Over delinquente jongeren, euthanasie bij mensen met dementie, Jean-Marie Dedecker en de verkoop van alcohol aan minderjarigen.
1 Binnenkort kan de jeugdrechtbank delinquente jongeren tot hun 23e in een instelling plaatsen. Voor zwaardere feiten, zoals slagen en verwondingen, kan ze correctionele straffen opleggen, en zelfs verwijzing naar assisen wordt mogelijk.
STEFAAN MARIEN: In feite gaat het slechts om kleine aanpassingen aan de jeugdbeschermingswet van 1965. De grote principes en de grote onrechtvaardigheden die inherent zijn aan ons huidig systeem heeft men niet aangepakt. Het Belgische jeugdrecht vertrekt van een heel betuttelende en paternalistische visie en gaat er ten onrechte van uit dat jongeren niet ter verantwoording geroepen kunnen worden voor hun daden. Jeugdrechters treden remediërend op, en niet straffend, wat tot gevolg heeft dat iedere rechter zelf gaat uitmaken wat de correcte straf is. Dat creëert natuurlijk willekeur; voor gelijkaardige vergrijpen worden soms totaal andere straffen uitgesproken. Een bijkomend probleem is dat de maatregelen die een jeugdrechter vordert vaak voor onbepaalde duur zijn. Een rechter kan de straf in principe altijd opnieuw verlengen. Maar ook jongeren verdienen toch te weten waar ze aan toe zijn?
Jongeren zouden over dezelfde rechtswaarborgen moeten kunnen beschikken als volwassenen. We zouden moeten evolueren naar een volwaardig jeugdrecht, met gespecialiseerde jeugdadvocaten die weten hoe ze met jongeren moeten omgaan. Momenteel worden jongeren al te vaak verdedigd door stagiairs met weinig praktijkervaring.
2 In zijn boek ‘ Rechts voor de raap‘ pleit VLD-senator Jean-Marie Dedecker voor het doorbreken van het cordon sanitaire. ‘Laat het Vlaams Belang deelnemen aan de macht en het splitst sneller dan Brussel-Halle-Vilvoorde’, meent Dedecker.
MARIEN: De laatste tijd hoor ik politici vaak spreken over dit soort onderwerpen: vorige week moest de macht van de koning nog dringend worden ingeperkt, en nu is men al bezig met een mogelijke nieuwe coalitie. De politiek is veel te sterk gefixeerd op structuren en vooral ook veel te veel bezig met zichzelf. Ik hoor bijzonder weinig praten over wat echt belangrijk is, over het échte beleid. Politiek zou in de eerste plaats moeten gaan over welke keuzes onze maatschappij beter zou maken en niet over welke partij het grootste gelijk heeft. Van een politicus verwacht ik dat hij dingen realiseert, dat hij een duidelijke maatschappelijke visie heeft en gewoon dat hij ergens voor stáát. Hij moet denken op lange termijn, knopen doorhakken en belangen afwegen. Een politicus die vooral bezig is met zichzelf te verkopen, daar heeft eigenlijk niemand wat aan. Jean-Marie Dedecker belichaamt dat soort politiek natuurlijk. Ik kan me zo meteen geen enkel groots beleidsidee van die man voor de geest halen, maar hij slaagt er wel in om constant in de media te staan en iedereen over hem te laten spreken.
Ik heb het cordon sanitaire niet nodig om te weten in welke politici ik vertrouwen kan hebben. Ik kies voor partijen en politici die openstaan voor en geloven in een samenleving met een grote diversiteit aan meningen, ideeën en culturen.
3 Hoewel dat verboden is, verkopen meer dan negen op de tien winkeliers alcohol aan minderjarigen, blijkt uit een onderzoek van OIVO. De consumentenorganisatie wil vooral dat de verkoop van alcopops, limonades vermengd met alcohol, beter wordt gecontroleerd.
MARIEN: Jongeren en alcohol, dat is altijd een verhitte discussie. Een paar maanden geleden kwam de SP.A met een voorstel op de proppen om de verkoop van alcohol aan jongeren onder de zestien helemaal te verbieden. Weer een bijkomende verbodsbepaling voor jongeren, men krijgt er blijkbaar nooit genoeg van. Er was al het verbod om tabak te verkopen aan min-zestienjarigen, later aangescherpt door extra controles op de sigarettenautomaten, onlangs was sprake van een verbod op tatoeages en piercings… Waar stopt dat eigenlijk allemaal? We kunnen ook verbieden dat jongeren buitenkomen zonder jas, om ervoor te zorgen dat ze niet ziek worden door de regen of de kou. Ik vind het een bijzonder kwalijke evolutie dat politici het doen en laten van jongeren blijkbaar tot in het absurde willen regelen. Ze vergeten daarbij dat alles wat verboden is een stuk aantrekkelijker wordt.
Jongeren leren omgaan met alcohol, dat hoort nochtans bij opvoeding. En opvoeden, dat doe je thuis aan de keukentafel, niet in het parlement. Goede informatie op de maat van jongeren lijkt mij hier het belangrijkste. Leg de jongeren duidelijk uit wat de gevaren zijn, zonder daarbij te vergeten dat er aan alcoholgebruik ook pósitieve kanten kunnen zijn. Ik begrijp de terughoudendheid niet om daarover met jongeren in discussie te gaan.
