De crisis bij de VLD is bedwongen. Karel De Gucht wordt als voorzitter vervangen door Dirk Sterckx. Het blijft afwachten of ‘het belang van de partij en de stabiliteit van de regering en het land’ met die oplossing gediend zijn.
‘Ik ben nu in elk geval niet bezig met mijn zwanenzang, ik probeer de verkiezingen van 13 juni te winnen.’
Dat zei Karel De Gucht eind januari in Knack in de zenuwachtige aanloop naar een partijcongres waarop de Vlaamse liberalen moesten beslissen of het migrantenstemrecht voor hen alsnog een regeringscrisis waard zou zijn. Dat bleek niet het geval, want de bijna tweeduizend deelnemers van een bewogen VLD-congres schaarden zich met een grote meerderheid achter premier Guy Verhofstadt en zijn vurig pleidooi om ‘de rangen te sluiten’ en om door te gaan met Paars, ‘het meest hervormingsgezinde kabinet van de hele Europese Unie’.
Maar amper drie weken later heeft De Gucht zijn bureau op het VLD-partijsecretariaat in de Brusselse Melsensstraat opgeruimd en wordt hij als VLD-voorzitter tot aan de verkiezingen in juni vervangen – niet opgevolgd – door Dirk Sterckx.
Dat De Gucht maandagochtend het ad interim-voorzitterschap van zijn persoonlijke vriend Sterckx – beiden kennen elkaar bijna een kwarteeuw en De Gucht overtuigde de gewezen VRT-journalist vijf jaar geleden om de stap naar de politiek, in casu het Europees parlement, te zetten – zelf aan het partijbestuur van de VLD mocht voorstellen, behoorde waarschijnlijk tot ‘het ritueel van de eervolle uitweg’. Die werd zondagavond, na een weekend van ’therapeutische’ gesprekken en druk overleg tussen Verhofstadt, vice-premier Patrick Dewael en De Gucht, ingeleid met een opmerkelijke, collectieve schuldbekentenis.
In een communiqué dat droop van de politieke boetedoening gaf De Gucht toe dat hij vorige week in de Kamer met een amendement om de regeling van het migrantenstemrecht te verstrengen, ‘de indruk’ had gewekt dat zijn optreden niet strookte met de beslissing van het VLD-congres ‘om krachtig verder te regeren zonder van ons standpunt af te wijken tegenover het migrantenstemrecht’. Verhofstadt van zijn kant liet in het persbericht noteren dat ook ‘de reactie van de partijtop’ tegenover De Gucht ‘verkeerd’ was geweest. ‘Het was in elk geval niet aangewezen de eerste minister naast de regering ook de partij politiek te laten leiden’, luidde het bijna overdreven ootmoedig in de mededeling waarin de knieval van de premier net iets groter leek dan die van de voorzitter die een stap opzijzet.
Langer dan het weekend kon de VLD de interne crisis onmogelijk laten aanslepen. Niet alleen vanwege de verbijstering bij de eigen achterban, maar ook omdat het trio Verhofstadt-Dewael-De Gucht tijdens zijn doorlopende praatsessies zaterdagnamiddag via radio en televisie te horen en te zien kreeg hoe CD&V en N-VA met een ‘Vlaams Kartel’ een beslissende raid op het politieke leiderschap in Vlaanderen hebben ingezet.
PIKORDE
De dagen voordien nam die crisis bij de Vlaamse liberalen onwezenlijke proporties aan. Het dilemma dat hun congres had beheerst – tot het uiterste loyaal blijven aan het partijstandpunt tegen het migrantenstemrecht óf loyaal zijn aan de paarse coalitiepartners en ‘het gegeven woord’ dat dit stemrecht geen regeringszaak zou worden – bleek helemaal niet verdampt door ‘de catharsis van de Heizel’. Het stak integendeel in een verhevigde vorm de kop op in de botsende strategieën van De Gucht (de VLD vecht tot de laatste snik tegen ‘een slechte en overbodige wet’) en van Verhofstadt (Paars moet niet langer zijn energie in ‘een achterhaald debat’ stoppen, maar de regering moet met bekwame spoed en duidelijk aan de kiezers tonen dat ze werk maakt van ‘een moderne economie’).
De Gucht trok de logica van de op het congres haast unaniem bevestigde afwijzing van het migrantenstemrecht onmiddellijk én met medeweten van Verhofstadt door in een amendement op het wetsvoorstel van PS, SP.A en MR. Van dan af hingen de voorzitters van die drie partijen voortdurend aan de lijn bij de premier om hem op steeds scherpere toon te melden dat ze de buik meer dan vol hadden van de ‘deloyale en onbetrouwbare’ houding van de VLD. Ze hadden De Gucht toch prompt ‘een elegant alternatief’ geboden onder de vorm van een rondzendbrief, en waarom moest hij dan zo nodig de parlementaire discussie over het migrantenstemrecht blijven rekken en in de kaart van extreem-rechts spelen?
