Het pop- en rockbeleid in Vlaanderen stelt bitter weinig voor. De boodschap luidt: veel lawaai maken. En dat blijkt te helpen.
Negentig miljoen frank komt er vanaf volgend jaar bij in het overheidsbudget voor de ondersteuning van muziek in Vlaanderen. Met dank aan Vlaams minister voor Cultuur Luc Martens (CVP), die het geld in zijn nieuw muziekdecreet voor ’99 vrijmaakte.
Even belangrijk is dat pop- en rockmuziek in het decreet worden gelijkgeschakeld aan de klassieke muziek, die tot nog toe het leeuwendeel van alle subsidies wegkaapte. Dertig jaar na datum dus eindelijk gerechtigheid.
Pas vorig jaar werd voor het eerst geld aan rockmuziek besteed, en dan ging het nog maar om een bedrag van 1,5 miljoen frank aan een vzw die Vlaamse clubs bundelt. Een symbolisch bedrag, kortom. Een som die dit jaar overigens niet meer op de begroting staat. En dat terwijl de klassieke muziek elk jaar zo’n miljard frank ontvangt.
Nu zijn beide cultuurvormen natuurlijk niet te vergelijken, maar de discrepantie blijft opvallend. Is het niet onrechtvaardig dat je voor lessen elektrische gitaar algauw vijfhonderd frank per uur betaalt, terwijl piano- en vioollessen soms bijna gratis zijn? Waarom is een zitje in het theater en de opera voor duizenden franken gesubsidieerd, terwijl je de volle pot moet betalen als je naar een rockconcert wil gaan? Waarom krijgt het strijkorkest I Fiamminghi een beurs van tientallen miljoenen, terwijl de zeer verdienstelijke rockband Nemo zijn trip naar de muziekbeurs New York Seminar helemaal zelf moet bekostigen?
Popmuzikanten elke maand een looncheque geven, werkt niet stimulerend, daar is iedereen het over eens. Maar er zijn andere noden. Het nieuwe muziekdecreet moet beterschap brengen, al is de strijd nog niet gewonnen.
Eén troost: de pop- en rockliefhebbers gaan wellicht een leuke tijd tegemoet. In de komende 25 jaar zal het publiek voor klassieke muziek plaats ruimen voor het poppubliek, want de jongeren van vandaag zijn de ouderen van morgen. Dat die trend zich in België en Nederland nog niet eerder en sterker heeft doorgezet, heeft veel te maken met het feit dat popmuziek in deze contreien nog een vrij jonge traditie heeft. In Groot-Brittannië en Amerika behoort pop en rock al langer tot de “cultuur” en heeft men al een duidelijke mentaliteitswijziging gekend.
Mijnheer Martens, wordt u dan echt de eerste rockminister van Vlaanderen, een titel waarmee enkele enthousiastelingen u al bedacht hadden?
LUC MARTENS: De titel is minder belangrijk, het feit dat ik opensta voor pop en rock des te meer. Er blijkt heel wat talent verloren te gaan in de Vlaamse pop en rock omdat die mensen niet de nodige ondersteuning krijgen. Ik vrees dat we tot op heden belangrijke vormen van nieuwe muziek, die ook een historische en sociologische waarde hebben, verwaarlozen. Daar moeten we wat aan veranderen. In het organiseren van de subsidiestromen, wil ik erop toezien dat pop en rock op een evenwichtige manier aan bod komen. Er is heel expliciet gezegd: de 90 miljoen frank extra zijn niet alleen bestemd voor de klassieke muziek. Dat betekent dat in de adviescommissies, die bepalen wie hoeveel krijgt, de diverse smaken en genres aanwezig moeten zijn. De samenstelling van die commissies moet dus met zorg gebeuren, want als er enkel mensen uit de klassieke muziek in zetelen, dan komt er nog niets van gelijkberechtiging terecht. Het zal nog wel een paar jaar duren voor er een evenwicht ontstaat. Maar zo’n termijn is normaal.
