In Mexico-Stad trokken afgelopen zaterdag naar schatting 50.000 manifestanten de straat op tegen veronderstelde fraude van de Institutionele Revolutionaire Partij (PRI) bij de presidentsverkiezingen. Toch blijft ook na een hertelling van de stemmen de pas verkozen Enrique Peña Nieto comfortabel in het zadel.
De kassiers van supermarktketen Soriana moesten na de stembusslag op 1 juli een tandje bijsteken. Klanten zwaaiden massaal met geschenkbonnen van 100 tot 700 peso (6 tot 42 euro). Die hadden ze naar eigen zeggen van PRI-militanten gekregen, in ruil voor hun stem. ‘Deze verkiezingen waren een nationale schande’, verklaarde de linkse presidentskandidaat Andrés Manuel López Obrador. Het Soriana-verhaal is volgens hem exemplarisch voor de miljoenen stemmen die de PRI zou hebben gestolen. Een legertje waarnemers van de linkse coalitie stelde in 113.855 van de 143.114 stembureaus onregelmatigheden vast. Obrador eiste een volledige hertelling van de stemmen, maar moest zich met de helft tevredenstellen. Die bevestigde echter de oorspronkelijke uitslag: met 38,21 procent kan Nieto nog steeds op ruim zes procentpunt meer rekenen dan de voormalige burgemeester van Mexico-Stad.
Het weerhield de aanhangers van Obrador er niet van om het afgelopen weekend hun woede uit te schreeuwen. Ze vrezen voor een terugkeer van de autoritaire PRI, die eerder 71 jaar onafgebroken aan de macht bleef. In oude ‘PRI-truken’ als het kopen van stemmen zien ze het bewijs dat Nieto niet de vernieuwing en democratisering zal brengen die hij beloofd heeft.
Naast de nieuwe president bevindt ook het Federaal Electoraal Instituut (IFE) zich in het oog van de storm. De manifestanten verwijten de verkiezingsautoriteiten partijdigheid. De kiescommissie liet de PRI systematisch de wettelijk toegestane campagnebudgetten overschrijden en onderzocht nauwelijks de fraudeaantijgingen. Geschenken geven is volgens de Mexicaanse wet toegestaan, maar daarmee de stemming proberen te beïnvloeden is strafbaar. PRI-kopstukken ontkennen alle beschuldigingen en beweren dat bewijsmateriaal door aanhangers van Obrador in scène is gezet.
Heel wat Mexicanen houden aan het surrealistisch verkiezingsverhaal een déjà-vugevoel over. Toen Obrador in 2006 op een half procent na de verkiezingen verloor van aftredend president Felipe Calderón (PAN), beschuldigde hij zijn tegenstander van fraude en mobiliseerde hij maandenlang tienduizenden aanhangers. Ook nu ziet het ernaar uit dat Obrador alles uit de kast zal halen om de verkiezingsuitslag ongeldig te laten verklaren. Die is immers pas definitief wanneer het verkiezingstribunaal TEPJF zich in september over de uitslag buigt. Naast het kopen van stemmen wil Obrador ook illegale partijfinanciering van de PRI bewijzen.
Hoewel Obrador zes jaar geleden zowel bij het TEPJF als bij de publieke opinie bakzeil haalde, zou zijn revanchistische inborst volgens sommige analisten ditmaal wel vruchten kunnen afwerpen. ‘Meer dan in 2006 is een meerderheid van de burgers ervan overtuigd dat er massaal fraude is gepleegd’, zegt politiek journalist Manuel Hernández Borbolla. ‘Die was er vroeger ook, maar via sociale netwerken is bedrog veel zichtbaarder geworden. De betogingen van afgelopen zondag zijn mogelijk slechts een begin.’
Jan De Deken