Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Houtbedrijven slaan prachtige valleien in het Canadese regenwoud kaal. Zalmen en grizzlyberen worden in hun voortbestaan bedreigd. Milieuorganisaties zijn kwaad. Een bericht uit het Grote Berenbos.

Zeven otters duiken speels in de stroomversnelling. Bijna altijd komen ze met een visje boven water, waarschijnlijk een forelletje dat naar beneden spoelde. Nieuwsgierige koppen van zeehonden steken uit het water van de fjord. Een ijsduiker in prachtkleed heeft een kanjer van een haring gevangen, en verwerkt die moeizaam. Intiem samenzwemmende paartjes van de marmeralk – een zeldzame zeevogel die zijn eieren legt in dikke pakken mos hoog in eeuwenoude cederbomen – verdwijnen als een steen onder water. Deze combinatie van zee- en zoetwaterfauna doet vreemd aan.

Een lange wandeling door een oeroud regenwoud, waar zelfs op droge dagen water van de naalden druppelt, leidt naar de vallei van de Johnston-rivier. Massieve pootafdrukken tonen dat grizzlyberen het pad geregeld gebruiken. Her en der staan bomen, waarvan tot drie meter hoog een stuk schors is weggeschuurd: de grizzly’s wrijven er hun geur in de hars, als chemisch signaal van hun aanwezigheid. Vooral ’s nachts en in de regen handig om vijandige confrontaties met soortgenoten te vermijden.

In de rivier wemelt het van de visjes. Coho en chinook: twee van de vijf soorten zalm die in het Grote Berenbos op Canada’s westkust komen paaien. “In de herfst is het bijna onmogelijk om hier door de zalmen te varen”, vertelt Ian McAllister van de Raincoast Conservation Society, de vleesgeworden nachtmerrie van de Canadese houtindustrie. “Vroeger zwommen er jaarlijks miljoenen chinookzalmen, die tot vijftig kilogram kunnen wegen, vanuit de zee de rivieren op om te komen paaien. Maar vanaf de jaren zeventig nam hun bestand af. Enkele jaren geleden telden visexperts amper 65.000 trekkers. De vissen moeten op hun tocht door de zee een steeds dichtere massa netten ontwijken. Verder hebben ze op jonge leeftijd heel zuiver water nodig om te groeien. Maar de rivierbiotoop staat onder druk. Verstoring door ondoordachte houtwinning schakelt vele zalmbiotopen uit.”

DYNAMIET IN HET BOS

De Johnston-vallei straalt ongereptheid uit. Maar het gevaar schuilt in de dichte bossen tegen een steile helling. Aan de achterkant van een hoge heuvel heeft het houtbedrijf International Forest Products (Interfor) een containerboot aangevoerd met bulldozers en kaalslagexperts. “Opgepast: dynamiet” staat te lezen op een plakkaatje aan de werf. De heuvel is herschapen in een ravage van weggeblazen rotsen en afgezaagde bomen. Alleen winterkoninkjes voelen zich goed in de wirwar van gevallen stammen. Midden op de weg die als een ontstoken ader op de helling ligt, staat een eenzaam hert zielig te kijken. “Probeer je eens voor te stellen wat het betekent voor een beer die uit zijn winterslaap komt en versuft door zijn bossen struint, om ineens met de ontploffingen van de houtwinners te worden geconfronteerd”, vraagt McAllister. “Er is gedocumenteerd dat beren dan halsoverkop op de vlucht slaan, en soms kilometers door de zee zwemmen, om een plaatsje te zoeken in een onverstoord stuk woud.”

Over de kam van de heuvel duikt de kaalslag naar beneden, de Johnston-vallei in. Karen Mahon van de milieuorganisatie Greenpeace is ontzet: “Het bedrijf dringt de vallei binnen. Een ramp. Vroeger waren er 353 ongerepte riviervalleien in het regenwoud. Daar blijven er amper 69 van over. Slechts twee valleien zijn beschermd. De houtbedrijven vegen gewoon hun voeten aan milieubezwaren. Ze gebruiken de klassieke slogans over tewerkstelling en concurrentievermogen om geen rekening te moeten houden met de vereisten van een duurzaam woudbeheer. Ze willen dat wij met hen aan tafel gaan zitten, om af te spreken hoe het in de toekomst beter zou kunnen. Maar wij weigeren, zolang ze doorgaan met het kappen van het regenwoud. Tegelijk proberen we door een sensibilisering van hun afzetmarkten een boycot te organiseren, zodat ze rekening zullen moeten houden met de wensen van milieubewuste mensen.”