Kan u één popgroep uit Vlaanderen opnoemen?
MARTENS: Ik ben op de hoogte van een aantal initiatieven op het domein van pop en rock. Maar een naam? X-Legged Sally. De groep is ondertussen ter ziele gegaan, maar heeft een cd uitgebracht die “Killed by charity” heet. U moet weten: ik ben oud-leraar. Ik herinner me dat mijn eerste confrontatie met popmuziek gebeurde via mijn studenten, die me vroegen naar Pink Floyd te luisteren. Bon, die muziek is mij een klein beetje bekend, maar ik ben zeker geen specialist.”
Peter De Ridder, volksvertegenwoordiger voor de SP, deed in december een voorstel tot resolutie betreffende een rock- en popbeleid in Vlaanderen. Concrete aanleiding was het wegvallen van de schamele anderhalf miljoen voor rockmuziek in Vlaanderen in ’98.
PETER DE RIDDER: Geloof het of niet, ik ben de enige van de 124 parlementsleden die zich om popmuziek bekommert. Het muziekbeleid in Vlaanderen is duidelijk gefixeerd op klassieke muziek. Meer nog, de beleidsvoerders weten vaak niet van het bestaan van pop- en rock af. De eerste keer dat ik minister Martens aansprak over pop, zei hij: “Populaire muziek? Ah, jazz…” Volgens hem is jazz de meest geavanceerde moderne muziekvorm.
Ik vind: we moeten Martens dwingen om de eerste rockminister van Vlaanderen te worden. We lopen qua popbeleid 35 jaar achter op Nederland en tien jaar op onze andere buurlanden. Ik ijver voor een beleid op alle bestuursniveaus: plaatselijk, provinciaal en federaal. Lokale besturen en provincies kunnen zich, bijvoorbeeld, engageren door infrastructuur aan te bieden als repetitieruimte voor beginnende rockbandjes. Als dat niet mogelijk is, kan men nog overgaan tot de aankoop van garageboxen waarin jongeren hun talenten kunnen ontwikkelen. Of men kan subsidies toekennen voor het (ver)bouwen van repetitieruimten. Of een professionele, mobiele opnamestudio ter beschikking stellen, die geplaatst wordt op een centrale plek in de provincie. Ik geef maar voorbeelden.
Dat kost hopen geld.
DE RIDDER: O, maar er ís geld. Zeker nu de Vlaamse regering laat horen dat er een overschot is op de begroting. Trouwens, een degelijk rockbeleid kost helemaal niet zoveel, wellicht minder dan het onderhouden van één klassiek orkest. Waar de middelen vandaan moeten komen? Jaarlijks kan het ministerie van Cultuur beschikken over een deel van de winsten van de Nationale Loterij. Voor het overgangsjaar ’98, waarin niets voorzien wordt voor pop en rock, zou een deel van die gelden naar de rockclubs kunnen gaan, denk ik dan. De Vlaamse overheid pompt elk jaar 37 miljoen frank in de Ancienne Belgique in Brussel om populaire muziek levendig te houden. Geen probleem, maar er moet ook plaats zijn voor andere initiatieven. Zamu, de vereniging voor muzikanten, heeft op dit moment net voldoende geld om één parttime-werkkracht in dienst te nemen. De organisatie zou moeten kunnen uitgroeien tot een soort adviesbureau van de muziekwereld, maar ze heeft daar veel te weinig middelen voor.
Trouwens, ook in schoolverband kan er veel nuttig werk worden verricht. Op dit moment schenkt het onderwijs enkel aandacht aan traditionele cultuurvormen, zoals schilderen en beeldhouwkunst of zoals klassieke muziek. Het enige muziekinstrument dat in de klas wordt aangeleerd, is de blokfluit. Dat zegt veel over de voeling van leraren met jongerencultuur. Popmuziek maakt een belangrijk deel uit van de leefwereld van jongeren en is een van de grote dragers van de jongerencultuur. Popmuziek werkt zingevend en identiteitsbevestigend. En toch wordt deze vorm veelal als een minderwaardige of zelfs als een tegencultuur beschouwd.”
