Racing Genk is de verrassing van het com- petitiebegin. De ploeg heeft op het veld wel een aanvoerder (Domenico Olivieri), maar geen spelverdeler. Wat zit er nog meer fout ?
Deskundigen in tactiek komen verbijsterd terug van wedstrijden met Racing Genk. Het scouten van die matchen leidt tot stuurloze rapporten. De ploeg van trainer Aimé Anthuenis brengt in één speelhelft op zijn minst tien basisregels van het geavanceerde voetbal in het gedrang. Om te beginnen heeft het geen nummer 10. Het gaat ook altijd uit van de stelling dat de aanval de beste manier is om een doelpunt te maken. Zelfs op verplaatsing. Zelfs in het Constant Vanden Stock-stadion. Een tactische bespreking vòòr de match, verklaren spelers, bestaat uit hooguit vijf dezelfde zinnen. En op training vat Anthuenis het hele concept (!) nog eens samen in de roep : simpel over de grond.
Bij Genk pakt, bijvoorbeeld, ook de libero het helemaal anders aan. Domenico Olivieri is geen gewone laatste man. Hij slentert door het achterveld. Soms blijft hij staan en leunt tegen een doelpaal. Dat moment benut hij om het met keeper Gert Doumen te hebben over de lage opkomst van de tegenstander in de aanvalszone. Daarna zetten ze samen een boompje op over de voordelen van de verre intrap. Daarna wandelt de captain naar de rechterflank. Hij gaat er Jacky Peeters opzoeken die net terug is van een lange spurt langs de lijn. Als aanvoerder gaat Olivieri hem namens de ploegmaats bedanken voor de geleverde inspanning en wenst hem een ogenblik verpozing toe. Ondertussen tikt hij de achteruittrippelende scheidsrechter goedmoedig op de schouder (strengheid afzwakken). Even opschuiven naar de mandekker. Ook een fijne avond, Daniel, weinig ballen uit de lucht vandaag, niet ? Met Kimoni kijkt de Genkse libero naar de voorbijschuivende luchten. Het gaat nog regenen vòòr de rust, besluit Olivieri, misschien straks toch maar andere studs aantrekken.
De nieuwe liberocultuur. Babbelen. Gedaan met : bressen dichten, praten, inschuiven, organiseren, meedenken, instructies geven. De libero van Racing Genk leidt een glorieus bestaan en babbelt. Uitspraak : ?Ik denk niet dat een man als Karagiannis bij ons op zijn plaats zou zijn. Ze nemen het hier niet dat iemand de hele tijd zou staan muilen.?
FAMILIES UIT ITALIE
Olivieri speelde in de jeugdploegen van Waterschei in een stijlvolle omgeving. Daarin zaten onder meer Dirk Vangronsveld (RWDM), Ronny Vangeneugden (Germinal Ekeren) en Dirk Medved (Standard). Het meivolle jaar 1968.
Oliveiri groeide op in de buurt achter het vliegveld van Zwartberg. Op zijn achtste verhuisden zijn ouders naar Houthalen, een andere mijngemeente. Daar woont hij nu zelf ook met vrouw en zoontje, op enkele minuten van het huis van zijn ouders. Zijn vader werkte in een rubberfabriek in Lanaken en later in de mijn van Waterschei. Hij was niet de eerste mijnwerker van de familie. Domenico Olivieri, de grootvader van de voetballer, kwam na de oorlog uit Italië naar Limburg om daar zijn kost ondergronds te verdienen. Hij stamde uit Bisenti, een boerendorpje in Pescara, zo’n 350 kilometer van Rimini. Het dorpje ligt niet ver van de kust en telt enkele honderden inwoners, meestal boeren met gronden. Grootvader Olivieri maakte de reis alleen, zijn vrouw en negen kinderen bleven in Italië. Pas na verloop van tijd kwamen ze hem vervoegen.