Een zeearend scheert laag over Pooley-eiland en valt op een otter die langs het water een vis zit te verorberen. Een grote groep roodkeelduikers cirkelt roepend boven zijn toekomstige broedgebied. Zaagbekken en kleurige harlekijneenden dobberen op het water, waarin dikke krabben en grote zeesterren verborgen zijn. Indiaanse vissers bieden versgevangen garnalen te koop aan. Twee rotsen in het water vormen de toegang tot de spirituele wereld van de indianen die hier vroeger woonden: de Heiltsuk. In de bossen op de oever van een kreek bevinden zich de restanten verborgen van hun oude cultuur: uit dikke cederstammen gehouwen totems die het dak torsten van een tijdelijk winterverblijf voor een honderdtal mensen, die dicht tegen elkaar leefden om warm te blijven, en de tijd doodden met lange feesten en wilde verhalen.

DE HITS VAN DE SPICE GIRLS

De Heiltsuk uit de streek hebben zich geconcentreerd in het dorp Bella Bella. De meesten hebben hun boot vervangen door een wagen. Verhalen zoeken ze vooral op televisie, via de satellietschijven die hun grote droom geworden zijn. Alcoholisme is een probleem in het stadje, dat maar één winkel heeft en een schrijnend gebrek aan jobs. Zelfs op deze onooglijke plek in het Grote Berenbos drong de cultuurvervuiling door: de meisjes zingen hits van de Spice Girls. En de mannen hopen op een slechtbetaalde job bij het houtbedrijf Doman/Western Forest Products, dat zijn oog op de streek liet vallen. De houtkappers overdonderen hen met beloften over werkgelegenheid en andere economische mogelijkheden, en zwijgen in alle talen over de afspraken die ze met hun vakbonden moesten maken: het werkvolk moet in eerste instantie van andere werven worden gehaald.

“Ze zaaien voortdurend tweedracht in het dorp”, vertelt Heiltsuk-activiste Mary Vickers, die al jarenlang vecht voor het vrijwaren van de oorspronkelijke gronden van haar volk. “Er heerst tegenwoordig een trend dat de indianen opnieuw recht op hun eigen cultuur hebben, nadat dit bijna een eeuw lang onmogelijk was: we mochten zelfs onze traditionele feesten niet meer organiseren. Jammer genoeg betekent het terugkrijgen van onze cultuur niet dat we ook rechten verwerven op onze gronden. De houtwinners proberen lokale autoriteiten te sussen met vage beloften over een mooie toekomst. Ze verpesten de sfeer in het dorp, maar halen ondertussen wel hun slag thuis: weer een stuk authentiek Heiltsuk-woud kaalgeslagen.”

Zelfs in België worden indianen tegen elkaar uitgespeeld. In Brussel is een lobbygroep voor de Canadese houtindustrie actief, die Canadian Pulp and Paper heet, en die onlangs nog een bot bericht naar de media stuurde: de enige die recht van spreken had over het standpunt van het Nuxalk-volk uit de nederzetting Bella Coola, was het “verkozen” opperhoofd Archie Pootlass. De man liet meteen weten dat zijn volk niet betrokken was bij de boycot van houtproducten uit West-Canada. Dit terwijl tegelijk in Europa de “traditionele” chef Ed Moody pleitte voor acties om de kaalslag van de riviervalleien in het gebied van zijn volk te stoppen. De Canadese autoriteiten in Vancouver, de hoofdstad van Brits Columbia, beslisten onlangs om een monsterproces tegen een kleine honderd vertegenwoordigers van de indianenstammen, tot oktober uit te stellen. De indianen werden gedagvaard wegens het “hinderen” van de houtbedrijven. De overheid hoopt dat de mediastorm rond de zaak in oktober wat geluwd zal zijn.

