Jef is terug, Jef Lambrecht. Amper hadden de Amerikanen eindelijk begrepen dat er in Afghanistan helemaal geen winter is, of ze begonnen met een grondoffensief tegen de restanten van wat ooit de Taliban en al-Qaeda waren, hierbij gretig gebruik makend van enkele stuks Afghaans kanonnenvoer.
Die Afghaanse winter is een verhaal apart. Op 11 september in de namiddag werd er al voor gewaarschuwd. Een vergelding moest snel komen want de winter stond voor de poorten van Kabul, en winter in Afghanistan, daar hadden wij geen gedacht van. Eer zal een mens zes maanden in een diepvriescel van Iglo overleven, dan één week winter in Afghanistan. Toen de Vlaamse journaals de Afghanen en hun gedoe al lang hadden afgevoerd van de dagplanning, bleven Britse stations en CNN er wel elke dag aandacht aan besteden. In geen enkele van die reportages was ook maar één vlok sneeuw te zien, laat staan een bevroren sloot of rivier zoals je die in Friesland en Groningen vanaf oktober aantreft.
Ja, als weer eens een groepje beter bewapende dan geklede Pathanen voor de camera moest poseren, zag je soms ver in de achtergrond een wolkje sneeuw liggen op een achtduizender in de grensstreek met Pakistan. Maar een doorsnee boule de Berlin heeft meer wit op zijn kruin. De winter is in Afghanistan niet strenger dan aan de Côte d’Azur. Dat mag geen verwondering wekken want, zo vermoedt althans de amateur-geoloog in ons, Afghanistan ligt dichter bij de evenaar dan Nice.
Toen de Amerikanen beseften dat ook zij het slachtoffer waren geweest van het onuitroeibare janhagel der weersvoorspellers, gooiden ze hun tanks en pantservoertuigen vol brandstof, blonken hun geweren op, olieden de bladen van hun helikopters, en trokken zingend ten strijde. Ze waren geen tien kilometer ver of daar werden ze opgewacht door Jef Lambrecht, die via zijn satelliettelefoon rechtstreeks in het nieuws van drie uur ’s namiddags zat, en van officiële zijde wenste te horen of er nog altijd een prijs stond op het hoofd van Osama Bin Laden.
Nadat de Taliban vier maanden voordien uit al hun zogenaamde bolwerken waren verdreven, en in vijf minuten tijd ook van het volgens Jef oninneembare vliegveld van Kandahar waren gejaagd, was de hele internationale persmeute moe maar voldaan naar huis teruggekeerd. Iedereen, behalve Jef Lambrecht. Jef, die na zijn schadeclaim van twintig miljoen dollar tegen Peter Stuyvesant en zijn legendarische verslaggeving van de Golfoorlog niet veel meer had uitgestoken, en ook niet veel meer had verdiend, zeker niet in verhouding tot twintig miljoen dollar, had zich voorgenomen nog één keer in zijn carrière verwoestend uit te halen. En dit was de grote kans.
Osama Bin Laden vinden, exclusief interviewen voor de VRT-radio, en dan in ruil voor het beloofde losgeld uitleveren aan de Amerikanen, met als bijkomende voorwaarde dat voortaan Pierre Minuit als officiële stichter van de stad New York op elk pakje Peter Stuyvesant zou worden vermeld… Ziedaar het idee dat zich onwrikbaar had vastgezet in Jefs door kunst, opiumderivaten en een dertigjarige loopbaan bij de staatsomroep enigszins beschadigde brein.
Terwijl de andere reporters door Amerikaanse bussen en vliegtuigen werden opgepikt en naar de beschaafde wereld teruggebracht, kocht Jef zich in een doe-het-zelfzaak in Mazar-i-Sjerie een spade en een houweel, plus een gezinspak voedzame kruidenkoeken, en begon een gat te graven in het plateau van Tora Bora. Waar niet alleen volgens de CIA maar ook volgens zijn eigen doorgaans feilloze intuïtie Osama Bin Laden zich moest bevinden. Na negen uur wroeten viel Jef, zoals in het spreekwoord, door de put die hij zelf had gegraven en bevond zich plotseling middenin een geheim ondergronds tunnelcomplex. Jef was zeker: aan het eind van een van die vele gangen zou hij Osama Bin Laden en mullah Omar vinden, onder het schijnsel van een petroleumlamp over een partijtje schaak gebogen.
Andere oorlogsverslaggevers als Rudy Vranckx en Sofie Demeyer zaten al lang in Jeruzalem, waar Palestijnse zelfmoordcommando’s Israëlische raketaanvallen uitlokten en omgekeerd. Maar Jef, diep onder de Afghaanse grond, was hiervan niet op de hoogte. En had er geen idee van dat de oorlog tegen de Taliban in de journaals al achteruit was gedrumd tot na de sport. Tot overmaat van ramp kreeg zijn gsm onder vier lagen fossielhoudende gesteenten geen netwerkverbinding, en kon hij geen verslag doen van zijn zoektocht. Na enkele dagen wisten ze in Brussel niet beter of Jef was met vakantie. En omdat hij mede dankzij de Golfoorlog minstens zevenhonderd recuperatiedagen had openstaan, maakte niemand zich zorgen. Velen waren ook blij dat ze van Jef verlost waren, maar dat was naijver die zo typisch is voor een openbare omroep.
Jef inmiddels, groef en graafde verder, kroop nu en dan een verlaten grot binnen, ontsnapte ternauwernood aan een onderaardse gasbel, voedde zich met zwammen en kleine insecten, laafde zich aan stalagmiet en stalagtiet, en werd van al dat gebagger door stof en modder vuiler met de minuut. Tevens raakte hij de juiste richting kwijt. Anderhalve maand later wisten Tadzjiekse gelovigen niet wat hen overkwam, toen ze tijdens het vrijdaggebed plots een totaal verwilderd hoofd uit de vloer van de moskee tevoorschijn zagen komen. En hiermee de dreigendste voorspellingen van hun religie bevestigd zagen. Jef klom met zijn laatste krachten op de islamitische variant van de preekstoel, piepte in de microfoon de gevleugelde woorden: ‘Dit is Jef Lambrecht, radionieuws Tora Bora’, en viel van uitputting omver.
Dankzij de goede zorgen van de Tadzjieken was hij tijdig terug in België om Saint-Amour te presenteren, haalde thuis propere kleren op, goot wat verse melk op een bordje voor zijn kat Minuit, en vertrok vastberadener dan ooit opnieuw richting Kaspische Zee. Net op tijd om het grondoffensief van de Amerikanen live te verslaan. Als iemand Bin Laden vindt, is het Jef.
Koen Meulenaere