RECHT VAN ANTWOORD

In Knack van 17 juni publiceert Misjoe Verleyen het eerste artikel van een driedelige reeks over het Opus Dei. De inhoud van de twee volgende afleveringen is mij volstrekt onbekend. Het Opus Dei werd immers niet geraadpleegd bij deze reportage. Niettemin wens ik nu alvast een paar kanttekeningen te plaatsen bij de eerste aflevering.

Het artikel bevat een relatief goed overzicht van de geschiedenis en van de geest van deze katholieke instelling. Een overzicht zonder veel sympathie. Maar sympathie is ook niet nodig. De auteur heeft een ware inspanning gedaan om zich te documenteren, enkele slordigheden niet te na gesproken zoals de schrijfwijze van diverse namen en de onderschriften bij sommige foto’s (Alvaro is niet hetzelfde als Alvarillo, Dominique niet hetzelfde als Daniel en wat Mgr Echevarria – en niet Ecchevaria – betreft: eigenlijk is hij op geen enkele foto te bespeuren, ook niet op de foto waaronder zijn naam staat vermeld en die elders werd getrokken dan op de plaats aangegeven in het onderschrift).

Andere opmerkingen lijken mij belangrijker:

a) de prelatuur beroept zich niet op “in onduidelijkheid gehulde statuten en opvattingen”: onze statuten zijn door de paus goedgekeurd en in het bezit van alle bisschoppen in wier bisdommen het Opus Dei centra heeft; ze kunnen geraadpleegd worden in bibliotheken, daar ze opgenomen en besproken werden in verschillende publicaties van theologie en kerkelijk recht.

b) het Opus Dei bezit geen “indrukwekkend onroerend patrimonium”. Hoewel het volstrekt rechtmatig zou zijn over een onroerend patrimonium te beschikken, wijst de prelatuur deze mogelijkheid uitdrukkelijk van de hand en verkiest gebouwen te gebruiken die haar door leden en vrienden ter beschikking worden gesteld. Deze leden en vrienden zijn vanzelfsprekend eigenaars van deze goederen: ze kunnen ze een andere bestemming geven, ze in erfenis schenken aan wie zij wensen, enz.

c) als men zegt dat het Opus Dei met “geheime ledenlijsten” werkt, dan mag men ook zeggen dat bisdommen geheime lijsten hanteren van gelovigen die naar de Mis of te biecht gaan, hetgeen absurd is. Het privé-leven dient gerespecteerd te worden: het lidmaatschap tot het Opus Dei behoort uitsluitend tot iemands innerlijk leven. Deze roeping doet geenszins afbreuk aan het statuut van gewone burger en houdt geen enkele verplichting in van gehoorzaamheid t.o.v. het Opus Dei in beroepsaangelegenheden of in politieke, maatschappelijke of culturele kwesties.

Anderzijds verbergt een lid nooit dat hij tot het Opus Dei behoort, als hem daar rechtmatig om gevraagd wordt. Zo luidt art. 89, par. 2 van onze statuten en zo wordt het ook door iedereen beleefd, tot het tegendeel is bewezen. De leden wachten trouwens niet tot men naar hun lidmaatschap vraagt: zij komen er spontaan mee naar buiten, door het getuigenis van hun dagelijks leven.

d) had de stichter van het Opus Dei werkelijk de gebreken vertoond die het artikel hem aanwrijft, dan hadden geen 69 kardinalen, 241 aartsbisschoppen, 947 bisschoppen (dit is meer dan een derde van het wereldepiscopaat) en 41 generale oversten van religieuze ordes en congregaties een postulatiebrief naar de paus gestuurd om zijn zaligverklaring te vragen. Moest de kritiek tegen Mgr Escriva terecht zijn, dan zou zijn zaligverklaring de toets van de strenge procedure zeker niet hebben doorstaan: de “advocaat van de duivel” had het dan maar al te gemakkelijk gehad om het dossier te kelderen.

e) “kinderen” die zich in het Opus Dei engageren, moeten minstens meerderjarig zijn. Wie er met zijn ouders of met wie ook over wil praten, kan dat heel gerust doen, maar mag daartoe niet gedwongen worden. Soms begrijpen de ouders die roeping niet. Sommigen gaan er zelfs fel tegen tekeer. Maar het feit dat de roeping wordt aangevochten, is op zich al een eerste bewijs dat die roeping niet geheim is.