Maar wie De Guchts politieke denken en doen ook maar een beetje kent, zal niet verbaasd zijn dat een circulaire die niet meer bleek te zijn dan ‘een lege doos’ hem niet van zijn strenge juristenratio zou afbrengen. En zodoende raakte Verhofstadt in minder dan een week tijd voor de tweede keer helemaal ‘van zijn melk’. Het resultaat was niet alleen de intussen legendarische ‘decibelisering’ – dixit Herman De Croo – die zich in dergelijke momenten van de premier meester maakt, maar vervolgens ook het onuitgegeven, publieke opzijzetten van een partijvoorzitter als het absolute culminatiepunt van een snel verzurende relatie.
Het decor (de ambtswoning van de premier in de Lambermontstraat) en de acteurs (alle ministers, fractieleiders en oud-voorzitters van de VLD) konden in elk geval tellen voor die opvoering vorige week donderdag. Daar kreeg De Gucht te horen dat hij helemaal fout zat met zijn benadering ‘die de VLD in de discussie over het migrantenstemrecht opnieuw in het zand zou doen bijten’ en ‘die de coalitie en het regeringswerk op de helling zette’. Deze uitspraken onderstreepten dat de politieke vertrouwensbreuk tussen de voorzitter en de premier compleet was. Daarom zou De Gucht voortaan de echte pikorde in de VLD moeten respecteren en zich dus moeten schikken naar de eindbeslissingen van de enige politieke leider van de partij, Guy Verhofstadt. Alleen had die laatste er in alle opwinding geen rekening mee gehouden dat een bloednuchtere De Gucht niet zomaar door de knieën zou gaan en onder meer de VLD-statuten (de voorzitter wordt rechtstreeks verkozen door de VLD-leden en heeft ‘de politieke en algemene leiding van de partij’) aan zijn kant had.
De geïmproviseerde oplossing voor die patsituatie luidde vervolgens dat ‘men’ aan Verhofstadt had gevraagd dat hij ‘de politieke leiding van de VLD’ zou opnemen en dat hij dit aanvaard had ‘in het belang van de partij en de stabiliteit van de regering en het land’. Het gewicht dat de premier aan die beslissing gaf, met een mededeling in de stijl van wijlen Gaston Eyskens (CVP) die de media alleen sporadisch en plechtig toesprak zonder in te gaan op moeilijke vragen achteraf, degradeerde het voorzitterschap van De Gucht nog meer tot een soort administratief partijbeheer. Het was in de daaropvolgende uren aandoenlijk om te zien hoe onder meer VLD-kamerfractieleider Rik Daems zich uitsloofde om die nieuwe situatie bij de Vlaamse liberalen te slijten als de zoveelste illustratie van een partij die ‘een patent op politieke vernieuwing’ heeft.
SPANNINGSVELD
Was de dure communicatie- en strategieadviseur van de premier en de VLD, Noël Slangen, even niet in de buurt? Was er dan niemand van al die leidende partijfiguren die in de Lambermont had kunnen inschatten dat een dergelijke formule meer vragen dan antwoorden over de werkbaarheid ervan zou oproepen? Of was dit de enige manier om ‘de koppigheid van De Gucht’ in meerdere stappen te kunnen breken?
Minder dan een dag later bleek in elk geval dat het VLD-recept niet meer dan een patent op wispelturigheid was, want onhoudbaar voor een politiek ontmande voorzitter en ook voor een premier die in een regeringscoalitie zoveel mogelijk boven de partijen moet staan. Aan dat laatste werd Verhofstadt trouwens ten overvloede herinnerd door PS-voorzitter Elio Di Rupo. In een nieuwe versie over de VLD-perikelen heette het dan dat Verhofstadt en Vlaams minister-president Bart Somers ‘de facto’ en ieder op hun beleidsniveau al altijd ‘de politieke lijnen’ voor de VLD uitzetten, maar dat ze slechts ’tijdelijk’ de ‘politieke leiding’ van hun partij zouden waarnemen.