Jan De Boever is de man achter rockhuis De Media in Eeklo en de vzw Clubcircuit, die acht kleine muziekcentra met ambitie bundelt.
JAN DE BOEVER: Van die 90 miljoen extra hopen we zeker een deel te kunnen opeisen. De Media gaat voor subsidiële steun, wat inhoudt dat we eerst een vierjarenplan moeten voorleggen, waaruit een professionele werking blijkt. Vrij ambitieus, maar we bestaan al sinds ’79, we hebben voldoende aangetoond dat we het hart op de juiste plaats hebben.
Als je tot de uitverkorenen behoort, komen er geen ingrijpende veranderingen in de concertprogrammatie en de werking.
DE BOEVER: Klopt. In ’97 hebben de acht clubs die tot de vzw behoren, 721 concerten georganiseerd op 299 concertavonden. Dat is behoorlijk veel me dunkt. Nog meer heeft weinig zin. We streven vooral naar betere promotie, betere infrastructuuur, en we hopen de werkdruk te verlichten. Op dit moment werken de leden van de vzw twaalf à dertien uur per dag, zonder daar geld aan over te houden.
Zowel infrastructuur, personeelsbezetting als werkingsmiddelen zijn momenteel ontoereikend. De clubs in de vzw stellen samen zeven mensen voltijds en zes halftijds te werk. Vanwege ons statuut als jeugdhuis ontvangen we samen zowat acht miljoen frank per jaar. Eén voltijds loon kost 1,2 miljoen. Na aftrek van de personeelskosten staan we dus al ernstig in het rood. En dan komen we nog niet eens toe aan de werkingskosten. Na een eerste berekening kwamen we tot het besluit dat per club zo’n zes miljoen frank per jaar nodig is voor personeelskosten en zo’n drie miljoen voor basis- en werkingskosten. Daarmee zou elke club kunnen beschikken over vier voltijdse personeelskrachten.
De criteria om tot de vzw Clubcircuit toe te treden, zijn heel streng. Je moet, bijvoorbeeld, al vijf jaar meedraaien in het concertwezen. Nieuwe initiatieven krijgen dus geen kans?
DE BOEVER: Die criteria zijn geen wetten. Als we geloven dat een nieuweling zich inzet voor de goede zaak, mag hij zich bij ons vervoegen. Die criteria zijn opgesteld omdat we menen dat een versnippering van de middelen niemand vooruithelpt en omdat we willen vermijden dat handige zakenjongens met weinig liefde voor muziek, misbruik zouden kunnen maken.”
Jari Demeulemeester is directeur van de Ancienne Belgique in Brussel, het belangrijkste pop- en rockcentrum van het land.
JARI DEMEULEMEESTER: Ik wentel mij al 25 jaar in frustratie. Omdat pop- en rockmuziek steevast op hoon en onbegrip worden onthaald. Met als gevolg dat vele artiesten niet de kans krijgen om een carrière uit te bouwen. Bij gebrek aan middelen. Trouwens, dat de AB is uitgegroeid tot een rockhuis, is zeker niet het resultaat van een beleidsplan of een duidelijke visie ten aanzien van het jonge muziekleven in Vlaanderen. Het is slechts aan de inzet van een half dozijn mensen te danken dat cultuurminister Patrick Dewael (VLD) destijds een koerswijziging inzette. De plannen voor de AB gingen in ’86 in de richting van een theaterhuis met poëziezaal. Van ’79 tot ’86 werd de taak van het huis omschreven als een feest- en spektakelcentrum waar zowel avantgardetheater als muziek en socio-cultureel werk plaats moesten krijgen.
Hoon en onbegrip? Nochtans is voor de verbouwing van de AB 700 miljoen frank op tafel gelegd: dat is toch niet niks.
