‘Punk en hardcore hebben me gered’
New York – hoe kun je er geen roman over schrijven? De stad blijft steeds opnieuw generaties auteurs uitdagen. Ook debutant Garth Risk Hallberg kon de lokroep niet weerstaan en schreef met Stad in brand een liefdesbrief zo dik als een telefoonboek. ‘Alles kwam zo snel dat ik het nauwelijks kon bijhouden, ik had het gevoel dat mijn hand zou smelten.’
Hij ziet er niet uit als iemand die bijna twee miljoen dollar voorschot incasseerde voor zijn debuutroman. Voor me zit een man, een jongen nog bijna, met afgetrapte Adidas-sneakers, een losse jeans en een hoodie. Hoewel de Britse uitgeverij hem in een Londens viersterrenhotel heeft geparkeerd, spreken we af in een hippe koffietent om de hoek. Het krioelt er van baarden, knotjes en truckercaps. Iets verderop ligt de London School of Arts en de studenten schuiven aan voor latte’s en biologisch verantwoorde speltbroodjes. Morgen moet Hallberg alweer in Canada zijn en de jetlag ruist onder zijn vermoeide stem. ‘Ik heb ontdekt dat ik niet van vliegen houd. Lange mensen zoals jij zullen ervan kunnen meespreken – je krijgt de indruk dat die vliegtuigstoeltjes almaar dichter op elkaar worden gepropt. Erger is dat ik mijn kinderen mis. Ik heb thuis twee kleuters voor wie ik elke dag zorg. Ik sta vroeg op, rond vijf uur ’s morgens, probeer wat te werken, breng hen naar school, schrijf verder tot rond twee uur in de namiddag, haal de kinderen weer op en neem ze mee naar een speelpleintje waar we rondhangen tot mijn vrouw thuiskomt van haar werk. Het is een routine waar ik aan gehecht ben. Op reis valt schrijven me veel lastiger: de tijd is te versnipperd.’
Hoewel de vermoeidheid hem duidelijk parten speelt – niet alleen zal hij twee keer naar mijn naam vragen, telkens met excuses, maar ook de datum ontglipt hem meermaals – weigert hij te klagen. Dat hij überhaupt een boek van duizend pagina’s op de markt mocht brengen, blijft hem verbazen. ‘Hier zat niemand op te wachten. Een knoert van een roman over het New York van de jaren zeventig, geschreven door een onbekende knul – wie maalt daarom? Anderzijds was dat ook een verdedigingsmechanisme. Tijdens het schrijven heb ik veel getwijfeld en na een tijdje heb ik de platonische lezer – de ideale lezer die je als auteur voor ogen hebt – uit mijn hoofd gebannen. Ik moest ervan uitgaan dat alleen mijn vrouw mijn werk zou lezen. Dat hielp. Toch een beetje.’
Gulle ode
Opvallend is de ontvangst. Stad in brand, al een hype lang voor het boek in de rekken lag, krijgt in de Amerikaanse pers laaiende kritieken. Zelfs een terughoudende krant als The New York Times spreekt van een meesterwerk. De Britse pers was minder enthousiast, zij het dat ze mild blijven in hun oordeel. Alleen al de prestatie spreekt tot de verbeelding, en Stad in brand mag dan wel enkele beginnersfoutjes bevatten, het leest verbazend vlot weg en het bevat adembenemende scènes. Wie Hallberg over zijn liefde voor New York hoort vertellen, begrijpt plots het verschil tussen de Amerikaanse en Britse ontvangst. Hier spreekt patriottisme: Stad in brand is een gulle ode aan The Big Apple en daar kon zelfs The New York Times niet ongevoelig bij blijven. Maar hoe raakt een jongeman uit het rurale North Carolina verslingerd aan New York?