?De meesten wonen nu nog in Limburg,? zegt de voetballende kleinzoon. ?Twee ooms hebben zich in het Brusselse gevestigd. Eén tante woont nog in Italië. Als je ziet wat mijn ooms hier opgebouwd hebben, mag je fier zijn. Ze wonen in een zelf gebouwd huis met tuin, ze hebben zich goed aangepast.?
Voetballer Domenico Olivieri werd hier geboren. Hij noemt zichzelf een halve Belg/Italiaan. ?Maar die vastheid met Italië heb ik niet meer. Ik hou ervan ginder met vakantie te gaan, bij mijn tante die ginder woont, maar ik denk niet dat ik me daar blijvend zou kunnen aanpassen. Ik spreek nog Italiaans met mijn grootmoeder en enkele ooms die het Nederlands niet goed meester zijn. Mijn ouders hebben thuis altijd Nederlands gesproken. Ik versta Italiaans, en ik kan het ook babbelen. Dat heb ik vanuit gesprekken met mijn familie. Mijn moeder is ook een Italiaaanse, zij kwam nog dieper uit het zuiden.? Het verhaal van haar familie klinkt ongeveer hetzelfde : acht kinderen die uiteindelijk in het zog van hun vader naar België verhuisden.
?Mijn tante die ginder gebleven is, woont in de buurt van Bisenti en heeft een boerderij met dieren en gronden. Maakt zelf olie, kaas, wijn. Vroeger had ze heel wat schapen, kippen, varkens en geiten, maar dat heeft ze nu voor een stuk afgebouwd. Haar man is gestorven, ze doet de boerderij nu samen met twee neven van mij. Waar ik van hou, is de familiale sfeer ginder. Je eet er pasta die in de open haard is gekookt : zelfgemaakte bloem, eieren die ze die morgen vanonder de kippen vandaan hebben gehaald dat geurt en smaakt anders. ’s Avonds zit je buiten en luister je naar de harmonicaspeler.
Ik vind mijn familie heel belangrijk. Ik zou geen kwaad woord over mijn ouders kunnen uitbrengen, het zijn prachtige mensen. Ik heb natuurlijk al eens gediscussieerd met mijn vader. Maar je kan hem je mening zeggen, hij is nooit het type geweest dat reageert : ik ben de vader, dus ik heb gelijk. Als ik terugdenk aan mijn jeugd. Ik was dertien, ik hoefde niks te doen thuis tenzij voetballen. Soms moest ik het onkruid tussen de coniferen wieden. Dan had ik altijd wat. Uiteindelijk moest mijn vader het zelf doen. Als het mij nu te binnen valt, denk ik bij mezelf : stomme boer.?
MIJN PLOEG IS JUVENTUS
?Mijn vader was al tevreden als ik goed presteerde op het veld. Ik heb eerst bij Park Houthalen en later bij Waterschei gespeeld. Mijn vader richtte honden af. Hij had nachtpost. Het kwam erop neer dat hij zijn honden moest opgeven of ik kon niet gaan trainen in Waterschei. Hij is ermee gestopt. Voor mij. Mijn vader, allebei mijn ouders eigenlijk, hebben er veel voor over gehad. Daar heb ik mij pas achteraf rekenschap van gegeven. Als ik wat zei, zoals : ik heb nieuwe voetbalschoenen nodig ; kwamen die er, ook als ze vierduizend frank kostten. Daarvoor moest mijn vader duizend meter diep gaan werken.
Ik denk dat mijn vader fier op mij is. Dat zegt hij niet zo. Als hij komt kijken, is hij tot-en-met-zenuwen vanbinnen. Op zondag praten we in het algemeen over de wedstrijd. Hij zal mij nooit ophemelen of bekritiseren. Hij heeft vroeger zelf gespeeld, nooit op hoger niveau, altijd in de provinciale reeksen. Hij was keeper.
