Door Em. Prof. Robert Senelle, Universiteit Gent, met de medewerking van Filip Goddevriendt van Oyenbrugge voor Grondrechten, Financiën & Begroting.
PREAMBULE
Overeenkomstig de federale grondwet zijn er twee deelstaten in het Federale Koninkrijk België. Deze deelstaten zijn Vlaanderen en Wallonië. Brussel-Hoofdstad en Duitstalig België zijn autonome regio’s met een bijzonder statuut dat door de federale wetgever wordt bepaald. De deelstaten Vlaanderen en Wallonië en de autonome regio’s Brussel-Hoofdstad en Duitstalig België zijn de fundamentele componenten die samen de Federatie uitmaken.
TITEL IGRONDSLAGEN
Artikel 1. – De deelstaat Vlaanderen grenst ten noorden aan de Noordzee en ten zuiden aan de grens vastgelegd bij de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. De deelstaat Vlaanderen omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant.
Artikel 2. – Het Nederlands is de officiële taal van de deelstaat Vlaanderen.
In de hierna vermelde aangelegenheden dient de officiële taal van de deelstaat Vlaanderen principieel gebruikt te worden:
1° Wetgevende en bestuurszaken;
2° Gerechtszaken;
3° Het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen;
4° De sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel en de door de wetten, decreten en verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen.
Afwijkingen op het principe vervat in alinea 2 worden bij decreet beslist door het Vlaams Parlement.
Het gebruik van de talen in andere materies dan deze vermeld in het 2e lid is vrij.
Artikel 3. – De soevereiniteit berust bij het Vlaamse volk. Alle macht in Vlaanderen gaat uit van het Vlaamse volk en alle openbare functies en delegaties gaan uit van het Vlaamse volk. Het Vlaamse volk bestaat uit alle personen die de nationaliteit van het Federale Koninkrijk België hebben en hun gewone verblijfplaats in de deelstaat Vlaanderen hebben.
Het Vlaams Parlement is de belichaming van de soevereine wil van het Vlaamse volk.
Artikel 4. – De politieke democratie is de staatsvorm van de deelstaat Vlaanderen. De politieke partijen nemen deel aan de besluitvorming in de deelstaat Vlaanderen.
Artikel 5. – De deelstatelijke overheid beschikt over de volle wetgevende en bestuurlijke bevoegdheid, met uitzondering van de door de federale grondwet aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheden. De politieke bevoegdheid van de deelstaat is het principe waarop alleen de federale grondwet uitzonderingen kan voorzien. De principiële bevoegdheid van de deelstaat Vlaanderen heeft betrekking op alle aspecten van cultuur, onderwijs, taalgebruik, persoonsgebonden aangelegenheden, sociaal, economisch en financieel beleid met fiscale bevoegdheid en de buitenlandse betrekkingen die op deze principiële bevoegdheden betrekking hebben.
Artikel 6. – In afwijking van artikel 1 is de deelstaat Vlaanderen alleen en uitsluitend bevoegd voor cultuur en onderwijs in de Nederlandse taal en voor persoonsgebonden aangelegenheden op het territorium van de autonome regio Brussel-Hoofdstad.
TITEL II GRONDRECHTEN
Artikel 7. – De waardigheid van ieder mens is onaantastbaar. De menselijke waardigheid vormt de grondslag en het doel van elk overheidshandelen.
Artikel 8. – Iedereen die zich op het grondgebied van Vlaanderen bevindt, geniet op gelijke wijze de rechten uit en krachtens deze Grondwet en is onderworpen aan dezelfde plichten. De Vlaamse overheid voert een actief beleid dat de gelijke kansen van al haar burgers waarborgt.
Artikel 9. – Alle voor Vlaanderen bindende bepalingen inzake de bescherming van de grondrechten, inzonderheid de bepalingen van de federale grondwet en de voor Vlaanderen bindende internationale verdragen, worden door de Vlaamse overheid gewaarborgd.
Artikel 10. – Iedereen heeft het recht op leven en heeft, behoudens bij of krachtens het decreet gestelde uitzonderingen, het recht op de onaantastbaarheid van zijn lichaam.
Artikel 11. – Enkel een decreet kan een straf opleggen. De doodstraf kan niet worden ingevoerd.
