In Het gevecht met Leviathan legt Emiel Lamberts haarfijn maar ongemeen spannend de (r)evolutie van de christelijk-sociale politiek uit in het Europa van de tweede helft van de negentiende eeuw.
Mathilde, Jupiter en Calvinopolis. Het zijn maar enkele van de gecodeerde pseudoniemen die katholieke voormannen in 1871 bedachten om met elkaar in het geheim te corresponderen over belangrijk katholiek nieuws. Paus ‘Mathilde’ Pius IX kreeg het toen hard te verduren. Zijn pauselijke staten werden hem door de Italiaanse opstandelingen ontnomen. Gustave ‘Jupiter’ von Blome, een onechtelijk kleinkind van de legendarische kanselier Metternich, wou het Vaticaan helpen om de katholieke publieke opinie te bewerken met de nodige informatie van het levensbeschouwelijke front. En in ‘Calvinopolis’ Genève kwamen de draden samen van dit aparte persnetwerk.
De episode over deze ‘Zwarte Internationale’ speelt een cruciale rol in Het gevecht met Leviathan van historicus Emiel Lamberts, waarin hij vooral beschrijft hoe de kerk en de katholieke wereld in de negentiende eeuw reageerden op de groeiende staatsbemoeienis van liberale en socialistische zijde. Een uitgekiende persstrategie was een eerste deel van het antwoord. De spin in het Geneefse web die de informatie van het Vaticaan doorspeelde naar correspondenten in heel Europa – de zogenaamde ‘negen muzen’ – was een anonieme informant in het Vaticaan. Deze innominato, een Poolse prelaat én privésecretaris van de paus zo bleek later, ondertekende zijn depêches met ‘Frédéric’ wanneer de info bestemd was om door te spelen aan de ‘goede’, katholieke pers en met ‘Ferdinand’ wanneer ze strikt vertrouwelijk was. Om maar te zeggen hoe paranoïde de katholieke kerk zich in die uiterst roerige tijden gedroeg.
Het tweede en belangrijkste deel van het katholieke antwoord op de toenemende staatsinterventies was het ontwikkelen van een sociale leer. Het is bekend hoe uiteindelijk paus Leo XIII in zijn encycliek Rerum Novarum in 1891 een sociaal-christelijk alternatief formuleerde om de uitwassen van het kapitalisme te beteugelen. Maar de manier waarop die christelijke sociale doctrine tussen 1850 en 1891 tot stand is gekomen, werd nog nooit zo duidelijk én avontuurlijk uit de doeken gedaan als in dit boek. Lamberts heeft zijn verhaal over de genese van de katholieke sociale leer in die vier decennia vooral opgehangen aan twee kleurrijke figuren uit de elkaar bevechtende kampen: enerzijds kanselier Bismarck en anderzijds Gustav von Blome, kleinzoon van Metternich. Blome staat model voor de katholieke aristocraat die in de tweede helft van de negentiende eeuw op zoek ging naar een conservatief maar afdoend tegengif tegen de economische dictatuur van het kapitalisme en die daarbij vooral het sociale weefsel van de samenleving wilde herstellen. Lamberts beschrijft aan de hand van de Zwarte Internationale en de Unie van Fribourg hoe die christelijke sociale politiek zich van een ondergrondse strijdmachine tot een publieke denktank ontwikkelde.
Ook Vlaamse en Belgische hoofdrolspelers komen uiteraard ter sprake, met een stip voor de Gentse katoenindustrieel Joseph de Hemptinne, alias ‘de paus van Gent’. Hij stelde zich zo fanatiek katholiek op dat zelfs in het Vaticaan de wenkbrauwen werden gefronst over zoveel ultramontaanse geloofsijver. Het Belgische koningshuis ontbreekt niet op het appel. Blome kocht immers zijn villa Guilia aan het Comomeer uit handen van Filips graaf van Vlaanderen, tweede zoon van Leopold I. Mooi hoe Lamberts in een epiloog de draad van de geschiedenis verder spint naar de Duitse kanselier Konrad Adenauer, die politiek actief werd toen Blome in 1906 stierf en die op zijn manier de succesvolle christendemocratie in de twintigste eeuw zou belichamen.
Adenauer had trouwens eveneens zijn stek aan het Comomeer, vlak bij de villa waar Blome ooit resideerde met vrouw en acht kinderen. En zeggen dat deze christelijke aristocraten, zoals Blome, al in de negentiende eeuw waarschuwden voor de uitwassen van het bankiers- en kredietwezen: ‘De vraatzuchtige woeker indijken, het geld een minder belangrijke plaats toekennen in de economie.’ Profetische woorden die onderstrepen hoe het gebrek aan sociale cohesie en de sluipende commercialisering van de hele levenssfeer al langer dan vandaag ter discussie staan.
Het gevecht met Leviathan is dus niet alleen een meeslepend verhaal van vroeger, maar ook een eyeopener voor wie de politiek en de samenleving van nu wil inschatten. Geschiedenis op zijn best, kortom.
EMIEL LAMBERTS, HET GEVECHT MET LEVIATHAN. EEN VERHAAL OVER DE POLITIEKE ORDENING IN EUROPA, 1815-1965, BERT BAKKER, 428 BLZ., ISBN 9789035136366, 29,95 EURO.
Frank Hellemans