende toelichting van de Vlaamse regering voor het Octopusoverleg in februari 2008.

Maar waarom een nieuwe Proeve van Grondwet? Er was toch die van 1996?

SENELLE: Omdat alle deelstaten in alle federale staten een eigen grondwet hebben. Tussen haakjes: de monarchie blijft in onze denkoefening behouden, omdat de republiek België geen schijn van een overlevingskans heeft. Hoe zou een verkozen Vlaamse president druk kunnen uitoefenen op Waalse partijen om samen met de Vlamingen in een regering samen te werken?

Met de Proeve van Grondwet van 1996 hebben de magistraten van de Raad van State baanbrekend werk verricht. Het gaat hier om een uitstekend constitutioneel denkstuk, waar wij ons voor bepaalde delen van de nieuwe Proeve op hebben geïnspireerd.

Waar ligt dan het grote verschil met de tekst van 1996?

SENELLE: Omdat België in deze versie radicaal wordt omgevormd tot twee deelstaten, twee autonome regio’s. De federalisering is nu ook veel verder doorgedreven dan wat men in 1996 voor ogen had. De huidige Proeve gaat ook uit van een zeer ruime fiscale autonomie van de deelstaten.

In de grondwet van 1996 was er nog sprake van gemeenschappen en gewesten. De huidige heeft het over deelstaten.

Overigens, Vlaanderen is in de feiten nu al een deelstaat, omdat het de bevoegdheden van gewesten en gemeenschappen heeft gebundeld. Dat is ook verhelderend geweest bij het huidige denkwerk. Dat, en het feit dat de werkbaarheid van Vlaanderen als deelstaat tot nog toe goed is aangetoond door het voortreffelijke bestuur van de opeenvolgende minister-presidenten Gaston Geens (CVP), Luc Van den Brande (CVP), Patrick Dewael (Open VLD), Yves Leterme (CD&V)en Kris Peeters (CD&V).

Maar er zijn toch een aantal opmerkelijke verschillen?

FILIP GODDEVRIENDT: Zeker wat de grondrechten aangaat. Die bieden aan de deelgebieden de mogelijkheid om eigen accenten te leggen, zonder de eenheid van België te ondermijnen. Er blijft tenslotte één Grondwettelijk Hof. Het principe van de maximale bescherming, zoals voorzien in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, blijft overeind. En dat is heel belangrijk, zeker voor het imago van Vlaanderen.

Wij hebben bovendien rekening gehouden met de nieuwste technologische ontwikkelingen. In Nederland bijvoorbeeld hebben ze het over digitale grondrechten. Zeker in de privacybescherming moet daar rekening mee worden gehouden. In 1996 was dat probleem er nog niet.

Als we spreken over de economische, sociale en culturele ontwikkelingen, dan is het van belang daarbij alle mogelijkheden te vermelden. Om maar één voorbeeld te geven. Het Belgisch Staatsblad kan alleen nog via internet worden geraadpleegd. Wat betekent dat de burger op de een of andere manier de elementaire toegang tot het internet wordt verzekerd. De Commissie voor Digitale Grondrechten heeft hierbij inspirerend gewerkt.

Andere elementen zijn het recht op eigendom en de vrijheid van ondernemen. Dat staat ook in de federale grondwet. Maar wanneer we dat gaan toepassen in Vlaanderen, dan moet ook rekening worden gehouden met de bevoegdheden toegewezen aan de deelstaten. Binnen dat kader hebben we de rechten maximaal omschreven.

Een ander verschil met 1996: het gelijkheidsbeginsel – een fundamenteel beginsel. Voor belastingen en onderwijs werd dat gelijkheidsprincipe destijds niet opnieuw vermeld. Daar is toen heel wat kritiek op gekomen. Daarom leek het ons belangrijk om nog eens de nadruk te leggen op dat gelijkheidsbeginsel.

U hebt in de nieuwe Proeve ook een vrij uitgebreid hoofdstuk Financiën opgenomen?

GODDEVRIENDT: De algemene legaliteits- en gelijkheidsbeginselen werden herno-men. Het verschil met de Proeve van 1996 bestaat hierin dat wij die gelijkheid in fiscale zaken weer in herinnering hebben gebracht.

Wat de financiën betreft, is de kwaliteit van de wetgeving van belang. Die moet voor elke burger transparant zijn. Vandaag is die veel te ingewikkeld. En er moet rekening worden gehouden met het draagkrachtbeginsel. Dat is de voorbije jaren vaak aan bod gekomen. In veel Duitse deelstaten werd dat beginsel ook opgenomen in de grondwet. Dat is een meerwaarde.

U stelt ook nadrukkelijk een ‘deelstatelijke solidariteit’ aan de orde?

GODDEVRIENDT: Omdat met die deelstatelijke solidariteit zeer omzichtig dient te worden omgesprongen, zo niet evolueren we naar unitarisme of naar separatisme. Die financiële transfers van de ene deelstaat naar de andere raken immers het hart van de constructie. In een democratische rechtsstaat moeten de financiën van de overheid openbaar, controleerbaar en objectief zijn. Dat is vandaag in België niet het geval.

Daarom moeten we op zoek naar middelen die ervoor zorgen dat die normen worden ingevoerd. Een uitstekend voorbeeld is de Duitse Finanzausgleich – financiële compensatie. De zogenaamde Finanzverfassung op niveau van de federale bondsstaat – in artikel 107 van de federale grondwet – regelt die Finanzausgleich. Het is misschien ongewoon dat dit voor een deelstaat gebeurt op het federale niveau, toch is het vitaal dat een algemeen belang wordt geschapen, om aan te geven in welke context Vlaanderen die deelstatelijke solidariteit opvat.

Via bijzondere wetten – wat de wijziging van de federale grondwet inhoudt – moet dat systeem worden ingebouwd. Maar door dit artikel in te voeren, wordt ook duidelijk gemaakt welk systeem Vlaanderen voorstaat, namelijk dat van de Finanzausgleich, dat zijn deugdelijkheid heeft bewezen.

Sommigen zullen zeggen dat u geen aandacht hebt voor de taalminderheden.

SENELLE: Omdat er in onze denkoefening van uit wordt gegaan dat de Vlaamse overheid beslist over de toepassing van de taalfaciliteiten.

GODDEVRIENDT: Overigens, in artikel 3 met betrekking tot de maximale bescherming, wordt verwezen naar de internationale verdragen die door de federale staat en door Vlaanderen zijn goedgekeurd. Het minderhedenverdrag waar de burgemeester van Wezembeek-Oppem graag mee zwaait, werd door de federale staat nooit onderschreven.

SENELLE: Het principe dat Vlaanderen beslist over de toepassing van de faciliteiten is ook in andere federale staten van toepassing. Neem nu Zwitserland. Daar geldt het principe: ‘Qui change de canton, change de langue et de culture.’ (Wie van kanton verandert, verandert van taal en van cultuur.) Dat maakt deel uit van het Zwitserse constitutioneel gewoonterecht. Een Duitstalige die zich in Genève gaat vestigen, wordt automatisch een Franstalige. Zo gaat dat daar.

DOOR RIK VAN CAUWELAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content