‘Ongetwijfeld zullen veel jongeren zich hier in herkennen, maar ik voelde me niet thuis in North Carolina. Ik had het gevoel dat het geniepige conformisme ook mij zou opslokken. Ik wist dat ik er niet zou aarden, dat ik er zo snel mogelijk weg moest. Dat bleek geen sinecure. Ik herinner me de enige buitenlandse reis die ik ooit met mijn ouders heb gemaakt, naar Londen. Dat was een fantastische ervaring: de hoeveelheid mensen op zo’n beperkte ruimte, en zo’n verscheidenheid! Ik herinner me dat ik op mijn hotelbed lag en gewoon luisterde naar het rumoer van de stad, het overweldigende lawaai dat tegen die hoge hotelramen aan dreunde. Mijn ouders vonden het maar niets. Die wilden zo snel mogelijk naar het Engelse platteland, terwijl ik alleen maar wilde blijven, tussen al die stemmen, al dat verkeer, al die geschiedenis. Dat verlangen bleef mijn hele jeugd hangen.
‘Uiteindelijk hebben punk en hardcore me gered. Via mailorder begon ik platen en magazines te bestellen, en zodra ik mocht rijden, trok ik in de weekends naar Washington DC om er punkoptredens mee te maken. Minor Treat was een band uit DC, en natuurlijk Fugazi. Meer post-hardcore, maar Fugazi was a fucking amazing band! De sfeer was ook fantastisch. Kaartjes mochten niet duurder zijn dan acht dollar, en zalen mochten geen minimumleeftijd opleggen zodat het betaalbaar en toegankelijk bleef voor jongeren. Dus bleef ik almaar langer bij vrienden hangen, soms weken aan een stuk, en later maakten we dan de doorsteek naar New York. Nu is DC geen kleine stad, maar toen ik voor het eerst in Manhattan bovenkwam uit de metro, wist ik meteen: hier hoor ik thuis. Maar tussen droom en daad staan natuurlijk allerlei praktische bezwaren, waarvan de belangrijkste geld is. Ik had een aanvraag ingediend om in New York naar de universiteit te gaan, maar dat bleek te duur. Uiteindelijk heb ik mijn collegejaren doorgebracht in St. Louis, in het midden van Amerika. Tijdens de vakanties vloog ik naar New York, eerder dan naar huis. Zo groot was het verlangen. Uiteindelijk heb ik in St. Louis mijn vrouw leren kennen, zij kon een postgraduaat doen in Washington, ik vond er een job en ik dacht: wel, New York loopt niet weg. Ik werkte als copywriter en verdiende goed geld. Dat was in september 2001. Daarna werd alles anders.’
Bloed geven
Het blijft voor een Europeaan moeilijk te bevatten wat de aanslagen op de Twin Towers teweeg hebben gebracht. Hallberg probeert het zakelijk te benaderen, maar je voelt de emotie en de twijfel in zijn woorden. ‘In die paar uren leek het voortbestaan van New York absoluut geen zekerheid meer. We wisten niet of er nog vliegtuigen uit de lucht zouden vallen, of er nog andere aanslagen gepland waren. Wij werden uit onze werkplek geëvacueerd – ook in Washington was een vliegtuig neergestort – en staarden ontzet naar die massamoord live op de televisieschermen. Zeker, de Amerikaanse hoogmoed heeft ons parten gespeeld, het gevoel ongenaakbaar te zijn, terwijl dergelijke gruwel zich dagelijks afspeelt overal ter wereld, maar dat doet niets af aan de dodentol, aan het immense verlies van levens. Het was een verwarrende, traumatische periode.
‘Anderzijds was er ook, misschien voor het eerst, een ongelofelijk gevoel van verbondenheid. Meestal loopt iedereen anoniem door zo’n grootstad. Nu was er plots die aandacht voor de andere. Ben je oké? Heb je al van je vrienden gehoord? Je deelde iets. De dag erop ging ik bloed geven. Aangezien er een rij van 800 mensen voor me stond, leek dat een zinloze daad – de doden hebben geen vers bloed nodig – maar het onthulde iets over de menselijke vlam die weer aangewakkerd werd. Je voelde ook de bezadigde, cynische jaren negentig sterven, waarin de stilstand van de geschiedenis werd gepredikt. Wel, plots had je letterlijk en figuurlijk weer plek om je toekomst te herdenken. Is dit geen moment om het anders aan te pakken? Geopolitiek is het natuurlijk anders uitgedraaid – war business as usual – maar ik heb wel ontslag genomen en ben leraar geworden. Ik wou iets zinnigs doen, iets doorgeven aan de volgende generatie. En dat moment van bewustwording voelde je ook bij andere mensen. Het was heel uniek.
