Verwelkomen en weigeren, inburgeren en uitwijzen: de kakofonie in het migratiebeleid wekt geen vertrouwen.
Het migratiedebat is een flipperkast. Wie de techniek ervan met zijn vele in- en uitgangen in een context van globalisering niet in de vingers heeft, haakt verward en wantrouwig af.
Na veel vijven en zessen is de Vlaamse regering klaar om met een nieuw beleid 30.000 mensen van buiten de EU in te burgeren. Daarvoor trekken de minister van Inburgering Marino Keulen (VLD) en zijn collega van Werk Frank Vandenbroucke (SP.A) op kruissnelheid bijna 80 miljoen euro per jaar uit. Steunend op een verhaal van rechten en plichten hopen ze ‘nieuwkomers’ (via huwelijk of gezinshereniging), ‘oudkomers’ met een leefloon, erkende asielzoekers en buitenlandse priesters, rabbijnen en imams vertrouwd te maken met de waarden en normen van de Vlaamse samenleving, Nederlands te leren en aan werk te helpen.
De selectie van Keulen en Vandenbroucke is gatenkaas. Gepensioneerde migranten, ‘oudkomers’ met een baan en asielzoekers die nog volop (en vaak heel lang) in de procedure zitten, hoeven niet op hun aanbod in te gaan. Van buitenlandse wetenschappers en kaderleden, die binnenkort zonder arbeidsvergunning van enkele weken tot enkele jaren aan een Vlaamse universiteit of in een Vlaamse vestiging van een internationale onderneming aan de slag gaan, wordt evenmin verwacht dat ze zich inburgeren. En ook werknemers uit nieuwe EU-lidstaten zijn geen doelgroep van het Vlaamse inburgerings- en inwerkingsbeleid.
Over het opheffen vanaf 1 mei van de beperking van het vrije verkeer en de tewerkstelling van die Poolse, Tsjechische en andere nieuwe EU-werknemers in ons land, overlegt federaal minister van Werk Peter Vanvelthoven (SP.A) met werkgeversorganisaties en vakbonden. Geen probleem is het bereiken van een consensus dat dit niet mag resulteren in sociale dumping, deloyale concurrentie en fraude. Maar de voorgestelde remedies van registratie, de gelijke toepassing van onze sociale regels en meer inspectie zijn, zoals steeds, een ander paar mouwen.
In een ander migratiesegment is minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD) verwikkeld in een gewetensdiscussie met de Antwerpse bisschop Paul Van den Berghe en de initiatiefnemers van ‘Hoop Op Papieren’ over een humaner asielbeleid. Een dovemansgesprek tussen bevlogen mensen die de misère van illegalen helpen lenigen en een minister die zwaait met de Conventie van Genève en tegelijk pleit voor een ‘actieve migratiepolitiek’ als antwoord op de vergrijzing van onze bevolking en onze arbeidsmarkt. Ook CD&V mengt zich met voorstellen over individuele regularisaties en een tijdelijk statuut voor illegalen, maar laat op hetzelfde moment zijn kamerfractieleider Pieter De Crem raaskallen over naturalisaties en nationaliteitstoekenningen.
Op die manier stuitert het migratiedebat alle kanten op. Dit is niet alleen koren op de molen van het poujadisme van extreemrechts. Het holt ook alle vertrouwen in een migratiebeleid uit. En vooral, het scherpt het wantrouwen ten opzichte van iedereen die ‘vreemd’ is nog meer aan.
PATRICK MARTENS