De bouw van een klooster voor de zusters van Bethlehem op wat ooit deel was van het koninklijke domein van Opgrimbie blijft voor politieke commotie zorgen.
Uitgerekend op Goede Vrijdag gaf Vlaams minister Dirk Van Mechelen van Ruimtelijke Ordening de toelating om de bouw van het klooster voor de zusters van Bethlehem voort te zetten. Die was in 1995 aangevat, maar werd in 1999 na lokaal protest en een uitspraak van de Raad van State stilgelegd. Van Mechelen negeerde daarmee de adviezen van de eigen administratie. In de loop van het paasweekend dan gaf VLD-voorzitter Karel De Gucht te verstaan dat er vorstelijke druk was geweest om de vergunning te verlenen.
Aanvankelijk was minister Van Mechelen geneigd het bouwverbod van 1999 te handhaven. Maar na contacten met enkele van zijn voorgangers die de genese van het probleemdossier hadden meegemaakt (en met andere betrokkenen), veranderde hij van mening. Ook het vooruitzicht van een uitzichtloze juridische krachtmeting – en de daaraan verbonden eisen tot schadevergoeding – tussen de Vlaamse overheid, de bisschop van Hasselt en de koninklijke familie heeft zeker bijgedragen tot de pirouette van de minister. Het klooster in aanbouw heeft intussen overigens al ruim 100 miljoen frank (2,4 miljoen euro) gekost.
De Guchts verklaring was helemaal niet naar de zin van premier Guy Verhofstadt. Over contacten met het hof, als die er al geweest zouden zijn, hoort een Belgische politicus volstrekte discretie te bewaren. Daarom was De Guchts verklaring een uitglijer die Van Mechelen en de premier, intussen een graaggeziene gast in Laken, in een lastig parket bracht.
De Gucht – en dat zegt iets over de macht van een partijvoorzitter – leek ook niet te weten dat eind vorig jaar in de Limburgse cenakels behorend tot de drie traditionele partijen al was besloten het dossier Opgrimbie af te sluiten door de bouw van het klooster te laten afwerken. Ongeacht het lokale milieuprotest. Alvorens toe te treden tot het provinciebestuur, waar ze in de vorige zittingsperiode buiten was gehouden, had de Limburgse CVP dit geëist. Kopstukken van de lokale SP en VLD – Patrick Dewael (VLD) en Steve Stevaert (SP) – waren van de afspraak op de hoogte, als ze die al niet steunden.
Agalev en VU blijven zich verzetten tegen de bouwvergunning. Maar VU-minister Johan Sauwens, die mede door z’n oppositie tegen de bouw van het klooster bij de verkiezingen een mindere beurt maakte, doet er dit keer het zwijgen toe.
BUCOLISCHE RUST
Nog voor de dood van koning Boudewijn op 31 juli 1993 werd toenmalig minister van Ruimtelijke Ordening Theo Kelchtermans (CVP) een eerste keer gepolst over de mogelijke bouw van een klooster op het koninklijk domein in Opgrimbie. Als Limburger was Kelchtermans uiteraard vertrouwd met het terrein.
Het koninklijk domein in Opgrimbie was een huwelijkscadeau van de Limburgse bevolking aan koning Boudewijn en koningin Fabiola. De zowat 45 hectaren, die grotendeels op het grondgebied van Maasmechelen liggen, vormen een uitgestrekt natuurgebied. Al moet je de bucolische rust die er heerst ook niet overdrijven, beweren omwonenden. Op een vijftal kilometer van de koninklijke villa ligt het cross-circuit Duivelsberg vanwaar haast elk weekeinde motorengebrul opstijgt. Op amper twee kilometer staat de wapenfabriek FN-Zutendaal, met tal van bunkers waarin explosief materiaal opgeslagen ligt.
Bij die eerste ontmoeting met leden van de vorstelijke entourage werd Kelchtermans gevraagd of de bouw van een klooster op het koninklijk domein mogelijk was. De CVP’er, enigszins verrast, zou toen al voorzichtig de gezanten van het hof hebben gewezen op het haast onvermijdelijke verzet van de lokale milieugroeperingen.
Maanden later, na de dood van Boudewijn, en het openen van diens testament, werden de plannen voor de bouw van het klooster ten uitvoer gelegd. In zijn testament had de koning ook de wens uitgedrukt dat ‘ de wereldlijke en geestelijke overheden in het land alles in het werk zouden stellen om de bouw van het klooster mogelijk te maken‘. Duidelijker kon het niet.
Op geen enkel moment hebben medewerkers van Boudewijn of politici het aangedurfd koningin Fabiola, die de uitvoering van Boudewijns testament ter harte nam, en de nieuwe koning Albert II te wijzen op de juridische complicaties die toen al onafwendbaar waren.
