Terwijl de wereld machteloos naar het geweld tussen de Israëli’s en de Palestijnen kijkt, voltrekt zich in de Palestijnse gebieden in alle stilte een ander proces. Buitenlandse echtgenoten van Palestijnse afkomst, maar ook kinderen en ouders van Palestijnen, hebben er geen rechten meer.
‘Ik leef al zeven jaar in een grote gevangenis en ik geloof niet dat ik er ooit uitkom’, zucht de tengere Palestijnse Najach. Haar donkere ogen gaan onrustig van mij naar de ingang van het huis in Jericho op de Westelijke Jordaanoever waar ik haar ontmoet. Haar zoontje Achmed (3) hangt tijdens het gesprek aan zijn moeders broekspijp en kijkt me onderzoekend aan. Het raam achter Najach biedt uitzicht over stoffige, stille straten met uitgestrekte boomgaarden, met in de verte de contouren van het berglandschap van Jordanië – het land waar Najach 32 jaar geleden werd geboren.
Najach wil liever niet dat haar familienaam wordt gepubliceerd. Ze heeft niets te verbergen want ze heeft niets onwettigs gedaan, verzekert deze getrouwde huisvrouw met twee kinderen. Maar ze is bang dat het Israëlische leger haar zal arresteren en deporteren als haar verblijfplaats bekend raakt.
‘Najach bestáát niet’, legt haar buurvrouw Fatima uit. Ze kan niet worden ingeschreven in de burgerlijke stand. Ze kan niet werken. Ze mag ook niet ziek worden, want ze is niet verzekerd. Haar kinderen staan alleen onder de naam van haar man geregistreerd en hebben formeel geen moeder.
Najach kan Jericho niet uit, want ze heeft geen identiteitskaart. Zelfs een bezoekje aan een oom in het dorpje Hoedja, zo’n drie kilometer benoorden Jericho, kan fataal zijn. Ze gaan niet naar speeltuinen en pretparken. Ze zijn nog nooit met vakantie geweest. Achmed heeft zijn grootouders uit Jordanië nog nooit gezien. Kortom, in ambtelijk Palestina en Israël is Najach nog minder dan een registratienummer.
TOERIST IN EIGEN LAND
Het verhaal van Najach begint zo’n acht jaar geleden in het Jordaanse Amman. De 28-jarige aannemer uit Jericho, Jaffer, komt onverwacht op bezoek bij zijn Jordaanse tante. Hij heeft wat zaken te regelen in Amman en blijft bij haar logeren. Jaffers moeder en tante zijn zussen. Tijdens zijn bezoek ontmoet Jaffer voor het eerst zijn nichtje Najach. ‘Het was liefde op het eerste gezicht’, vertelt Najach glimlachend. ‘We konden uren met elkaar praten over van alles en nog wat.’
Een jaar later trouwen Jaffer en Najach in Jericho, en meteen na hun huwelijk vragen ze voor Najach – die met een toeristenvisum naar Jericho is gekomen – een verblijfsvergunning aan op grond van gezinshereniging. Het is de periode na de akkoorden van Oslo en ver voor de tweede intifada, en de relaties tussen Israëliërs, Palestijnen en Jordaniërs zijn vrij soepel. Ze twijfelen er niet aan dat Najach toestemming krijgt, want ze is tenslotte van Palestijnse origine en heeft een blanco strafblad.
Maar de praktijk blijkt anders.
Het verzoek van Jaffer en Najach gaat naar het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken, dat sinds de bezetting van de Palestijnse gebieden in 1967 de eindverantwoordelijkheid en controle over het Palestijnse bevolkingsregister en het visa- en verblijfsvergunningenbeleid heeft. En daar blijft het liggen. Najach hernieuwt haar toeristenvisum nog enkele keren. Dat is een gecompliceerde en dure procedure, want ze moet daarvoor naar de Israëlische ambassade in Amman en het visum is maar drie maanden geldig. Een visum lost ook het probleem niet op, want Najach is geen toerist maar een inwoner van de Westelijke Jordaanoever. Wanneer Najach een telefoontje krijgt van haar Jordaans-Palestijnse buurman, die bij de militaire controlepost door Israëlische soldaten is opgepakt en gedeporteerd, krijgt ze de schrik te pakken. Sindsdien durft Najach geen stap meer buiten de stad te zetten.
Najach leeft nu illegaal op de Westelijke Jordaanoever, en loopt ieder moment het risico dat ze wordt gedeporteerd. ‘Vorige week was er weer een Israëlische militaire inval in de stad’, zegt ze. ‘De soldaten zochten terroristen en schreeuwden dat iedereen met zijn identiteitskaart naar buiten moest komen. Ik dacht dat mijn hart stilstond. Ik zat de hele dag doodstil in huis, met gesloten luiken.’