Artikel 12. – Wanneer de Vlaamse overheid de behandeling van een geschil of een klacht organiseert, waarborgt zij hierbij voor iedereen het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn door een onpartijdige instantie waarvan de beslissingen worden gemotiveerd.
Artikel 13. – Par.1. Iedereen heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, van zijn gezinsleven, van zijn woning en van de mededelingen die hij doet en ontvangt. Het decreet waarborgt de bescherming van het privéleven en het gezinsleven van eenieder. Het decreet bepaalt de uitzonderingen.
Par.2. Het decreet bepaalt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens.
Par.3. Het decreet bepaalt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van de over hen verwerkte gegevens, van de herkomst van die gegevens, van de doeleinden waarvoor zodanige gegevens worden verwerkt, alsmede inzake de aanspraken op verbetering en verwijdering van zodanige gegevens en het verzet tegen de verwerking van die gegevens.
Artikel 14. – De woning is onschendbaar. Geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die het decreet bepaalt. De gevallen waarin huiszoeking kan plaatsvinden, moeten beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke noodzakelijkheid.
Artikel 15. – Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting en informatiegaring.
Het decreet bepaalt de uitzonderingen.
Artikel 16. – De Vlaamse overheid verzekert de vrijheid van alle media. Zij garandeert de verscheidenheid van de media. Alle communicatiekanalen of communicatiemiddelen die feitelijk beperkt zijn kunnen onderworpen worden aan een systeem van vergunningen, zonder dat dit leidt tot monopolies.
Artikel 17. – Iedereen heeft het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging. Het decreet bepaalt de uitzonderingen.
Artikel 18. – Iedereen heeft recht op eigendom en het recht ongestoord van zijn eigendom te genieten. Enkel het decreet kan beperkingen vaststellen. Onteigening is enkel mogelijk op basis van een decreet, indien het noodzakelijk is in het algemeen belang en tegen een billijke en voorafgaande schadevergoeding.
Artikel 19.
Par.1. Het onderwijs is vrij; Vlaanderen waarborgt de keuzevrijheid van de ouders.
Vlaanderen richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in dat de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen wordt gewaarborgd. De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer.
Par.2. Ieder heeft recht op onderwijs. De toegang tot het onderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht. Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding.
Par.3. Alle leerlingen of studenten, ouders, personeelsleden en onderwijsinstellingen zijn gelijk voor het decreet. Het decreet houdt rekening met objectieve verschillen, waaronder de eigen karakteristieken van iedere inrichtende macht, die een aangepaste behandeling verantwoorden.
Par.4. Het decreet regelt de inrichting, erkenning of subsidiëring van de onderwijsinstellingen. Het decreet kan bevoegdheden inzake de organisatie van het door de Vlaamse overheid georganiseerde onderwijs opdragen aan een of meer autonome organen.
Par.5. De vrijheid van het academisch onderwijs en van het wetenschappelijk onderzoek zijn gewaarborgd. Geen beperkingen zijn toegelaten dan deze die nodig zijn in een democratische samenleving met het oog op de verzekering van dwingende maatschappelijke belangen of de bescherming van de rechten van derden.
Artikel 20. – Iedereen heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgt het decreet, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepaalt.
Artikel 21. – Ieder die niet in staat is een leven te leiden dat in overeenstemming is met de menselijke waardigheid, heeft recht op bijstand vanwege de Vlaamse overheid. Dit recht omvat op zijn minst financiële, sociale, geneeskundige en juridische bijstand. Het decreet regelt de uitvoering van dit recht.
Artikel 22. – Iedereen heeft recht op behoorlijke huisvesting. Het decreet regelt de uitvoering van dit recht.
Artikel 23. – Iedereen heeft het recht op arbeid en op de vrije keuze van zijn arbeid. In het raam van de bijzondere zorg van de overheid voor een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, streeft de overheid naar het recht van ieder op arbeid, en de uitoefening van de arbeid onder billijke arbeidsvoorwaarden en tegen een billijke beloning.
Artikel 24. – De bescherming en de bevordering van het recht van ieder op een gezond leefmilieu is een bijzondere zorg van de Vlaamse overheid.
Artikel 25. – De bescherming en de bevordering van het culturele leven in al zijn verscheidenheid is een bijzondere zorg van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid schept de voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing.