Nog later werd in contacten van VLD’ers met de media geprobeerd om de grote woorden en gebaren van Verhofstadt na de voor De Gucht fatale Lambermontmeeting uit te leggen als ‘een enigszins mislukte communicatie, want de tegenstellingen tussen beide zijn helemaal niet zo groot’. Maar waarom vond de premier het dan bijvoorbeeld nodig om uitdrukkelijk te verwijzen naar de Britse premier Tony Blair en ’tal van andere Europese collega’s’ die ‘als regeringsleider ook verantwoordelijk zijn voor de algemene politieke richting van de grootste politieke partijen’? Dat kon in elk geval moeilijk mis begrepen worden. En waarom moest De Gucht extra onderuit worden gehaald door een goed gemikt lek naar Het Laatste Nieuws over een interne peiling van de VLD (bij weliswaar niet meer dan 200 mensen) om in de verf te zetten dat zijn aanpak van het dossier van het migrantenstemrecht aan de basis zou liggen van een desastreuze afkalving van de VLD-aanhang onder de kiezers? ‘Ach, die peiling hadden we heus niet nodig om te weten dat we niet goed bezig zijn’, klonk het nadien alleen maar bij een van de VLD-kopstukken.
Duidelijk is dat de samenwerking tussen Verhofstadt en De Gucht al veel langer onder toenemende druk stond. En dat kwam niet alleen tot uiting in soms felle (telefonische) woordenwisselingen tussen beiden de laatste weken. Die gingen ook niet enkel over de afwikkeling van het dossier van het migrantenstemrecht. Zo kon Verhofstadt het maar heel matig waarderen dat een duiding van De Gucht voor de openbare omroep van de mogelijke politieke gevolgen van het VLD-congres van 6 februari werd uitgelegd als een dreigement met een heuse regeringscrisis. De premier was evenmin opgetogen over de reactie van zijn voorzitter toen die de dalende trend van de VLD in de jongste peiling van de VRT/ De Standaard toeschreef aan ‘gekibbel in de regering’ en niet aan het geruzie tussen de partijen van de coalitie. De Gucht van zijn kant had dan weer heel weinig op met Johan Van Hecke toen die, zwaaiend met beloftes van Verhofstadt, op de Melsensstraat zekerheid kwam eisen over zijn zetel in het Europees parlement. Op het VLD-secretariaat konden ze niet alleen vaststellen dat de voorzitter not amused was. Van Hecke werd gewoon aan de deur gezet.
Aan De Gucht, die sinds hij VLD-voorzitter werd in de zomer van 1999 een grote mentale weerstand tegen dergelijke emotionele opstoten had opgebouwd, was intussen wel te merken dat deze en andere akkefietjes steeds meer van zijn energie wegnamen. ‘De voldoening over het politieke werk wordt minder. Misschien ga ik in de toekomst, na een nieuwe verkiezingsoverwinning in juni, op professioneel vlak wel een heel andere richting uit’, liet hij zich onlangs op een onbewaakt moment ontvallen.
‘Dergelijke uitspraken moet je met een korrel zout nemen. Het politieke virus laat Karel niet zo snel los hoor, integendeel. Maar fundamenteler nog dan al die incidenten was dat er steeds meer vragen rezen of hij nog wel kon omgaan met het spanningsveld tussen partij en regering, tussen wat de militanten van de VLD zeggen en wat de kiezers willen’, zegt een belangrijk VLD-minister. ‘Militanten vinden voortdurend dat de VLD in Paars te weinig uit de verf komt en dat de socialisten te veel in beeld komen. Maar kiezers zijn daar niet op die manier mee bezig. Voor de actieve achterban is het migrantenstemrecht bijvoorbeeld niet veel minder dan een halszaak, voor veel kiezers is dat een al lang gepasseerd station. Zij willen dat de regering maatregelen neemt voor de werkgelegenheid, de sociale zekerheid, de veiligheid. Ander voorbeeld: we vroegen aan Karel om in zijn nieuwjaarstoespraak alleen een VLD-verhaal te brengen. Toch haalde hij enkele keren uit naar de ideetjespolitiek van de SP.A. Opnieuw: de militanten vinden dat fantastisch, maar de kiezers willen dat liever niet. Op die manier groeide aan de top van de partij ook de twijfel of Karel nog wel voor de volle honderd procent achter het regeerakkoord kon staan.’
LEIDERSCHAP
Het ‘ijskonijn’ De Gucht verdween maandag na de overdracht van het VLD-voorzitterschap aan Sterckx ‘gekwetst en geëmotioneerd’. ‘Maar ik zal mijn kwetsuren niet tonen. Het belang van de partij gaat nu voor. Tussen Verhofstadt en mij is er geen vijandschap. Er was alleen sprake van twee logica’s die elk apart coherent maar samen tegenstrijdig en niet verzoenbaar waren. Maar ook zonder voorzitter te zijn, heb ik politiek nog iets te vertellen. En voor wie eraan zou twijfelen: ik kom terug’, aldus De Gucht.