Ook over de ecologische gevolgen van het kaalslaan van het regenwoud poogt de industrie verwoed verwarring te zaaien. Ze huurt voor veel geld zogenaamd gespecialiseerde communicatiebedrijven in, en wetenschappers die bereid zijn eender wat te verklaren dat in het kraam van de houtwinners past: de zogenaamde biohoeren. Zo voerde de industrie heerschappen op die zonder blozen verklaarden dat een kaalslag de biologische diversiteit bevordert, omdat ze andere bloemen en dieren aantrekt dan het woud errond, dat dit aantrekkelijk is voor toeristen, omdat die dan in de zon tussen geurige bloemen en fleurige vlinders van hun picknick kunnen genieten, en dat grizzlyberen geen nood hebben aan een woud. Die zouden in een kaalslag perfect aan hun trekken kunnen komen, want ze voeden zich vooral met de vis uit de riviertjes.

EEN BEER SCHIETEN ALS TROFEE

“Het is typisch dat de industrie mensen mobiliseert om iets over beren te zeggen, die nooit veldonderzoek naar beren hebben gedaan”, vindt grizzlykenner McAllister, die ooit onder de kano die hij droeg moest duiken, omdat een moedergrizzly met haar drie jongen zijn pad kruiste. “Beren trekken van de ene vallei naar de andere. Ze zoeken in de lente jonge scheuten op in de vlakte van Lockhart-Gordon en voeden zich in de herfst met de zalmen uit de Johnston. Geen twee valleien zijn identiek, en ze zijn allemaal belangrijk. De kaalslag maakt het voor grizzly’s moeilijker om geschikte holen te vinden voor de overwintering. Ze zijn er ook heel kwetsbaar voor trofeejagers. Er zijn nog altijd mensen die het plezierig vinden zo’n machtige beer vanop een veilig platform af te knallen. Een kaalslag leidt onherroepelijk tot zware schade aan de rivieren. De woudbodem schuift in de rivier en sleept de sedimenten met de zalmeieren mee, of zet zich af in de ondiepe zones, zodat de eieren niet kunnen uitsluipen. Geen zalmen dus, en geen eten voor de beren.”

De wegen die door het woud gewrongen worden, tonen duidelijk hoe dun de bodemlaag er is. Alles in het woud is ingesteld op het verspreiden van de grote hoeveelheid neerslag die het te verwerken krijgt, en het beschermen van de bodem tegen te zware waterval. Het naaldendak is dicht aaneengesloten; de naalden splitsen de waterstroom in traag sijpelende straaltjes; de hopen mos zorgen voor een extra filter. Tegelijk houden de wortels de bodem vast. Een kaalslag is dus onherroepelijk: regeneratie van het woud is bijna uitgesloten. De typische flora en fauna uit het gematigde regenwoud dreigt te verdwijnen. Een rapport van de gerenommeerde Amerikaanse conservatiebioloog Michael Soulé voorspelt dat de helft van de soorten die nu in het Canadese regenwoud leven, zullen uitsterven als er niet snel wetenschappelijk onderbouwde plannen komen – en worden toegepast – om het woud te beschermen.

De Canadese overheid speelt een doorzichtig spelletje met cijfers om de publieke opinie ervan te overtuigen dat ze haar best doet, en dat het Grote Berenbos heus niet zal verdwijnen. Ze bestempelt de term overigens als “een niet-officiële naam, door enkele milieuactivisten gegeven aan een gebied langs de centrale kust”. De houtwinners hebben het in hun rapporten over de West Coast Timber Supply Area, en over een “overrijp” woud dat productiever kan worden gemaakt door het kaal te slaan en te vervangen door een aanplant. Voorbeelden daarvan zijn in de regio gemakkelijk te vinden, want ze worden geafficheerd door grote plakkaten met de aankondiging: “Wouden voor de toekomst”. Zelfs de schrale Kempense dennenbossen zien er aantrekkelijker uit.