Artikel 26. – De kwaliteit van de regelgeving is een bijzondere zorg van de Vlaamse overheid. Een uitgebouwd systeem van decreetsevaluatie verzekert een doorlopende kwaliteitsbewaking.
Artikel 27. – De vereenvoudiging van de regelgeving en de administratieve procedures vormt een bijzondere zorg van de Vlaamse overheid. Het decreet bepaalt de nadere maatregelen tot uitvoering van deze doelstelling.
Artikel 28. – Iedereen heeft het recht elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van te krijgen. Het decreet bepaalt de voorwaarden en de uitzonderingen. De toegang van alle burgers tot de digitale informatiedragers vormt hierbij een bijzondere zorg van de Vlaamse overheid.
Artikel 29. – Iedereen heeft het recht verzoeken bij de Vlaamse overheden in te dienen. Het bevoegde overheidsorgaan onderzoekt de inhoud van het verzoekschrift en geeft de verzoeker binnen het jaar antwoord. Het decreet bepaalt de nadere regelen.
Artikel 30. – Iedere eenzijdige rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van een bestuur en rechtsgevolgen beoogt voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur moet uitdrukkelijk worden gemotiveerd en moet de beroepsmogelijkheden en de modaliteiten van het beroep vermelden. Het decreet bepaalt de nadere regels.
Artikel 31. – Par.1. Er bestaat één onafhankelijke ‘Vlaamse Ombudsdienst’. De ‘Vlaamse Ombudsman’ of ‘Vlaamse Ombudsvrouw’ onderzoekt de klachten over de gedragingen en de werking van de Vlaamse overheid, nadat de belanghebbende eerst contact heeft gezocht met die overheid om genoegdoening te krijgen.
Par.2. De leden van de ombudsdienst worden benoemd door het parlement. Het decreet stelt de nadere regels vast inzake de bevoegdheid en de werkwijze van de ombudsdienst, waarbij de toegang tot de ombudsdienst kosteloos dient te zijn.
TITEL III DE MACHTEN HOOFDSTUK 1 DE WETGEVENDE MACHT AFDELING 1 SAMENSTELLING VAN HET VLAAMS PARLEMENT
Artikel 32. – Par. 1. Het Vlaams Parlement telt 95 leden, die volgens rechtstreekse, geheime en verplichte verkiezingen worden aangewezen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
Par. 2. Het decreet bepaalt de kieskringen. Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging wordt binnen elke kieskring toegepast. De zetels worden evenredig verdeeld over de kieskringen op basis van de bevolkingscijfers.
Par. 3. Het decreet regelt de kiesverrichtingen en de zetelverdeling.
Artikel 33. – Om kiezer te zijn voor het parlement moet men op het moment van de verkiezingen:
1° Belg zijn;
2° zijn woonplaats hebben in een gemeente van de deelstaat Vlaanderen;
3° de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
Er kunnen geen bijkomende voorwaarden worden vastgesteld.
Artikel 34. – Om tot parlementslid gekozen te kunnen worden, moet men op het moment van de verkiezingen:
1° Belg zijn;
2° zijn woonplaats hebben in een gemeente van de deelstaat Vlaanderen;
3° de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
4° niet zijn ontzet uit het recht om zich verkiesbaar te stellen.
Aan deze voorwaarden moet gedurende de volledige duur van het mandaat zijn voldaan. Er kunnen geen bijkomende voorwaarden worden vastgesteld. Het decreet kan evenwel bepalen dat wie veroordeeld wordt voor bepaalde wanbedrijven of misdaden, tijdelijk wordt ontzet uit het recht om zich verkiesbaar te stellen. De duur van deze ontzetting mag de tien jaar niet overschrijden.
Artikel 35. – Par. 1. Het mandaat van parlementslid is onverenigbaar met de volgende mandaten, ambten en functies:
1° lid van de federale regering, van de regering van de andere deelstaat of van de regering van een autonome regio;
2° lid van een federale wetgevende Kamer, van de wetgevende vergadering van de andere deelstaat of van een autonome regio, evenals elk mandaat, ambt of functie waartoe men werd benoemd of voorgedragen door een wetgevende vergadering;
3° commissaris van de Vlaamse regering, van de federale regering of van de regering van de andere deelstaat of van een autonome regio;
4° lid van een uitvoerend lokaal bestuur;
5° een ambt in de rechterlijke orde, het Grondwettelijk Hof, de Raad van State, de administratieve rechtscolleges en de Rekenkamer(s);
6° militair in actieve dienst;
7° lid van het personeel dat ressorteert onder of wordt gesubsidieerd door de deelstaat Vlaanderen.