4 Er vielen vorige week doden in de hetze rond de Mohammed-cartoons. Een Frans satirisch weekblad heeft ondertussen een nieuwe lading spotprenten klaar en een Iraanse krant schrijft een cartoonwedstrijd uit met de Holocaust als onderwerp.
MARIEN: Aan beide kanten is er duidelijk een opbod aan de gang, met als enige inzet: wie durft het verst te gaan? Kortzichtig natuurlijk. Persoonlijk vind ik dat uit deze affaire nog maar eens blijkt dat er grenzen zijn aan de vrije meningsuiting. Waar die grenzen liggen, kan of wil ik niet bepalen, dat zou ik graag aan een rechter overlaten.
Het onbegrip aan beide kanten is natuurlijk droevig om vast te stellen. Ik had gehoopt dat de mensen deze affaire zouden aangrijpen om elkaar net een beetje beter te leren kennen, en dat ze bijvoorbeeld zouden willen weten waarom deze cartoons nu net zo gevoelig liggen in bepaalde andere culturen. Westerlingen storen zich doorgaans niet aan die spotprenten omdat wij opgegroeid zijn in een cultuur waarin dergelijke dingen moeten kunnen. Maar het getuigt van weinig respect voor andere culturen als wij die opvatting aan hen willen opdringen. Daaruit spreekt een soort superioriteitsgevoel waar volgens mij geen enkele basis voor bestaat.
Een andere cultuur heeft net zo veel recht om onze waarden in vraag te stellen. De manier waarop wij het recht op vrije meningsuiting invullen, kan voor anderen te ver gaan. Ik vind dat we genoeg inlevingsvermogen moeten hebben in de leefwereld van anderen, om dat ten minste te proberen te begrijpen.
5 Vanaf 2007 zullen in het secundair onderwijs meer leerlingen aanspraak kunnen maken op een studiebeurs. Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) denkt ook aan een systeem van studieleningen, die pas moeten worden terugbetaald na het afstuderen.
MARIEN: Kinderen en jongeren spenderen een groot deel van hun leven op de schoolbanken; de overheid zou er alles aan moeten doen opdat die tijd voor hen aangenaam en interessant is. Een eerste stap daarin is dat jongeren op zijn minst de richting zouden kunnen volgen die ze zelf willen. Bepaalde technische richtingen kosten behoorlijk veel en zijn een zware belasting op een gezinsbudget. Het zou toch jammer zijn dat jongeren noodgedwongen kiezen voor een richting die hen minder aanspreekt, gewoon omdat ze geen financiële strop rond hun gezin willen leggen? Het is een goede zaak dat de politiek deze wantoestand aanpakt.
De studieleningen, dat is een ander verhaal. Ik vind het een té economische benadering. Onderwijs wordt blijkbaar beschouwd als iets wat de samenleving veel kost, en dat moet de student later maar terugbetalen. In die visie lijkt onderwijs niet meer dan een voorbereiding op werk, en komt het algemeen vormende aspect helemaal op de achtergrond. Die weg moeten we toch niet inslaan? Kennis is onze enige grondstof. Laten we die grondstof beschermen door iedereen de kans te geven zich er voluit aan te laven. Zorg er dus voor dat het onderwijs voor iedereen betaalbaar is, zonder een studielening.
6 In het vakblad ‘ De Huisarts’ bekent een arts uit Gent dat hij een dementerende vrouw hielp sterven. De arts wou met zijn verhaal het debat aanzwengelen: euthanasie bij mensen met dementie is momenteel bij wet verboden.
MARIEN: De kwestie komt eigenlijk hierop neer: hoe gedetailleerd kunnen we de wet formuleren voor een gevoelige kwestie als euthanasie? Natuurlijk mag je niet te ruim gaan, want dan zet je de deur open voor misbruiken, en de wet zou voor alles oog moeten hebben voor de zwakste mensen die erdoor getroffen worden. Maar als je de wet te eng formuleert, maak je iedere persoonlijke interpretatie onmogelijk, wat op zich óók wantoestanden creeert. De mensen die het dichtst bij de patiënt staan – de partner, de familie, de vrienden, de artsen, het verplegend en verzorgend personeel – zijn het best geplaatst om te oordelen of euthanasie de beste optie is, denk ik. Alle betrokkenen moeten hierover met elkaar overleggen, en daarbij vooral hun gezond verstand gebruiken. Ik geloof niet dat je zo’n complex overleg in wetteksten kunt gieten. Geen twee gevallen van euthanasie zijn immers gelijk. Waar gevoelens en persoonlijke overtuigingen in het spel zijn, komen wetten trouwens onvermijdelijk op de tweede plaats.
Laat de bevoegde arts geval per geval bekijken, en dan handelen in eer en geweten. Dokters zijn verstandige mensen die sowieso iedere dag moeilijke beslissingen moeten nemen. Ik heb vertrouwen in hun oordeel en hun geweten.
Stefaan Marien is voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad
Jef van Baelen