DEMEULEMEESTER: Als ik mag zeggen: dat cijfer ligt onder het Europees gemiddelde. Vergelijken we gewoon even met de KVS: de verbouwing van dat gebouw wordt geschat op 2,4 miljard. Als ik kijk naar de geplande verbouwingen van theaters in Amsterdam en Groningen, dan spreken ze daar ook steevast over miljarden. Los van het feit of je zo’n grote zaal nu bouwt voor pop of opera, de technische vereisten zijn van dien aard dat je automatisch bij riante bedragen uitkomt. In ons geval past de financiële steun trouwens ook in het kader van het promoten van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel.
We zouden het over pop- en rockbeleid hebben.
DEMEULEMEESTER: Er moet een klimaat van respect voor de muziek komen, een gevoel van comfort voor de tienduizend beoefenaars van pop en rock. Een globaal beleid moet begeleidingsmogelijkheden bieden voor de subtop, voor de honderd kanshebbers op een professionele carrière. En het moet productiemogelijkheden bieden voor de tien kanshebbers in ons land op een internationale carrière. Kijk, het heeft geen zin dat je groepen aan het einde van de maand een cheque met een maandloon geeft. Het gaat erom dat ze hun muziek in degelijke omstandigheden kunnen beoefenen.
De AB verwelkomt grote sterren uit het buitenland. Wat doen jullie voor Belgische groepen?
DEMEULEMEESTER: De optredens van die grote sterren zijn niet altijd door de AB zelf georganiseerd. Concertorganisatoren halen de buitenlandse artiesten naar hier, wij verhuren de zaal, zo gaat het vaak. Die optredens geven ons wel de kans om in het Club-zaaltje op de eerste verdieping lokaal talent te promoten. Na afloop van het “grote” concert kunnen de bezoekers gratis een concertje meepikken van een Belgische band met talent. We stoten onze commerciële functie wat af. The Levellers, Counting Crows: met alle respect, maar die bands behoren niet meer tot het domein van de AB. Waarmee ik niet onze rendabiliteitsopdracht negeer: 30 procent van onze werkingsmiddelen zijn afkomstig van subsidies, 70 procent moet dus van eigen inkomsten komen.
Via “Boterhammen in het Park” en “Broodje Club” hebben we al zo’n honderd artiesten van eigen bodem een podium aangeboden. In de toekomst willen we een broedplaats creëren voor artiesten uit eigen land. En zelfs enkele groepen begeleiden, hen laten gebruikmaken van onze logistieke middelen, hen promoten en op weg helpen in het concertcircuit. We willen onze activiteiten uitbreiden, zo komt er ook een klankarchief van de Belgische muziek, waar mensen terechtkunnen voor oude platen of zeldzame opnames. We hebben contacten met privé-organisaties die over duizenden bijzondere en/of zeldzame geluidsopnames beschikken. Dat archief wordt al heel binnenkort voorgesteld.”
Wim Swinnen is naast redacteur van P-Magazine ook manager van de Belgische popgroep Wizards Of Ooze, en kent dus het reilen en zeilen in de muziekwereld.
WIM SWINNEN: Veel ellende zou opgelost zijn als de muzikanten over een goed sociaal statuut zouden kunnen beschikken. Als manager van een band kan ik er over meespreken: muzikanten hebben eigenlijk géén statuut. Dat heb je enkel als je bij een orkest of koor bent aangesloten. De pop- en rockmuzikanten dragen het statuut van werknemer, volgens een koninklijk besluit uit ’69. Dat heeft tot gevolg dat een kleine groep die voor een paar duizend frank optredens geeft, telkens een arbeidscontract zou moeten afsluiten met de organisator. Nou, dat is onbegonnen werk. Want de kleine clubs draaien nu al op verlies. Als ze dan ook nog sociale lasten moeten betalen voor de groepen die ze uitnodigen, kunnen ze hun zaak snel sluiten. Voor het RVA mag je geen muzikant zijn, want dan valt je werkloosheidsuitkering weg. Terwijl het echt om verwaarloosbare bedragen gaat die het gros van de popartiesten hier opstrijkt. Werklozen die hun weg proberen te zoeken in het muziekwezen, wordt aangeraden om hun hobby op te geven en te zoeken naar een “echte” job.