Het decreet kan bijkomende onverenigbaarheden vaststellen.
Par. 2. Indien de betrokkene voor de eedaflegging als parlementslid geen ontslag heeft genomen uit onverenigbare mandaten, geldt de eedaflegging als ontslag uit deze mandaten. Indien het evenwel een mandaat, ambt of functie van de federale overheid, van de andere deelstaat of van een autonome regio betreft, kan de betrokkene geen eed afleggen als parlementslid, onverminderd de mogelijkheid om ontslag te nemen of afstand te doen van het mandaat, het ambt of de functie.
Par. 3. Het decreet kan een stelsel van onbezoldigd politiek verlof instellen voor het personeel dat ressorteert onder of wordt gesubsidieerd door de deelstaat Vlaanderen.
Par. 4. De parlementsleden kunnen ten vroegste één jaar na het eindigen van hun mandaat benoemd of voorgedragen worden voor een mandaat, ambt of functie van de deelstaat Vlaanderen.
AFDELING 2 WERKING VAN HET VLAAMS PARLEMENT
Artikel 36.
Par. 1. Na een volledige vernieuwing komt het parlement van rechtswege bijeen op de tweede dinsdag na de verkiezingen. Bij de eerste vergadering na een volledige vernieuwing van het parlement, wordt het voorgezeten door de aftredende voorzitter, lid van het parlement, of bij ontstentenis door het lid met de grootste anciënniteit als lid van het Vlaams Parlement.
Par. 2. Het parlement doet uitspraak over de geschillen met betrekking tot zijn verkiezing. De verkozenen nemen hun mandaat op door de volgende eed af te leggen: ‘Ik zweer de Vlaamse Grondwet na te leven.’
Par. 3 Het parlement verkiest uit zijn midden een bureau op de wijze bepaald in het in artikel 41 bedoelde reglement. Dit bureau bestaat uit een voorzitter, drie ondervoorzitters en de voorzitters van de politieke fracties.
Het parlement benoemt uit zijn leden vaste commissies. Te allen tijde kan het ook bijzondere commissies instellen. Elke commissie wordt samengesteld volgens de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties. De overige regelen geldend voor de commissies worden vastgelegd in het reglement.
De parlementsleden vormen politieke fracties overeenkomstig de regels vastgelegd in het reglement. Om erkend te worden moet een politieke fractie evenwel ten minste vijf leden tellen.
Artikel 37.
Par. 1. De vergaderingen van het parlement zijn openbaar. Op verzoek van de voorzitter of van drie leden vergadert het parlement evenwel met gesloten deuren voor de bespreking van een bepaald onderwerp. De meerderheid van de aanwezige leden kan besluiten de bespreking van dit onderwerp verder te zetten in het openbaar. Dit besluit wordt met gesloten deuren genomen.
Par. 2. Bij de beraadslaging van het parlement over de inbeschuldigingstelling van een Vlaamse minister en over de schorsing van een gerechtelijk onderzoek of de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke veroordeling met betrekking tot een parlementslid, wordt met gesloten deuren vergaderd, tenzij de betrokkene zelf om de behandeling in het openbaar verzoekt.
Artikel 38. – Elk parlementslid heeft spreekrecht volgens de nadere regels, vastgelegd in het reglement. De beraadslagingen en beslissingen van het parlement geschieden in het Nederlands.
Artikel 39. – Het parlement kan de aanwezigheid van de Vlaamse ministers vorderen.
Artikel 40.
Par. 1. Een beslissing kan slechts genomen worden indien de meerderheid van de parlementsleden aanwezig is.
Par. 2. Een beslissing wordt bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is het behandelde voorstel verworpen. Voor verkiezingen en voordrachten mag het reglement een grotere meerderheid vereisen.
Par. 3. Over decreten in hun geheel wordt ter plenaire vergadering steeds hoofdelijk gestemd. Over andere punten wordt hoofdelijk gestemd indien ten minste drie leden hierom verzoeken.