Ze heeft haar familie in Jordanië al zeven jaar niet meer gezien. De Jordaanse grootouders willen dolgraag op bezoek komen, maar het absurde is dat de Israëlische ambassade hun toeristenvisumaanvraag afwijst omdat ze geen familie in Jericho hebben. Najach bestaat immers niet.
GEORGANISEERDE UITDRIJVING
Najachs verhaal is niet uniek. Volgens een recent gezamenlijk rapport van de Israëlische mensenrechtenorganisaties Btselem en Hamoked heeft Israël de laatste vijf jaar meer dan 120.000 Palestijnse verzoeken tot gezinshereniging niet willen behandelen. Het aantal gedupeerden kan zelfs oplopen tot een half miljoen, want niet iedere illegale buitenlander heeft een verzoek ingediend.
Door een officieuze regeling – een officiële afkondiging is er nooit gekomen – mogen buitenlandse echtgenoten, kinderen en ouders niet meer met hun gezinnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook leven, ook al zijn ze van Palestijnse afkomst en zelfs in de Palestijnse gebieden geboren. ‘Een combinatie van verdragen en regelingen heeft letterlijk tot een uitdrijving van Palestijnen uit de Palestijnse gebieden geleid’, legt advocate Gabi Lasky uit. Ze is gespecialiseerd in verblijfsrecht en Palestijnse gezinshereniging. ‘Dit proces begon eigenlijk al jaren geleden. Niemand heeft toegang tot de Palestijnse gebieden of kan er verblijven, werken of wonen zonder de toestemming van Israël. Israël beheert het personenregister, en bepaalt wie daarin worden geregistreerd. Palestijnen die voor hun studie of hun werk langere tijd in het buitenland verbleven, werden zonder meer door Israël uit het register geschrapt en verloren dus hun Palestijnse identiteit. Wil zo iemand terugkeren, dan begint er een heel moeizame en jarenlange procedure, want hij kan pas terugkeren als een verzoek tot gezinshereniging – met een ouder, echtgenoot of kind in Palestina – door Israël wordt goedgekeurd. Door de verdragen van Oslo heeft Israël een nog grotere bevoegdheid gekregen over het vergunningen- en visumbeleid, want in alle gevallen ligt de eindbeslissing nu bij de Israëli’s. Dat geldt niet alleen voor het toegangsbeleid voor buitenlandse Palestijnen, maar ook voor internationale hulpverleners, buitenlandse academici en internationale journalisten. Na het uitbreken van de tweede intifada heeft Israël de regeling voor de verblijfsvergunningen volledig bevroren.’
Duizenden buitenlanders en buitenlandse Palestijnen die bij hun gezinnen in de Palestijnse gebieden wilden blijven wonen, zochten daarom hun toevlucht tot het enige legale alternatief: een toeristenvisum. Ze leefden in een soort transitsituatie, want om de drie maanden moesten ze hun visum verlengen.
Maar sinds de verkiezing van de Hamasregering is ook die laatste mogelijkheid afgesloten, aldus Lasky. ‘De situatie is urgent, want in de praktijk betekent het dat echtgenoten niet samen kunnen leven, dat kinderen in een eenoudergezin moeten opgroeien, Palestijnen met acute medische problemen zich niet in het buitenland durven laten behandelen, en tienduizenden mensen met een constante angst voor deportatie leven.’ En die angst is volgens de Israëlische advocate terecht. Mensen zonder identiteitsbewijzen kunnen door Israël worden opgepakt en maandenlang opgesloten zonder vorm van proces. Een van Lasky’s clienten zat zelfs acht maanden in de Israëlische gevangenis, omdat hij de kosten van zijn deportatie (ongeveer 30 euro) niet had betaald.
INTERNATIONALE DRUK
Volgens de Israëlische overheid is er niets veranderd aan de visum- en vergunningenregeling. In een schriftelijk antwoord op de vraag waarom de regeling is bevroren, antwoordt de directeur van de persoonsafdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken: ‘Het orgaan dat verantwoordelijk is voor de toegang tot Israël en de Palestijnse gebieden is het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken. Israël weigert de toegang aan individuen van Palestijnse herkomst niet als zij over een toestemming beschikken om de Palestijnse gebieden te bezoeken en er geen veiligheidsredenen zijn.’
