Is me dat wat geweest over die rib van Tom Boonen. Dat moet geleden zijn van Adam en Eva dat een rib nog zo in de belangstelling heeft gestaan. Boonen brak ze in de Ronde van Polen en de hele wielerwereld was het er meteen over eens: niet zagen. Een gebroken rib, zo vernamen wij tot onze verbazing van sportartsen en kinesisten, is niet erg. Klein rekverband eromheen en de fiets op.

Zelf hebben wij ooit één rib gebroken: vier weken niet kunnen ademen. Wat vermoedelijk de oorzaak is van de hersenschade waarvan u nog elke woensdag de zorgwekkende gevolgen kunt vaststellen. Ook vier weken geen alcohol mogen drinken, dat was het zwaarste. Maar voor een coureur is een breuk, van wat dan ook, een niemendalletje.

In 2007 werd het wereldkampioenschap veldrijden in Hooglede-Gits gehouden. Dat klinkt misschien een beetje belachelijk, een wereldkampioenschap in Hooglede-Gits, wie weet het liggen nietwaar, maar veldrijden is nu eenmaal belachelijk. Typisch Vlaamse sport dan ook. Bart Wellens en Sven Nys waren bij de favorieten. Tot in de tweede ronde een motor van de televisie een plastieken waterbak raakte, die daar was neergepoot om de veiligheid van de renners te verhogen. Een gelukkig initiatief. De motor tegen de bak, de bak tot voor de wielen van Bart Wellens, Bart Wellens op zijn gezicht tegen het be- vroren asfalt, en Sven Nys over hem heen. Weg, kansen op de zege.

Wellens brak zijn pols en reed grijs van de pijn tot aan de materiaalpost waar zijn vader, de van reality- televisie bekende Lucien Wellens, hem vol vaderlijke bezorgdheid het volgende toeschreeuwde: ‘Deur raaie! We zullen morrege wel is no den doktoor gon.’ Erwin Vervecken werd voor de derde keer wereldkampioen, Bart Wellens eindigde vierde. En kreeg de volgende dag zes weken gips voorgeschreven.

Renners hebben volledige Rondes van Frankrijk uitgereden met vermorzelde schouders, zonder knieën, met een gebroken kaak, gescheurde ligamenten, geperforeerde longen of ontstoken nieren. Met opengereten zitvlakken dikwijls, en met veelvuldig geschaafde armen waar je het bot doorheen kon zien. Speelt allemaal geen rol.

Ook in de afgelopen Tour was er weer de onvermijdelijke slimme, Chris Anker Sörensen deze keer, die zijn hand in zijn draaiend voorwiel stak en meteen drie vingers tot in de berm zag vliegen. Even bij de dokter op de motor naast hem, tegen vijftig per uur een terstond met bloed doorweekt gaasverband aangebracht, en verder maar weer. Onvergetelijk is het beeld uit de Tour 2011, toen de Nederlander Johnny Hoogerland door een onhandig manoeuvre van een volgwagenbestuurder in de prikkeldraad belandde en van boven tot onder vol gaten zat. Reed de Ronde gewoon uit.

De meeste coureurs hebben vooraf zo veel medicijnen geslikt dat die elk fysiek ongemak bij voorbaat in de kiem smoren. Je moet werkelijk al een been verliezen, vooraleer men een opgave eventueel zou accepteren. En dan niet vader Wellens: ‘Deur raaie! G’het nog een been.’

Nauwelijks was de ongerustheid over de rib van Tom Boonen als kleinzerigheid weggelachen, of daar kletste in Frankrijk Philippe Gilbert over een hond tegen de grond. Pols gebroken, luidde het eerst, maar dat was weer veel te voorbarige paniek: Gilbert had niets. Ja, een schouder uit de kom, een gebarsten sleutelbeen, een verstuikte enkel en een gebroken knieschijf, maar niets ernstigs. Het scheelde weinig of hij kreeg nog een boete omdat hij de eigenaar van de hond te lijf wou gaan.

Loslopende honden zijn een onmisbaar element in het wielerspektakel. Men associeert ze vooral met de Ronde van Italië. Daar werden ze opgekweekt om het sprintende peloton tegemoet te lopen. IJzingwekkende televisie leverde dat op. In de verte kwam het hele pak aangezoefd, links van de weg Rik Van Linden en Freddy Maertens met de kop over hun stuur, aan de andere kant de gemeenste Italianen met Marino Basso en Michele Dancelli, en middendoor ook al met de neus op het voorwiel Roger De Vlaeminck en Patrick Sercu. Tegen vijfentachtig per uur.

Honderd meter verder werd de hond door opgewonden tifosi alle richtingen uit gejaagd, tot het arme beest niet meer wist naar waar hij moest ontkomen en de kant koos waar niemand stond te molenwieken. Twee tellen later zagen de verrukte toeschouwers dan eerst de hond vijftien meter hoog door het zwerk vliegen, en onmiddellijk daarna een renner of zeven.

Luister eens hier: het zijn niet dergelijke futiliteiten die onze renners van een medaille houden.

door Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content