Muziek maken mag, maar enkel in de slaapkamer, vindt men bij de RVA. Met als gevolg: velen duiken in de illegaliteit, in het zwarte circuit. Bij de overheid heerst er onwil om een degelijk statuut uit te bouwen. Nochtans, muzikanten zijn uitvoerende kunstenaars die een volwaardig beroep uitoefenen en dus ook als dusdanig moeten worden gerespecteerd, niet als outlaws.
Verschillende Belgische popbands en artiesten zijn op pijnlijke manier het slachtoffer geworden van die statutaire ambiguïteit.
SWINNEN: Er zijn schrijnende gevallen bekend. The Pop Gun, bijvoorbeeld, die midden jaren tachtig enkele hits hebben gehad. De groep had zich met onbekwame managers omringd, kwam in de belangstelling met haar muziek, haalde inkomsten uit optredens en platenverkoop, maar de bandleden stempelden ook nog. Nou, daar heeft de RVA bijzonder hardhandig ingegrepen. Het stempelgeld werd teruggevorderd en er kwam een fikse boete bovenop. Meteen het einde van The Pop Gun. Je kan zeggen: ze moeten zich beter informeren. Ik zeg: wetgever, maak werk van een serieus beleid, waardoor dit soort drama’s wordt voorkomen.
Ik zie wel iets in een muzikantenvakbond, die onafhankelijk van overheid en vakbonden werkt. Ik was onlangs in Noorwegen, waar een heel krachtige muzikantenvakbond bestaat, die voor een groot deel zelfbedruipend is en subsidies geeft aan artiesten die in het buitenland gaan touren of apparatuur ter beschikking stelt. Als dat ginds kan, kan het hier ook. We moeten niet altijd bij de overheid aankloppen om geld, want wie heeft er recht op dat geld? Moet iemand die zich bezighoudt met zogenaamde commerciële muziek, minder krijgen dan pakweg Die Anarchistische Abendunterhaltung, jongens die een soort popmuziek maken maar tegelijk bij klassieke muziek worden ingedeeld, want ze tekenen een platencontract bij Sony Classic? Het einde is zoek. Je kan de muziek niet opdelen in categorieën, in stijlen. We zitten in de jaren negentig: alles loopt door elkaar. De afbakening in leeftijd en genre doet niets terzake. Arno en Raymond van het Groenewoud zijn heren van middelbare leeftijd, maar toch horen ze bij de jongerenmuziek.”
Mark Strauven runt al meer dan tien jaar het boekingskantoor L&S Agency (in Sint-Truiden), waar hij hoofdzakelijk Belgische bands aan optredens helpt.
MARK STRAUVEN: Geld geven, dat levert op lange termijn weinig op. Ik heb moeite met overheden die op een bepaald moment sinterklaas beginnen spelen. Hoe men wel een goed beleid voert? Moeilijke vraag. Ik stel vast: Underdog, een groepje waar ik een tijdje voor heb gewerkt, heeft dankzij de provinciale overheid in Limburg een aantal gesubsidieerde concerten kunnen spelen. Maar waar staat die groep nu? Nergens.”
Eddy Brebels, hoofd van de provinciale jeugddienst van Limburg, houdt zich bezig met pop- en rockbeleid. Limburg is de enige provincie in ons land waar dat beleid vorm heeft.
EDDY BREBELS: Ons succes laat zich niet meten aan de hand van het aantal bekende namen dat we voortbrengen. Supergroepen kweken, is niet onze ambitie. Het gaat ons om: kansen bieden, mogelijkheden scheppen. We willen als provinciale overheid, die soms vrij ver van het dagelijkse leven staat, iets betekenen voor de jongeren. Nu kan je je de vraag stellen: is de lol er niet af als de overheid zich met pop inlaat? Wel, het Open Rockforum, een jaarlijkse open vergadering die we houden met cultuurwerkers, jongerenwerkers, concertorganisatoren, journalisten, muzikanten, muziekdocenten en iedereen die met rockmuziek te maken heeft, toont duidelijk aan dat er vraag is naar overheidsinitiatieven. Op de vragen en noden stemmen we ons beleid af.
