Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) suggereerde vorige week dat de media zorgvuldiger tewerk moeten gaan. ‘Het doel was de journalistieke reflectie in het algemeen te stimuleren, niet alleen over extreem-rechts’, zegt Bart Tommelein, woordvoerder van Dewael.
Bart Tommelein
‘Hoeveel is een primeur waard als hij niet deftig gecontroleerd kan worden en achteraf niet waar blijkt? Mogen onthullingen verschijnen als ze niet zeker kloppen? Wordt het onderwerp aan elke kant belicht? Komen er voldoende migranten aan het woord, ook als het niet over hen gaat? Doen de media aan sfeerschepping die maatschappelijk nefast is? Het was de bedoeling dat de journalisten over die materie gingen nadenken, en daaruit volgde dan misschien een charter of een code die de verantwoordelijkheidszin van de media weerspiegelt.
Uit een recent onderzoek blijkt dat tweederde van de Belgen geen of weinig vertrouwen heeft in wat de media brengen. Dat moet de media toch tot een meer kwalitatieve aanpak bewegen?
Journalisten moeten de politiek altijd kritisch benaderen. Bij de democratische partijen gaat dat over zaken als verzuiling en belangenvermenging, bij het Vlaams Blok ook over andere punten zoals racisme en het democratische gehalte van de partij.
Ik benadruk dat het niet tot het takenpakket van politici behoort om gedragsregels op te leggen. De minister-president is een liberaal en bijgevolg een voorstander van vrije meningsuiting, hij maakte alleen gewag van de maatschappelijke rol van de pers. Journalisten hebben invloed op de perceptie van de mensen, de beelden die ze naar buiten brengen, moeten dus evenwichtig en waarachtig zijn.
Vrijheid bestaat immers niet zonder verantwoordelijkheid. De media hebben als vierde macht wel degelijk een rol te spelen in de democratie. Een journalist die die rol wil waarmaken, moet het Vlaams Blok inhoudelijk kritisch benaderen. Daarbij mikte Patrick Dewael zeker niet op bepaalde media. Alle media moeten blijvend over hun kwaliteit waken.
De minister-president wil zich zeker niet bemoeien met de media of met de manier waarop ze hun werk doen. Zijn uitspraken kaderden in een toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de prijzen van de radio- en televisiekritiek 2000. Hij stond dus voor een zaal met journalisten en niet met uitgevers of directeurs. Dewael erkent dat de dienstverlening onder commerciële druk staat en in die zin waren de uitspraken voor de hele mediawereld bedoeld. Kwaliteit moet immers in evenwicht zijn met de commercie, maar het bedrijf moet wel rendabel blijven.’
Pol Deltour
Pol Deltour, algemeen secretaris bij de Algemene Vereniging van Belgische Beroepsjournalisten, vindt de vraag van Patrick Dewael sympathiek, maar onrealistisch en laattijdig. Volgens hem kibbelen redacties al vanaf de eerste zwarte zondag over hun omgang met het Vlaams Blok.
‘In 1996 spraken we met de sector af geen ras of etnische afkomst meer te vermelden, tenzij het relevant is voor het verhaal. In dat verband kwamen we sneller tot een richtlijn omdat het uiteindelijk om de privacy van mensen gaat. Voor de omgang met het Blok zullen we moeilijker tot een consensus komen.
De discussie over het behandelen van extreem-rechts in de media begon op 24 november 1991. Na elke zwarte zondag verhevigt de discussie, maar ze stopt eigenlijk nooit, al bestaan er verschillende houdingen in het behandelen van het Blok.
Een kleine minderheid wil de partij nog altijd doodzwijgen, de anderen gaan uit van de politieke impact van extreem-rechts en vinden het hun journalistieke plicht om erover te berichten. Binnen die groep heb je een deel dat het Blok zijn geliefde slachtofferrol niet wil laten spelen en de partij daarom als andere partijen behandelt: schrijf gewoon wat ze doen, het publiek trekt zijn conclusies wel. De overigen gaan van het abnormale en ondemocratische karakter uit. Het Vlaams Blok is xenofoob en respecteert de mensenrechten niet, dus er is een andere benadering nodig. Ze benaderen hun daden extra kritisch en benadrukken vooral hun misstappen. Verder interviewen ze geen extreem-rechtse politici.
Aangezien 98 procent van de journalisten op de werkvloer allang met de materie bezig is, denk ik dat Dewael op de verkeerde pianist schiet. De commerciële druk om te scoren, weegt op de redacties en zou verlicht moeten worden. Zo kunnen redacties serener werken. Daarbij denk ik vooral aan opgepompte berichtgeving over criminaliteit. De uitgevers zullen zich wel verdedigen met het argument dat ze al advertenties van het Vlaams Blok hebben geweigerd. Maar doordat een bepaald soort nieuws moet worden gegeven, ontstaat er een sfeer die tot de verrechtsing van de maatschappij bijdraagt. In dat licht moet ook het publiek zijn verantwoordelijkheid opnemen. Als een blad of een programma met het Blok flirt, is het mede aan het publiek om dat af te straffen.
We hebben het debat gelanceerd, maar de tijd was nog niet rijp voor een consensus. Als beroepsvereniging balanceer je gevaarlijk op de rand van de persvrijheid als je dan toch een gedragslijn probeert uit te zetten. En zo’n gedragslijn vanuit de politiek opleggen, zelfs over iets verderfelijks als het Blok, gaat de persvrijheid ver voorbij. Maar gelukkig had Dewael het daar niet over.’
Opgetekend door Maarten Billiet