‘Toch ebde dat moment snel weer weg. Zeker in DC. Iedereen vond het een daad van verzet om zijn leven gewoon voort te zetten, exact als voor de aanslagen, alsof er niets gebeurd was. We passen ons niet aan de terreur aan. In New York bleef de wonde veel langer gapen. Omdat ik almaar vaker naar New York ging om vrienden te bezoeken, en de stad te voelen, de stad waarvan ik even dacht dat ik ze kwijt was, zijn we uiteindelijk verhuisd. Ik herinner me dat ik op de Greyhound zat, dezelfde langeafstandsbus die me in mijn jeugd zo vaak naar de stad bracht en de New Jersey Turnpike opreed. Dat is het punt waar je de skyline van New York op zijn mooist hebt. Maar nu ontbrak er iets. Die twee – niet eens erg geliefde – torens waren weg. De stad lag in puin.’
Puzzelstukjes
Praat genoeg met schrijvers en kunstenaars en hetzelfde verhaal zal altijd terugkomen. Dat van de epifanie, het magische moment waarin tal van toevalligheden als puzzelstukjes in elkaar grijpen. Je ziet Hallberg zo zitten, enigszins vermoeid van de rit en tegelijk opgewonden omdat hij eindelijk in New York gaat wonen. Met, zo blijkt, de perfecte soundtrack. ‘Net op dat moment hoorde ik op mijn iPod een nummer van Billy Joel waarin hij zingt over het New York van de jaren zeventig, hetzelfde onbereikbare New York waarvan ik droomde in mijn jeugd, het New York waar Patti Smith over zingt. Joel vertelt het verhaal vanuit 2017 waarin hij terugblikt op de roerige jaren zeventig van New York, een periode waarin de stad zich in chaos bevond. Toch hoor je de weemoed in zijn nummer. En nu overschouwde ik dezelfde stad die ook gehavend was, ook even een ruïne dreigde te worden. Er waren zo veel bruggen in tijd en ruimte, en meteen zag ik een roman voor me. Zodra ik uitgestapt was op Union Square, ben ik als een bezetene beginnen te schrijven. Meteen wist ik dingen over het boek: ik zag herinneringen van onbestaande mensen, ik wist dat er black-outs (de befaamde stroomstoringen, nvdr) in moesten voorkomen, dat de roman zou roteren rond de dood van een meisje, net zoals het centrum van New York nu ook een grafplek kende – alles kwam zo snel dat ik het nauwelijks kon bijhouden, ik had het gevoel dat mijn hand zou smelten. En tegelijk was ik heel bang. Waar was ik mee bezig? Ik ben helemaal geen schrijver, ik heb niet het metier om dit tot een goed einde te brengen.’
Wat je ook zult horen, van dezelfde schrijvers en kunstenaars, is dat dat glorieuze moment slechts het begin is. Daarna volgt werk. Veel werk. Werk waar Hallberg tegenop zag. ‘Ik heb die papieren in een la gestopt. Over vijf jaar ben ik ervaren genoeg om dit uit te werken, zo maakte ik mezelf wijs. Maar het verhaal bleef, hoeveel angst het me ook inboezemde, aan me trekken. Dus ben ik er toch aan begonnen. Jaren in stilte. Zelfs mijn vrouw wist niet waar ik mee bezig was. En ja, inderdaad, er is die grote traditie van New Yorkse romans. Denk maar aan Tom Wolfe of Don DeLillo. Hoe boks je daar tegenop? Niet dus. Of door een eigen aanpak uit te werken. Ik geloof dat mijn boek warmer is, minder doorspekt van bijtende ironie. DeLillo zweeft als een donkere god boven zijn personages, ik wou echt op gelijke hoogte met hen staan, naast hen lopen als een goede, zij het onzichtbare vriend. Het is ongetwijfeld ouderwets om je personages graag te zien. Dat is dan maar zo. Hoe zou ik cynisch kunnen schrijven over een stad die ik zo bemin?’
DOOR RODERIK SIX
‘Die grote traditie van New Yorkse romans, van Tom Wolfe of Don DeLillo: hoe boks je daar tegenop? Niet dus. Of door een eigen aanpak uit te werken.’