Welke vormen neemt dat beleid dan aan?
BREBELS: Kleine bands klagen dat ze weinig kans krijgen om op te treden. Ze vragen geen geld, ze vragen een podium. Organisatoren hebben schrik om verlies te lijden en gaan niet zomaar elk avontuur aan. Als ze één avond met vijfduizend frank verlies afsluiten, is dat nog niet zo erg. Maar als ze tien avonden met vijfduizend frank verlies afsluiten, gaan ze failliet. Wij geven daarom toelages aan Limburgse promotoren om Limburgse bands in hun zaal te boeken: drieduizend frank per groep. Een klein bedrag, maar vaak vormt dat kleine bedrag net het verschil tussen winst en verlies voor de promotor. De tien finalisten van ons tweejaarlijks rockfestival Limbomania, krijgen elk 25.000 frank voor promotie. Daarnaast voorzien we in een jaarlijks subsidiebudget van 2 miljoen frank voor de uitbouw van openbare repetitieruimten. We merken dat er grote vraag is naar oefenlokalen. Als je in de garage of kelder kruipt, stoor je de buren, dus daar komt ruzie van. We hebben repetitielokalen in Dilsen, Nieuwerkerken en Hasselt, dit jaar komen Koersel-Beringen en Maasmechelen daar nog bij.
De werking in Limburg bewijst dat je al een ernstig rockbeleid kunt voeren zonder daar honderden miljoenen tegenaan te gooien.
BREBELS: Precies. Niet dat er geen geld is: een gedeputeerde heeft het idee opgevat om Jazz Bilzen, het muziekfestival dat in de jaren zeventig populair was, nieuw leven in te blazen, en hij denkt daarbij aan acht à negen miljoen frank steun. Dus: er is geld. Maar goed, met drie à vijf miljoen per jaar zetten wij mooie projecten op stapel. We moeten knokken voor ons geld, maar dat is niet noodzakelijk slecht. Beleid voeren, staat immers niet gelijk aan: geld spenderen. Beleid voeren betekent ook: met de middelen die je hebt, zoveel mogelijk nuttige dingen doen. Dat kunnen heel kleine dingen zijn. We geven, bijvoorbeeld, cd’s met Limburgse bands als relatiegeschenk in de plaats van de traditionele fles jenever. Of tijdens recepties nodigen we geen strijkkwartet uit, maar een singer-songwriter.
Limburg heeft zijn eigen rockconcours: Limbomania. Wie is daar zoal uit voortgekomen?
BREBELS: De Hoodoo Club. Die worden nu bekend. Bjorn. Die man heeft ondertussen al op Pukkelpop opgetreden en staat binnenkort in de Ancienne Belgique. Voor de afgelopen editie hadden we 149 inschrijvingen, dat lijkt me een zeer goed resultaat. Nogmaals: we willen geen supergroepen kweken. Het gaat om: kansen geven aan muzikanten. Uiteindelijk is het de groep zelf die moet bewijzen wat ze waard is, dat hebben wij niet in de hand. Het is niet onze bedoeling om de kwaliteit te verhogen, we leggen de nadruk op jongerencultuur en vrijetijdsbesteding. Alleen lijkt het me wel redelijk te veronderstellen dat begeleiding de kwaliteit toch stimuleert.”
Jaap Van Beusekom is directeur van het Nationaal Pop Instituut Nederland (voorheen Stichting Popmuziek Nederland), dat sinds ’75 een behoorlijk succesvol popbeleid uitvoert.
JAAP VAN BEUSEKOM: De grote doorbraak kwam er toen in het begin van de jaren tachtig toenmalig cultuurminister Brinkman (CDA) de orkesten saneerde en er plots geld vrijkwam voor ons. Voor die tijd gold het geloof dat popmuziek iets van voorbijgaande aard was en zeker niet op artistieke gronden kon worden beoordeeld.