Mijn moeder komt ook kijken. Altijd heel bezorgd, soms een beetje overdreven. Heb je genoeg gegeten ? Heb je dit ? Heb je dat ? Zeg ma, asjeblieft, ik ben 29, ik weet wat ik moet doen. Mijn zus die getrouwd is, komt ook geregeld met haar man naar de wedstrijd. En dan heb ik nog een jongere zus van 15.
Ik heb nog Italiaans bloed in mij. Ik heb er nooit aan gedacht om naar ginder terug te keren, maar als de Italiaanse ploeg op televisie te zien is, zal ik ernaar kijken en achter de ploeg staan. Speelt België, supporter ik voor hen. Is het Italië-België, ben ik voor de Italianen. Dat kan ik niet verloochenen. Ik voel me Italiaan, maar ik ben Belg.
Weet je wanneer je het verschil voelt ? Ik ben met een Antwerpse getrouwd. In de zomer ging ik met kameraden naar het domein Hengelhoef, altijd wel iets te doen, en daar kwam zij met vakantie. Ondertussen zijn we vijf jaar getrouwd en kennen we mekaar elf jaar. Aan mijn kant gaat het er familialer aan toe. Ik moet er elke dag langs, soms maar voor vijf minuten, maar dat heb ik nodig. Terwijl zij haar ouders om de week of om de twee weken ziet. In de grond maakt het waarschijnlijk geen verschil, het is alleen een andere gewoonte. Of ik krijg tussendoor de uitnodiging om bij mijn ouders te gaan eten, niks bijzonders : een stukje brood, salami, een paar olijven, een glaasje wijn. En een beetje babbelen. Belgische families hechten daar minder belang aan.
Dat een Olivieri bij Genk op hoog niveau speelt, betekent iets in de Italiaanse gemeenschap, ik zal niet zeggen dat het héél belangrijk is, maar er is waardering voor dat ik in eerste nationale speel. Mijn grootmoeder die nu 85 is, zoekt op de televisie altijd naar de voetbalprogramma’s. Mijn foto staat bij haar, dat doet mij toch wat. Misschien heb ik ook een voetje voor omdat ik net als haar man Domenico heet. Voor de rest ben ik één uit de familie. Ze kijken niet speciaal naar mij op omdat ik bij Racing Genk speel. Zelfs Inter Milaan zou geen verschil uitmaken.
Mijn ploeg is altijd Juventus geweest. En soms zeg je natuurlijk lachend dat je daar ooit nog eens zal spelen. Maar ik ben altijd realistisch geweest. Dat ligt zo in mijn aard. Natuurlijk heb ik gehoopt ooit voor een nog grotere club te kunnen spelen, maar je moet weten waar je grenzen liggen. Ik heb mijn top bereikt. Als ik zie dat anderen moeten gaan werken, jongens die meer kwaliteiten als voetballer hadden dan ik, ben ik tevreden.
Ik heb altijd in familieclubs gespeeld. Waterschei, Seraing, nu Racing Genk. Seraing zat vol gezellige mensen. Ik kwam mensen op straat en elders tegen, mensen die ik niet kende, maar die mij meteen groetten of de hand gaven. Ouderen, jongeren die uit zichzelf bonjour zegden.
Ik ben nu drie jaar terug in Genk en alles is sedertdien in stijgende lijn gegaan. Wat nu gebeurt, is misschien uitzonderlijk. Het volk gaat nu weer helemaal met ons mee. Als de kranten het vroeger over onze supporters had, ging het over hun baldadigheden. Nu mogen ze ook eens vermelden dat wij op verplaatsing veel volk meebrengen en dat er dan een ongelooflijke sfeer hangt.
We wisten van onszelf dat we één en ander konden, dat hebben we vorig jaar al bewezen. We hebben nooit twee wedstrijden na mekaar verloren. Niets is veranderd, alleen spelen we nu een jaartje langer samen. Dat is ook de verdienste van onze trainer. Hij doet vandaag niet zo en verandert dat dan twee maanden later. Zo zaai je nooit twijfel in de groep, iedereen weet wat hem te doen staat. En na verloop van tijd reageer je automatisch twee seconden sneller op elke beweging van je ploegmaats. De balcirculatie is sneller maar dat heeft ook veel met verbeterde kennis van de anderen te maken.?
