De term “Brussels Media Center” ligt voorlopig bij niemand vooraan op de tong, maar dat zal snel veranderen. Want in het BMC huizen binnenkort de meeste weekbladredacties van Roularta Media, waaronder die van uw geliefde nieuwsmagazine.
Het BMC bevindt zich pal tegenover de NAVO. Geen politicus hoeft nog over de prikkeldraad rond Kleine Brogel te klimmen, om aan de andere kant op zijn gezicht te vallen. Geen schrijfster hoeft zich nog door Bert Anciaux in het kruis te laten grijpen. (Het meest perverse beeld van het afgelopen jaar: Bert Anciaux helpt Brigitte Raskin over de afsluiting.) Van in onze bibliotheek zien wij ze namelijk liggen: twintig kisten vol kruisraketten. Er staan er trouwens twee bij ons in de garage, Speed Colli had zich van huisnummer vergist.
Raketstraat 50, dat staat voortaan op het naamkaartje van Knack. Een adres dat weinig aan de verbeelding overlaat. Met dit blad mag niet meer gelachen worden, of anders: boem! Onze chef-Wetstraat loopt tegenwoordig gehuld in camouflagepak, zijn helm vol lover. Heeft zijn Lamborghini ingeruild voor een zware Marksman tank. Zoals Walter Grootaers onlangs bij Luc Alloo. Reed met een tank een bezinestation binnen: “Zeshonderd liter alstublieft madam. En haast u want het is oorlog, wij moeten naar het front.”
Hoe die Alloo dat allemaal fikst is een raadsel. Een bijzonder flauw programma, maar toch moeilijk te weerstaan. Bal buiten in de Champions League? Zap naar Alloo. Is het daar reclame, zap terug. Indien niet, dan komt het voor dat wij eruit gaan bij 0-1, en er pas opnieuw in komen bij 3-2. De kunstrubriek met Jan Hoet! Jan valt onaangekondigd binnen bij elke bekende Vlaming waar hij een interessant schilderijtje weet staan. Zegt honderd keer fantastisch en ongelooflijk, en stapt een kwartier later terug naar buiten met het beoogde doek onder de arm. Dat hangt dezelfde avond in het SMAK, terwijl Hoet de factuur al is gaan ontvangen op het stadhuis van Gent.
Zo zagen wij hem op een keer bij Mark Eyskens. Aan de muur twee Van Dyckimitaties – of vervalsingen, daarover kan worden gediscussieerd – die door vader Gaston Eyskens waren geschilderd. Zonder overdrijven: allebei beter dan het origineel. Zelfs Hoet was overdonderd. Toen kwam Mark Eyskens met één van zijn eigen werken aanzetten: een grote roofvogel die het hele doek vulde. Hoet hield zijn hoofd schuin, mompelde fantastisch en ongelooflijk, en voegde er terwijl Eyskens van trots begon te glimmen aan toe: “Maar die vogel is niet goed.”
Aangezien er niets anders op dat schilderij stond, viel Eyskens bijna achterover: “Hoe? Die vogel is niet goed?” Waarna Hoet: “Nee, die mist iets… hoe zal ik het zeggen… iets etherisch, gelijk de lucht erachter, die is wel goed.” De lucht erachter was blauw.
Bon, hoe kwamen we daar nu weer bij? Ah ja, onze verhuizing naar de Raketstraat. Het BMC. Wel, het is daar allemaal gloednieuw en kraaknet, luxueus en efficiënt. Er ligt tapijt en geen enkele bureaustoel piept. Al bleek die van onze chef-economie van bij de overburen te komen. Want toen Despiegelaere zich erin liet neerploffen, van de kaart door al het geflikker en geflonker dat hem omringde, stak hij twee seconden later met zijn hoofd door de zoldering. En riep van tussen de gyproc platen de historische woorden: “Jongens, dat hangt hier vol kabels.”
We hebben een restaurant en drie vijvers, Grobben heeft het reservoir van zijn Cola-automaat vertienvoudigd, en we zitten allemaal in één grote ruimte. Zoals altijd onze wens is geweest. Niemand kan een stap verzetten, of al de anderen hebben het gezien. Geen verboden vriendin aan de telefoon, of iedereen heeft het gehoord. Als cultuur met een brede glimlach uit het bureau van de hoofdredactie stapt, weet boeken waarover zich zorgen te maken. Werken in één gezamenlijke ruimte, vereist van de gebruikers ervan een grote mate van verdraagzaamheid en collegialiteit. Laat nu uitgerekend dat, de twee grote kenmerken zijn van de Knack-redactie. We gaan dus een interessante periode tegemoet, vanuit antropologisch standpunt bekeken.
Er is in dat BMC één probleem, zo meldde de voorhoede die op verkenning werd uitgestuurd: we zullen Claudia, onze wat speelse en met het verglijden der jaren stilaan minder beginselvaste receptioniste, moeten delen met minstens honderd andere mannen. Van die van het seniorenmagazine Onze Tijd/Notre Temps hebben we de eerste jaren niet veel concurrentie te vrezen. Die mogen al blij zijn als ze tijdig het sanitair bereiken. Maar anders is het gesteld met de mannen van Voetbal Magazine. Allemaal gespierde en bruin gebronsde atleten. En die van Trends hebben geld. Weliswaar niet eerlijk verdiend, maar daar vraagt zo’n juwelier niet naar.
Het BMC. Was het Bomans of Carmiggelt die vertelde over een oud café, waar je slechts met veel geluk een plaatsje kon bemachtigen op een oncomfortabele houten bank ? Waar je versmacht werd door rook en lawaai. Waar je een kwartier nodig had om je tot aan de tapkast te worstelen. Waar het bier werd uitgekieperd in nauwelijks gespoelde glazen. Die daarna door een te ver uitstekende biljartkeu aan scherven werden gemept. Waar de broodjes om tien uur op waren en de jukebox alleen “Is this the way to Amarillo” schalde. Waar het toilet altijd verstopt was.
De waard besloot dat het zo niet langer kon. Liet zijn zaak volledig herinrichten. Fleurig behang, zacht tapijt, design-tafels met ergonomische kuipzeteltjes eromheen. Pistolets met hesp vervangen door fijne snacks en degustatiehapjes. Er kwam personeel in een fris uniformpje, en in het toilet pronkten de zelfreinigende brillen van Constant Wolfgang Schneider, de hightech van de ontlasting. Een week na de heropening was de zaak failliet. Niemand kwam nog.
Wij hebben deze week afscheid genomen van de Tervurenlaan. En van maarschalk Montgomery, die al die jaren trouw voor onze deur de wacht heeft gehouden. Alleen afgaande op de naam, wat zou u kiezen: Tervurenlaan of Raketstraat? Dag kot.
Koen Meulenaere