Een meer diepgaande en globale analyse laat ik voor het einde van de reeks. Toch zou ik nog even willen stilstaan bij de methode die de journalist hanteert, een methode die m.i. een ernstig gebrek vertoont: hier en daar krasse uitspraken doen zonder de minste bewijsvoering. Gaan beweren bv. dat Mgr Escriva “de parlementaire democratie verwierp”: geen enkele biograaf, geen enkel document (in de massa gegevens die voor het zaligverklaringsproces werden verzameld) geeft enige aanwijzing in die richting, integendeel.

In diezelfde lijn schijnt Misjoe Verleyen de politieke en beroepsvrijheid van de Opus Dei-leden in twijfel te trekken, alsook de louter spirituele doeleinden van de prelatuur en de eerlijkheid van de middelen die ze aanwendt. Ik ben niet tegen het feit dat eventuele fouten van Opus Dei-leden worden aangeklaagd: wie handelt nooit verkeerd? Hetgeen ik niet aanvaard, is een soort globale verdenking op de oprechtheid van het gedrag van de leden, zonder die hoe dan ook te staven. Ik begrijp de zorg van een journalist om niet als naïef en akritisch door te gaan, maar het kan in obsessie ontaarden als men overal spoken ziet.

Tenslotte vind ik het bijzonder pijnlijk dat de reeks aangekondigd werd met het isoleren van een citaat, waardoor men bij het publiek de totaal verkeerde indruk tracht te wekken dat de prelaat van het Opus Dei zich misprijzend heeft uitgelaten over gehandicapten en hun gezin (terwijl zijn eigen familie en ook de prelatuur zelf gehandicapten telt).

Stefaan Seminckx, Directeur van het Informatiebureau van het Opus Dei in België

Naschrift

a) Statuten die enkel te vinden zijn in gespecialiseerde bibliotheken zijn voor de gewone leek virtueel onbereikbaar.

b) De heer Seminckx meldt niet dat de “gebruikte” gebouwen eigendom zijn van onder meer de vzw’s Campus en VOS (Verenigde Ontmoetings- en Studencentra) en de Coöperatieve Vennootschap CCC, waarvan de raad van bestuur volledig uit Opusleden bestaat.

c) Een lid verbergt nooit zijn lidmaatschap als hem daar “rechtmatig” wordt om gevraagd. Wanneer is de vraag “rechtmatig”? Waarom wordt er zo geheimzinnig over gedaan? Waarom volgt op elk artikel een stortvloed van ontkenningen? Beschouwen zoveel mensen Opus Dei dan als een organisatie waar ze niets mee te maken willen hebben?

d) De kritiek op Mgr Escriva komt – dat wordt ook gemeld – van tegenstanders. Dat is ook nodig want de website van Opus Dei noemt een eigen biografie van Escriva, “hagiografisch”. Maar dat is blijkbaar normaal, “want hoewel overdreven enthousiasme een eerlijke beoordeling kan hinderen, is het ook waar dat men alleen kan begrijpen waar men van houdt, en alleen kan houden van wat men begrijpt”.

e) De vaak geuite beschuldiging dat minderjarigen worden geprest lid te worden, staat nergens. Ondanks de tientallen vreselijke verhalen die we hoorden, kozen we er voor uitsluitend te werken met documenten uit het publiek domein – kadaster, staatsblad -, inclusief de websites en publicaties van Opus Dei.

De “krasse uitspraken” komen vrijwel allemaal uit publicaties van Opus Dei. Escriva zelf vond dat “de scheiding van kerk en staat” bij “moderne christenen” tot “schizofrenie” leidde.

Wie dat beweert en zelf zegt dat de invloed van het Opus Dei op het maatschappelijke leven niet te veronachtzamen valt, geeft toe dat de “louter spirituele doeleinden” ook het politieke en professionele leven doordringen.

Wat het citaat van prelaat Echevarria betreft: de man liet na een storm van protest weten dat de pers zijn woorden verdraaide. Op 1 februari 1998 ging in Dongelberg (waarvan de geestelijke leiding aan Opus is toevertrouwd en één verantwoordelijke, Dominique Bastin, stichtend lid is van de vzw Regio Opus Dei) een bijeenkomst over informatie door. Er was maar één boodschap: de pers is slecht. Wat hiermee dus nog eens bewezen is.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content