Par. 4. Het parlement kan een afzonderlijke stemming houden over verschillende onderdelen van een beslissing.
Artikel 41. – Het parlement legt in een reglement de nadere regels vast aangaande zijn werking. Het reglement wordt bekendgemaakt op de wijze zoals bepaald voor decreten.
Artikel 42. – Par. 1. Een parlementslid kan niet worden vervolgd of aan enig onderzoek worden onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem die hij in de uitoefening van zijn functie heeft uitgebracht.
Par. 2. Hel parlement kan beslissen dat een gerechtelijke procedure of de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke veroordeling wordt geschorst voor een bepaalde duur met het oog op de werkzaamheden van het parlement. De voorzitter van het parlement wordt op de hoogte gebracht van elk gerechtelijk onderzoek dat wordt ingesteld tegen een parlementslid.
Artikel 43. – Par. 1 Het decreet stelt de vergoeding van de parlementsleden vast met het oog op het waarborgen van hun onafhankelijkheid,
Par. 2 Het decreet kan aan de leden van het Bureau en aan de commissievoorzitters een bijkomende vergoeding toekennen, die de helft van de vergoeding van een parlementslid niet mag overschrijden.
Artikel 44. – Par. 1. De decreten worden aangenomen door het parlement. De regering kondigt de decreten af en maakt ze bekend.
Par. 2. De decreten treden in werking de tiende dag na hun bekendmaking, tenzij het decreet zelf een andere regeling bevat.
Artikel 45. – Alleen het decreet kan een authentieke interpretatie van de decreten geven.
Artikel 46. – Elk parlementslid, evenals de regering, heeft het recht om voorstellen en amendementen in te dienen.
Tenzij het parlement zich tegen de behandeling verzet bij de eerstvolgende vergadering, worden ze in beraad genomen.
Artikel 47. – Een voorstel van decreet kan eerst worden aangenomen nadat over elk artikel afzonderlijk werd gestemd.
Elk voorstel wordt, overeenkomstig de bepalingen van het reglement, achtereenvolgens in commissie en ter plenaire vergadering onderzocht.
Het reglement voorziet in een verkorte procedure voor de voorstellen die urgent werden verklaard.
Het kan tevens een procedure vastleggen waarbij, na het onderzoek en de stemmingen in commissie, ter plenaire vergadering een debat op hoofdlijnen plaatsvindt dat aldaar wordt gevolgd door één stemming over het gehele voorstel. Zolang het gehele voorstel aldus nog niet ter stemming is gelegd, kan ter plenaire vergadering evenwel nog opnieuw worden overgegaan tot artikelsgewijze besprekingen en stemmingen. Zulks geschiedt op verzoek van tien leden of van de regering.
Het reglement kan een procedure vastleggen met het oog op een tweede onderzoek van een voorstel binnen de week na de aanneming ervan en vooraleer het wordt afgekondigd door de regering.
Artikel 48. – De parlementsleden hebben het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan de Vlaamse ministers.
Artikel 49. – Het parlement heeft het recht van onderzoek. Een decreet bepaalt de nadere procedure. Getuigenissen die werden afgelegd en vaststellingen in het kader van dit onderzoek hebben geen bewijskracht in rechte.
HOOFDSTUK II DE UITVOERENDE MACHT
Artikel 50. – De ministers worden door het Vlaams Parlement gekozen.
Artikel 51. – Wanneer de regering ontslag neemt, brengt zij dit ter kennis van het Vlaams Parlement. De voorzitter van het Vlaams Parlement belast de voorzitter van de fractie met het hoogste aantal parlementsleden met de vorming van een nieuwe regering.
Wanneer deze laatste erom verzoekt of wanneer hij zijn opdracht niet binnen twee maanden beëindigt, belast de voorzitter van het parlement eenieder die voldoet aan de voorwaarden om tot minister gekozen te worden met de vorming van een regering.
Om tot lid van de Vlaamse regering gekozen te kunnen worden, moet men:
1° Belg zijn;
2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;
3° de volle leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
4° zijn woonplaats hebben in de deelstaat Vlaanderen.
Artikel 52. – In afwijking van artikel 27 kan het Vlaams Parlement met een meerderheid van zijn leden eenieder die voldoet aan de voorwaarden om tot minister gekozen te worden belasten met de vorming van een regering.