De vraag is trouwens wie in de machtsstrijd binnen de VLD op termijn het meeste pluimen gelaten heeft. De Gucht verdwijnt nu weliswaar van de eerste rij, maar door zijn vriendschap en verstandhouding met Sterckx houdt hij zeker een stevige vinger aan de pols in de VLD. De Gucht zou bovendien het wekelijkse strategisch overleg van de partijtop – naast de voorzitter nemen daaraan Verhofstadt, Somers en Dewael deel – blijven bijwonen. Eenmaal de verkiezingscampagne echt op gang komt, heeft Dewael met zijn voormalige woordvoerder en huidig kamerlid Bart Tommelein ook een extra vertrouwensman op de Melsensstraat. Tommelein krijgt de taak van campagnewoordvoerder en zal in die functie Sterckx bijstaan. In dit schema van invloedssferen blijft Verhofstadt in elk geval niet zonder tegenwichten.
Sterckx zelf vult het VLD-voorzitterschap intussen opvallend bescheiden in. Hij houdt zich zo meteen weg van potentiële conflictstof met de premier. Sterckx, die eerder te kennen gaf dat hij de voorkeur geeft aan een tweede mandaat in het Europees parlement, wil voorlopig niet verder kijken dan de verkiezingen van 13 juni. Tot dan wil hij zich vooral toeleggen op de campagne die de VLD in grote mate wil concentreren rond haar eigen ‘Peter Pan’ en dat is nog steeds Verhofstadt. Voor Sterckx betekent dit in de komende weken onder meer de lijstvorming afronden en de boer opgaan met het maandag bij de VLD ook goedgekeurde kartel met Vivant. ‘Op die manier heeft Guy de handen vrij voor het regeringswerk’, aldus nog Sterckx.
Dat laatste zullen ze graag horen bij de coalitiepartners van Paars. Behalve de zware uitval van Louis Tobback (SP.A) die De Gucht op zijn onnavolgbare manier afserveerde als ’toogstrateeg’, hielden SP.A, PS en MR zich tijdens de crisis bij de VLD veelal op de achtergrond. Maar daarom drongen ze niet minder bij Verhofstadt aan om eindelijk orde op zaken te stellen in zijn partij. Vooral Franstalige socialisten werden steeds ongeduldiger, ook omdat ze van de VLD de belofte hadden gekregen dat het migrantenstemrecht voor 15 januari van de baan zou zijn.
Bij de PS dacht men naar eigen zeggen na het verkiezingssucces in mei vorig jaar en na de moeizame formatiegesprekken nadien, vertrokken te zijn voor een regeerperiode met een sterk sociaal en economisch programma. Maar intussen stapelden de conflicten met de liberalen zich alleen maar op. Daarbij uitte PS-voorzitter Elio Di Rupo al meer dan eens zijn onbegrip voor de strategie van de VLD en met de MR van Louis Michel werden de afgelopen weken ook heel wat onvriendelijkheden gewisseld, onder meer na de overstap van Richard Fournaux van de CDH naar de MR en na het gedwongen ontslag van de Brusselse minister-president Daniel Ducarme (MR) wegens het niet betalen van belastingen.
Bij de PS vinden ze dat de liberale strapatsen het imago van Paars besmeuren en dat dit ook op hen afstraalt. Een groeiend aantal Franstalige socialisten geeft daarom te kennen de liberalen als regeringspartners beu te zijn. Op federaal vlak komt daarbij dat ze steeds meer beginnen te twijfelen aan de leiderskwaliteiten van Verhofstadt. ‘Totnogtoe had hij politiek gezien het geluk aan zijn kant. Maar sinds de start van Paars reist hij voortdurend heel Europa af om zijn Europese campagne te ondersteunen. Intussen doet zijn eigen partij om het even wat en als het moeilijk gaat, kan hij de zaken niet bijeenhouden’, zo klinkt het in de omgeving van Di Rupo.
In deze geladen sfeer, die in de komende maanden onvermijdelijk en steeds meer zal lijden onder de electorale koortsaanvallen, gaan Paars en Verhofstadt woelige tijden tegemoet. En die zouden dan weleens kunnen uitmonden in een beeldspraak die De Gucht als VLD-voorzitter graag gebruikte om vragen over naderend politiek onheil af te blokken: in the end we are all dead.
Patrick Martens
De vraag is wie in de machtsstrijd binnen de VLD op termijn de meeste pluimen gelaten heeft.
Steeds meer Franstalige socialisten zijn de liberalen als regeringspartner beu.