RUSTIG, MET DE BORST VOORUIT
?Ik ben goed in het corrigeren. Niet dat ik sta te schreeuwen, en het valt ook niet op, maar ik ben op mijn best als ik hier en daar babbelend de dingen kan oplossen. Daar vang je niet veel publiciteit mee, maar mij heeft het nooit gestoord dat anderen sterker in de belangstelling stonden. Ik kom er zelf weinig uit. Dat hangt ook samen met onze spelwijze : vijf verdedigers, twee daarvan doen de flanken en zijn dus vaak weg. Iemand moet dan achteraan blijven hangen. Mij maakt het niet uit of ik dat ben of een ander.
Ik heb altijd een grote bewondering voor Baresi gehad. En dat zeg ik niet omdat hij pas gestopt is of omdat hij ook een libero was. Klassekerel. Italiaan met uitstraling. Maradonna is een heel ander type, veel spectaculairder en talentvoller, wereldklasse, maar dat zei me altijd minder. Baresi : rustig, met de borst vooruit. Het overzicht dat hij had. Wat ik al zei : babbelen, corrigeren.
Als jongen had ik niet echt een idool. Ook niet toen we in Zwartberg nog aan straatvoetbal deden. De tijd dat we een plat getrapt blikje Cola gebruikten om een doel af te bakenen. Twee doelen kruiselings aan de rand van de weg. Stoppen als een auto voorbijkwam. Toen ik naar Houthalen verhuisde, is dat allemaal verdwenen. In Zwartberg had je minder ruimte, weinig of geen groene zones. Er waren ook veel meer kinderen. In Houthalen had iedereen een tuin en moest je een kameraad driehonderd meter verder opzoeken. Soms komt het nog boven bij mij : dat oude, vertrappelde blikje roest. Nu zitten ze in de zetel aan de televisie of achter de computer. Ik denk nu al aan de tijd dat mijn zoontje zal opgroeien. Hij is nu zes maanden. Hij hoeft geen voetballer te worden, maar hij moet tenminste beweging hebben, buiten spelen, dat weet ik zeker.
Ik probeer altijd zo helder mogelijk in mijn kop te zijn. Vroeger was ik de dag van de wedstrijd zenuwachtig en stil. Nu heb ik een veel rustiger ritme. ’s Morgens haal ik de krant en ga naar de bakker. ’s Middags eet ik een hapje met mijn vrouw. In de namiddag babbel ik nog een uurtje met een kameraad die aan het bouwen is. En om vier uur komen we samen. Gewoon : eten, lachen, babbelen nog niet ècht geconcentreerd. Tegen zeven uur moet je je toch wat serieuzer beginnen houden. Maar ik mag daar niet in overdrijven, dan ben ik overgeconcentreerd en dat wreekt zich. De Brazilianen in Seraing lachten en gekten tot tien minuten vòòr de wedstrijd, kwamen dan op het veld en speelden erop los. Ieder zijn stijl.
Bij mij begint het al de avond vòòr de wedstrijd. Dan gaat mijn vrouw meestal haar familie bezoeken en eet ik bij mijn ouders. Pasta die mijn moeder zelf gemaakt heeft. Ik heb al vaak gezegd : doe al die moeite niet, spaghetti uit het pak smaakt ook. Maar ze blijft er veel tijd in steken. Als ik soms zeg dat ik niet kan komen, zie je zo de teleurstelling op haar gezicht. Na het eten ga ik thuis in mijn zetel liggen. En kijk naar de voetbalwedstrijd op Canal+.?
Piet Cosemans
Domenico Olivieri, omringd met juichende ploegmaats : Er is nooit twijfel in de groep.