Desondanks hamert de Canadese overheid erop dat ze inspanningen levert om het gebied op een duurzame manier te laten ontginnen: geen kaalslagen meer en geen houtwinning langs de rivieren. Ze voerde zelfs een eigen Forest Practices Code in. De overheid riep Greenpeace in één moeite door als “vijand van de staat” uit, zodat zijn leden persona non grata werden in onder meer het stadje Port Hardy, waar nu meer majestueuze zeearenden dan milieuactivisten de haven onveilig maken.

EEN BOOM VAN EEN HALF MILJOEN

“De overheid was fundamenteel oneerlijk”, analyseert David Boyd van het Sierra Legal Defence Fund: “Onderzoek wees uit dat 92 procent van de recente kapplaatsen in Brits Columbia kaalslagen waren – in het Grote Berenbos liep dat op tot 97 procent. In 83 procent werd tot op de oevers van zalmenrivieren gekapt. De code die de overheid invoerde, werd nooit op het terrein gecontroleerd, en voor cruciale informatie deed ze zelfs een beroep op technici van de houtbedrijven zelf. Greenpeace sprak hier terecht van gebroken beloften.”

De houtbedrijven houden vol dat ze de milieurichtlijnen niet kunnen toepassen, omdat ze dan niet meer concurrentieel zouden zijn op de internationale markt. Terwijl ze nu net in de moeilijk toegankelijke en dus duur te ontginnen oude regenwouden moeten gaan kappen, omdat ze elders het woud grotendeels kaal hebben geslagen. Gelukkig brengt een oude reus van een ceder of een spar gemakkelijk meer dan een half miljoen frank op, zodat de investeringen kunnen worden gerecupereerd. Eeuwenoude bomen uit het woud worden zonder pardon gevoed aan de vele pulpfabrieken in de regio die per se willen blijven draaien.

“De Canadese overheid speelt ook een vreemd spelletje rond de hoeveelheid woud die ze beschermt”, benadrukt Karen Mahon van Greenpeace. “Ze beweert dat ze 12 procent beschermt, maar een groot deel daarvan is geen woud, wel rots en ijs. Het regenwoud vormt slechts 7 procent van de totale oppervlakte in het gebied, en komt vooral in de valleien voor, waar ook de dikste bomen staan, die de houtwinners zo graag kappen en vermalen. Nog geen 3 procent van het woud is nu beschermd. Voor de norm van 12 procent is er overigens geen wetenschappelijke basis. Het cijfer werd ooit voorgesteld als een politiek haalbaar minimum voor te beschermen woud in de tropen om de biodiversiteit zo intact mogelijk te bewaren. Canada hanteert het echter als een maximum, en dat voor natuurbescherming gekoppeld aan toerisme en visserij, ondanks het feit dat de bevolking hier, in tegenstelling tot de tropen, zelfs niet de minste druk op het woud uitoefent. Experts gaan ervan uit dat in dit concept wolven, beren en zalmen zullen verdwijnen.”

Een grizzlybeer zwemt rustig over de mond van een meer. Een waterspreeuw loopt schichtig over de bodem van een bergbeek. IJlings schiet een zeldzame grote regenboogforel weg tussen de rotsen van een glashelder riviertje. “De waarde van de valleien in het Grote Berenbos kan niet worden uitgedrukt in dollars of franken”, stelt Ian McAllister. “Ze moet worden gemeten als proper water, een sterke migratie van zalmen, een leefbare populatie van wilde dieren, een gezond woud. Het is niet nodig dat iets onbetaalbaars als het laatste gematigd regenwoud in de wereld wordt verkocht aan de politiek en de economie, die per definitie niet kunnen omgaan met de langetermijnwaarden die hier spelen. De houtbedrijven maken vijfjarenplannen voor het beheer van een woud dat tienduizend jaar oud is. Dat zegt toch alles.”

De Canadese overheid riep Greenpeace uit tot een vijand van de staat.

Een proces tegen indianen werd uitgesteld tot oktober. Dan zal de mediastorm wel geluwd zijn.

“In dit concept zullen zalmen, beren en wolven verdwijnen.”

“De bedrijven maken vijfjarenplannen voor het beheer van een woud van tienduizend jaar oud.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content