Vandaag steunt ons instituut op drie pijlers. Het mediacentrum herbergt een klankarchief en een gegevensbestand met alle “facts and figures” over de Nederlandse popmuziek. We doen aan “support en subsidie”, wat neerkomt op de ondersteuning van podia en van speciale projecten die te maken hebben met live-optredens. En we steunen bands die gaan touren in het buitenland, tot in Amerika toe. Daarnaast hebben we een rockschool opgericht, hebben we ervoor gezorgd dat er vanaf volgend jaar een hoogleraar Popmuziek aan de Amsterdamse universiteit komt.
Wat we niét doen, is bands op vaste basis geld toestoppen. Dat willen ze zelf trouwens ook niet. Omdat zoiets de prikkel wegneemt. Dat leidt, zeker op langere termijn, tot niets moois.
Jullie hebben jaren moeten knokken voor financiële steun. Waar lag het probleem: beleidsvoerders weten niet wat popmuziek is en dus willen ze er geen geld aan geven?
VAN BEUSEKOM: Als je ophoudt met klassieke ensembles te steunen, dan verdwijnen ze. Hou je op met een rockband te steunen, dan gaat die toch door. In de ogen van de beleidsvoerders is dat een verdachte zaak. Dan krijg je daarbovenop nog eens de arrogante houding van zogenaamde cultuurkenners, die ervan uitgaan dat een muzieksoort waar veel mensen naar luisteren, weinig artistieke waarde heeft.
Tot slot: tips voor België?
VAN BEUSEKOM: Alle partijen, van platenmaatschappijen tot media tot muzikanten, moeten beseffen dat ze een gezamenlijk belang delen. Als dat lukt, gebeurt er na verloop van tijd wel wat. Het nadeel van het feit dat beleidsvoerders geen kaas hebben gegeten van pop, is dat ze weigerachtig staan tegenover voorstellen. Het voordeel is echter dat ze bepaalde dingen goedkeuren zonder goed te weten wàt ze hebben goedgekeurd. Moet je onthouden.”
Wat vinden de pop- en rockgroepen nu zelf dat er gebeuren moet? Luc Schreurs is bassist bij de Hoodoo Club, die overal lovende kritieken krijgt, die onlangs bij de uitreiking van de Zamu Awards de prijs ontving voor de sterkste doorbraak, maar die niettemin op vrij bescheiden niveau opereert.
LUC SCHREURS: En of. We houden geen frank over aan onze muziek. We zijn al blij als we uit de kosten komen. Als we een hogere gage vragen voor een optreden, wil niemand ons nog hebben. Is er een organisator die het toch waagt, loopt hij het risico zijn broek te scheuren wanneer er niet genoeg publiek opdaagt. We zijn nu al zes of zeven jaar actief en er verandert niet veel. Als ik in ruil voor een minimumloon de kans zou krijgen me fulltime aan muziek te wijden, ik zou er meteen voor tekenen. Een baan en een groep vallen moeilijk te combineren.
Volgens het nieuwe decreet, kunnen we subsidies aanvragen. Dat gaan we zeker doen. Al was het maar om wat geld te krijgen voor buitenlandse tournees. Want die kosten een pak. We zijn net terug van vier dagen Zwitserland. Busje huren, geluidsman betalen…, er blijft niets meer over van de gage. Kijk naar Channel Zero: die jongens leken toch aardig wat succes te hebben, maar zijn er ook onderdoor gegaan omdat ze niets overhielden. Waarom zouden we geen recht hebben op subsidie? We geven toch een positieve uitstraling aan Vlaanderen.
“Een degelijk rockbeleid kost minder dan het onderhouden van één klassiek orkest.”
“Het heeft geen zin dat je groepen een cheque met een maandloon geeft.”
“Muzikanten hebben eigenlijk geen sociaal statuut.”
“Ik heb moeite met een overheid die ineens sinterklaas begint te spelen.”
Bart Vandormael