Artikel 53. – Eenieder die belast is met de vorming van een regering beëindigt zijn opdracht door een ontwerp van regeerprogramma en een lijst van kandidaat-ministers voor te leggen aan de voorzitter van het parlement en van de fracties van zijn keuze. Nadat die fractievoorzitters met het ontwerp en met de lijst hebben ingestemd, legt de kandidaat-minister-president het regeerprogramma en de lijst van kandidaat-ministers voor aan het Vlaams Parlement.
Wanneer het Vlaams Parlement aan de kandidaat-minister-president het vertrouwen schenkt, is de lijst van kandidaat-ministers aangenomen en zijn de daarop voorgedragen kandidaten verkozen.
Artikel 54. – Voor de ministers gelden dezelfde onverenigbaarheden als voor de parlementsleden. Behoudens bijzondere instemming van het parlement, kunnen ministers daarenboven geen ander bezoldigd ambt, geen ander politiek mandaat, geen op winst gerichte activiteit en geen beroep uitoefenen en kunnen zij noch de leiding hebben noch deel uitmaken van een toezichtsorgaan van een vereniging met een op winst gerichte activiteit.
Het decreet kan de ministers verplichten al hun andere mandaten, ambten of beroepen, evenals hun vermogen bekend te maken, volgens de regels die het voorschrijft.
Artikel 55. – De ministers leggen volgende eed af ten overstaan van het Vlaams Parlement: ‘Ik zweer de Vlaamse Grondwet en de decreten na te leven.’ De minister-president legt bovendien dezelfde eed af ten overstaan van de Koning.
Artikel 56. – De Vlaamse regering heeft geen andere bevoegdheden dan die welke de federale Grondwet, de Vlaamse Grondwet en de wetten, decreten en wetgevende samenwerkingsakkoorden krachtens deze grondwetten zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.
Artikel 57. – De Vlaamse regering neemt de besluiten die voor de uitvoering van de decreten nodig zijn. Zij mag de decreten zelf nooit schorsen of vrijstelling van hun uitvoering verlenen.
Artikel 58. – De regering stelt de personeelsformatie vast van haar ambtenaren van het algemeen bestuur in Vlaanderen en bij de buitenlandse betrekkingen. Zij richt de bestuursdiensten op en organiseert ze. Het decreet bepaalt de rechtspositie van het in die diensten tewerkgestelde personeel.
De Vlaamse regering benoemt de ambtenaren bij het algemeen bestuur en bij de buitenlandse betrekkingen, behoudens de door het decreet gestelde uitzonderingen. Andere ambtenaren benoemt zij alleen krachtens een uitdrukkelijke decreetsbepaling.
Artikel 59. – Ten aanzien van ministers van de Vlaamse regering kan de Koning geen genade verlenen dan op verzoek van het Vlaams Parlement.
Artikel 60. – De Vlaamse regering vertegenwoordigt de deelstaat Vlaanderen in rechte in binnen- en buitenland. Zij wordt gedagvaard aan het kabinet van de minister-president. De rechtsgedingen van de deelstaat Vlaanderen als eiser of als verweerder, worden gevoerd namens de Vlaamse regering, ten verzoeke van de door deze aangewezen minister.
Artikel 61. – Wanneer de Vlaamse regering ontslag neemt of wanneer het parlement ontboden is, handelt de regering de lopende zaken af tot op de dag dat het parlement een nieuwe regering kiest.
Artikel 62. – De minister-president zit de Vlaamse regering voor.
Artikel 63. – De Vlaamse regering beraadslaagt volgens de procedure van de consensus.
Artikel 64. – De ministers hebben toegang tot het parlement. Op hun verzoek wordt hen het woord verleend.
Artikel 65. – Elk jaar legt de regering een algemene beleidsverklaring voor aan het Vlaams Parlement.
Artikel 66. – De regering, evenals elk minister afzonderlijk, is verantwoordelijk ten aanzien van het Vlaams Parlement.
Artikel 67. – Het Vlaams Parlement kan te allen tijde een motie van wantrouwen tegen de regering of één of meer ministers aannemen. Deze motie is alleen dan ontvankelijk wanneer zij een opvolger voorstelt, naargelang van het geval, voor de regering, voor een minister of voor meer ministers. Over de motie van wantrouwen kan slechts gestemd worden na verloop van achtenveertig uur. Zij kan slechts aangenomen worden bij de meerderheid van de parlementsleden. De aanneming van de motie heeft het ontslag van de regering of van de betwiste minister of de betwiste ministers tot gevolg, benevens de aanstelling van de nieuwe regering, de nieuwe minister of de nieuwe ministers.