Maar Sam Bahour (42) heeft andere ervaringen. Boven zijn bureau in zijn kantoor in Ramallah hangt een poster met de veelzeggende tekst: ‘Built for eternity and ready to move in 24 hours’ (‘Gebouwd voor de eeuwigheid en klaar om binnen de 24 uur te vertrekken’). En dat typeert de situatie van deze uit Ohio (Verenigde Staten) afkomstige Palestijnse zakenman en multimiljonair. Bahours visum is verlopen en hij krijgt geen vernieuwing. Hij kan elk moment worden opgepakt, gescheiden van zijn gezin en als een misdadiger worden gedeporteerd. En dat maakt hem razend. ‘Ik leef als een transitburger zonder zekerheid’, zegt hij. Bahour heeft Palestijnse ouders – hij schat dat hij van vaders kant zelfs de vijfde generatie in Ramallah is – en is niet afhankelijk van enige financiële ondersteuning van de staat, integendeel. Twaalf jaar geleden, direct na de ondertekening van de interimvredesverdragen tussen Israël en de Palestijnen, kwam hij zoals vele Palestijnen terug naar de Palestijnse gebieden om het land te helpen opbouwen. Hij is medeoprichter van het eerste private communicatiebedrijf in de Arabische wereld en is eigenaar van een florerend internationaal ICT-concern.
In 1994 trouwde Sam met zijn Palestijnse vriendin. Het echtpaar heeft inmiddels twee kinderen, Areen (12) en Nadine (6) en woont in de rustige buitenwijk van Ramallah, El Bireh. ‘Wij zijn Amerikaanse staatsburgers, en ik begrijp niet dat ik bij aankomst op het vliegveld in Israël en aan de militaire controleposten anders wordt behandeld dan mijn Joodse Amerikaanse medeburger. Dit is onversneden discriminatie’, fulmineert hij. Bahour liet het er niet bij en richtte de campagne ‘Right of entry/re-entry to the occupied Palestinian territories (‘Recht op toegang en terugkeer in de bezette Palestijnse gebieden’) op. Via contacten met internationale diplomaten, vertegenwoordigers van de Europese Unie en de Verenigde Naties, Amerikaanse politici en journalisten probeert hij internationale betrokkenheid te creëren. ‘Maar zolang Israël de Palestijnse gebieden bezet en zijn grenzen beheerst, wordt het probleem niet opgelost. De bezetting geeft extreme groeperingen aan beide kanten een reden van bestaan en het recht om voor de massa te beslissen. Kijk maar naar deze onmenselijke regeling. Israël zuivert de Palestijnse gebieden systematisch van haar intelligentsia en van positieve, gemotiveerde mensen die het land willen opbouwen en niet geloven in terrorisme.’
Internationale druk helpt volgens Bahour wel in incidentele gevallen. De EU en de Amerikaanse overheid hebben vragen gesteld aan het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken, en alle Israëlische ambassades moeten een overzicht geven van visumaanvragen voor de Palestijnse gebieden.
TERUG NAAR BELGIË
Voor de Belgische M. en haar Palestijnse man F. komt die internationale steun te laat. Vanuit een klein dorp in de buurt van Brussel herinnert ze zich het incident dat abrupt haar leven veranderde. Vier jaar geleden verruilde ze haar baan in de Belgische pers voor een positie als docente Frans aan de universiteit van Nabloes. Ze ontmoette er F,. en het paar trouwde een jaar later in Nabloes. Sindsdien leeft ze met toeristenvisa in de stad.
Het gezin vloog naar Amman, omdat de Palestijnse gebieden geen opererend vliegveld hebben en de Palestijnse echtgenoot niet in Israël mag landen. Vanuit Amman namen ze de bus naar de grenspost aan de Allenby-brug. ‘Ik moest aan de Jordaanse grens een visum aanvragen voor de Palestijnse gebieden. Na vier uur kreeg ik te horen dat ik het niet kreeg. Ik mocht niet in Nabloes wonen. Mijn man mocht naar huis reizen, maar ik moest achterblijven. Om er geen twijfel over te laten bestaan, zette men een grote stempel in mijn paspoort: GEWEIGERD.’
Alle pogingen om alsnog een visum te krijgen – via de ambassade in Amman, contacten in Ramallah, de Belgische ambassade in Jordanië – draaiden op niets uit. M. vroeg uiteindelijk een nieuw paspoort aan en reisde naar een andere Jordaanse grenspost aan de Koning Hoesseinbrug. Onmiddellijk werd haar de toegang geweigerd. De douanebeambte legde uit dat Israël zijn beleid voor de toegang tot de Palestijnse gebieden had verscherpt en buitenlanders weert.
Op 27 september gaven M. en F. de moed op. Ze reisden terug naar België.
DOOR SIMONE KORKUS