Artikel 68. – De Vlaamse regering kan te allen tijde de vertrouwenskwestie verbinden aan een door haar bij het parlement ingediend amendement of ontwerp van decreet. Over de motie kan slechts gestemd worden na verloop van achtenveertig uur. Behalve indien de meerderheid van de parlementsleden de door de regering ingediende motie van vertrouwen verwerpt, in welk geval de regering van rechtswege ontslagnemend is, is het door de regering ingediende amendement of ontwerp aanvaard.
Artikel 69. – Na de vernieuwing van het Vlaams Parlement neemt de Vlaamse regering ontslag.
Artikel 70. – Geen minister kan worden vervolgd of aan enig onderzoek worden onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem, in de uitoefening van zijn functie uitgebracht.
Artikel 71. – De ministers zijn onderworpen aan het gemeen recht. Het Vlaams Parlement heeft het recht ministers in beschuldiging te stellen voor misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt zouden hebben gepleegd. Voor deze misdrijven worden zij, volgens de bij decreet vastgestelde maatregelen berecht door het bevoegde hof van beroep.
De voorzitter van het parlement wordt op de hoogte gebracht van elk gerechtelijk onderzoek dat wordt ingeleid tegen een minister.
Het parlement kan beslissen dat een gerechtelijke procedure of de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke veroordeling van een minister wordt geschorst voor een bepaalde duur met het oog op de werkzaamheden van het Vlaams Parlement of de Vlaamse regering.
Artikel 72. – Het decreet bepaalt de overige regels betreffende de rechtspositie van de ministers.
titel IV FINANCIËN HOOFDSTUK 1 DE BELASTINGEN
Artikel 73. – Geen belasting ten behoeve van Vlaanderen kan worden ingevoerd dan door een decreet.
Artikel 74. – Over de belastingen ten behoeve van Vlaanderen wordt jaarlijks door het parlement gestemd. De bepalingen die ze invoeren, zijn slechts voor een jaar van kracht indien zij niet worden vernieuwd.
Artikel 75. – Inzake belastingen kunnen geen voorrechten worden ingevoerd. Geen vrijstelling of vermindering van die belastingen kan worden ingevoerd dan door een decreet.
Artikel 76. – De belastingen ten behoeve van Vlaanderen houden rekening met de draagkracht van de belastingplichtigen. Bij de invoering van die belastingen wordt rekening gehouden met de verhouding tussen de vermoedelijke opbrengst, de kosten van vestiging en inning en de economische en sociale gevolgen.
Artikel 77. – De Vlaamse fiscale wetgeving moet beantwoorden aan de kenmerken van goede regelgeving; noodzakelijk en doeltreffend, doelmatig en afgewogen, uitvoerbaar en handhaafbaar, rechtmatig, samenhangend, eenvoudig in taalgebruik, duidelijk en toegankelijk, onderbouwd en overlegd.
Artikel 78. – Behalve voor de uitzonderingen die door het decreet worden bepaald, kan van de burgers geen retributie worden gevorderd dan alleen als belasting ten behoeve van Vlaanderen.
HOOFDSTUK 2 DE BEGROTING EN DE REKENINGEN
Artikel 79. – Het Vlaams Parlement keurt jaarlijks de begroting goed en sluit de rekeningen af.
Artikel 80. – Alle ontvangsten en uitgaven moeten op de begroting en in de rekeningen worden gebracht, behoudens de uitzonderingen bepaald bij decreet.
Artikel 81. – Geen artikel van de uitgavenbegroting mag worden overschreden en geen overschrijving mag plaatsvinden.
Artikel 82. – De kamer van Nederlandstalige raadsheren van het federale Rekenhof onderzoekt de ontvangsten en de uitgaven en deelt haar opmerkingen jaarlijks mee aan het Vlaams Parlement.
HOOFDSTUK 3 DEELSTATELIJKE SOLIDARITEIT
Artikel 83.
Par.1. De deelstatelijke solidariteit wordt georganiseerd door middel van een financiële compensatie die jaarlijks door de ene deelstaat aan de andere deelstaat wordt toegekend.
Par.2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde financiële compensatie wordt jaarlijks en op transparante wijze vastgelegd in verhouding tot het bruto regionaal product van de deelstaten.
TITEL V De gedecentraliseerde besturen Hoofdstuk 1 De lokale besturen
Artikel 84. – Bij decreet kunnen gemeenten worden opgeheven en nieuwe ingesteld. De wijziging van gemeentelijke grenzen gebeurt krachtens het decreet.
Artikel 85. – Het decreet regelt de gemeentelijke instellingen.
Artikel 86. – Geen last of belasting kan door de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van zijn raad. Het decreet bepaalt ten aanzien van deze belastingen de uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid blijkt.
Artikel 87. – Het decreet regelt de financiering van de gemeenten. De gemeenten hebben, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel en rekening houdend met de eigen fiscale bevoegdheid, recht op een aandeel van de inkomsten van de deelstaat Vlaanderen, dat hen ertoe in staat moet stellen hun taken te financieren.
Hoofdstuk 2 De functioneel gedecentraliseerde besturen
Artikel 88. – Het decreet richt de functioneel gedecentraliseerde diensten op en regelt hun samenstelling, bevoegdheid en werking. Het decreet regelt het toezicht op deze overheden om te beletten dat het recht wordt geschonden of het algemeen belang geschaad.
Hoofdstuk 3 Samenwerking
Artikel 89. – Het decreet regelt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop verscheidene gemeenten zich met elkaar of met andere publiekrechtelijke overheden verenigen ter verwezenlijking van welbepaalde of algemene oogmerken.
Titel VI Internationale betrekkingen
Artikel 90. – De regering sluit de internationale verdragen voor de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Vlaanderen behoren. Deze verdragen hebben slechts gevolg nadat zij bij decreet instemming van het Vlaams Parlement hebben gekregen. De regering kan een verdrag slechts ratificeren wanneer het instemmingsdecreet definitief is geworden.
Artikel 91. – De Vlaamse overheid streeft naar de verdere ontwikkeling van de Europese samenwerking en van de Europese Unie in het bijzonder.
Artikel 92. – De Vlaamse overheid besteedt bijzondere zorg aan en voorziet in de nodige middelen voor de ontwikkelingssamenwerking.
Titel VII Algemene bepalingen
Artikel 93. – Vlaanderen heeft als wapen in goud een leeuw van sabel, geklauwd en getongd van keel. De vlag van Vlaanderen is geel met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.
Het volkslied van Vlaanderen bestaat uit de eerste twee strofen van de Vlaamse Leeuw.
De Vlaamse feestdag is 11 juli.
Artikel 94. – De hoofdstad van Vlaanderen is Brussel.
Artikel 95. – Een decreet, een samenwerkingsakkoord of een besluit van de regering of van gemeentelijk bestuur is eerst verbindend nadat het is bekendgemaakt in de vorm van het decreet bepaald.
Artikel 96. – Vooraleer zijn ambt te aanvaarden, legt ieder openbaar ambtenaar de eed af die het decreet bepaalt.
Artikel 97. – Orden en eretekens kunnen door Vlaanderen worden toegekend aan personen die zich hebben onderscheiden door hun levenshouding, hun gedragingen jegens hun medeburgers of door hun diensten aan de gemeenschap.
De in het eerste lid vermelde orden en eretekens kunnen slechts krachtens het decreet worden verleend.
Artikel 98. – Elke leerling ontvangt voor het einde van de leerplicht een exemplaar van de tekst van de Grondwet voor Vlaanderen.
Artikel 99. – De Grondwet voor Vlaanderen functioneert in het bestaand, evoluerend grondwettelijk kader.
Titel VIII Herziening van de Grondwet
Artikel 100. – Het Vlaams Parlement kan enkel beraadslagen over een voorstel tot wijziging van een grondwettelijke bepaling indien ten minste twee derde van de leden waaruit het Vlaams Parlement bestaat, aanwezig is. Een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij tenminste twee derde van de uitgebrachte stemmen heeft verkregen. Een aangenomen herziening wordt steeds aan een tweede onderzoek onderworpen, dat eerst kan plaatshebben de veertiende dag na de eerste goedkeuring.