TUSSENKOMSTEN
Van Armand Vermeulen, nu gepensioneerd maar destijds directeur-generaal van AHROM, de administratie voor Ruimtelijke Ordening, wordt gezegd dat hij de bouwvoorschriften aan de vorstelijke wensen aanpaste. De liberale ambtenaar en architect Vermeulen werd tijdens zijn loopbaan wel vaker met de vinger gewezen.
‘De wet op stedebouw is een zeer goede wet. Maar waar een interpretatie mogelijk was, heb ik altijd getracht mensen te helpen bij het zoeken naar oplossingen’, verzekert Vermeulen. ‘En dan worden oude affaires opgerakeld, affaires zoals Domo, waar mijn administratie niets kon worden verweten. En dat doet pijn, meneer.’
‘Ik had, zo staat het vandaag nog in de krant, een liberale cel rond mij voor moeilijke dossiers. Wat een onzin! Ik had een secretaresse en een bediende die in voorbereiding op de volgende vergadering mijn dossiers klaarmaakte en de tussenkomsten allerhande bijhield. En die tussenkomsten kwamen uit alle geledingen van de ambtenarij en van het kabinet. Wie mij kent, weet dat liberale en andere stempels bij mij geen rol speelden. Partijgenoten hebben mij dat vaak genoeg verweten.’
‘Ik heb elke minister – en ik heb er een twintigtal gekend die zich met mijn departement inlieten, van Norbert De Batselier tot Jan Lenssens en Kelchtermans – loyaal gediend. Kelchtermans was aanvankelijk argwanend. Hij is een CVP’er, ik ben een liberaal, bovendien gewezen kabinetschef – en schoonbroer ! – van Karel Poma en naderhand ook kabinetschef van Louis Waltniel. Het duurde niet lang vooraleer we elkaar tutoyeerden. Hij vertrouwde me. Elke week had de top van de administratie, met de directeurs, een ontmoeting met het kabinet.’
EEN OUD PROTOCOL
Vermeulen herinnert zich het eerste gesprek met Kelchtermans over het dossier Opgrimbie: ‘Korte tijd na de dood van koning Boudewijn riep Kelchtermans mij in z’n kantoor. “Armand, ik zit heel verveeld”, zei hij. “Voor zijn dood heeft koning Boudewijn aan Daniël Coens (intussen overleden CVP-politicus, nvdr.) beloofd dat hij op zijn domein in Opgrimbie een klooster zou laten optrekken. De dochter van Coens maakt deel uit van de orde die het klooster zal betrekken.” ‘
‘Kelchtermans werd daarover geregeld aan de mouw getrokken’, vertelt Vermeulen. ‘Hij zocht gewoon een uitkomst. Kelchtermans vroeg me: “Armand, zoek een manier om dit mogelijk te maken.” Ik weet nog dat ik hem antwoordde: “Meneer de minister, dat wordt een moeilijke affaire. Maar ik zal het proberen.” ‘
‘Ik ben dan wel geen uitgesproken royalist, maar na de dood van de koning was ik net zo geëmotioneerd als iedereen. Verdomd, heel het land had in die dagen voor de tv zitten janken. Waar gaan we naartoe als zo’n koning al geen laatste wens te kennen mag geven?’
‘Ik heb mijn mensen bijeengeroepen. Een van hen zei: “Maar er is daar toch dat protocol, opgesteld toen Louis Waltniel Ruimtelijke Ordening beheerde.” ‘
‘Ik herinnerde me inderdaad dat de kabinetschef van de koning me ooit had gebeld met de vraag of het mogelijk was in Opgrimbie een jachtpaviljoen op te trekken. Van dat jachtpaviljoen vernam ik achteraf niks meer. Maar er kwam toen een protocol waarbij koninklijke domeinen zo goed als gelijk werden gesteld met de militaire domeinen – die trouwens met een witte vlek op het gewestplan stonden aangegeven. Alleen de directeur-generaal en de minister kunnen daar bouwvergunningen verlenen, zodat gevoelige en geheime dossiers niet via gemeenten en duizend-en-een ambtenaren moeten passeren.’
‘Enkele dagen na ons eerste gesprek belde Kelchtermans mij opnieuw. Ik voelde dat hij onder zware druk stond. Hij wilde me zo snel mogelijk zien. Ik heb hem toen gezegd: We kunnen alleen steunen op dat oude protocol.’
Kelchtermans heeft zich naderhand ook laten voorlichten door een aantal vooraanstaande juristen, onder meer over de rechtspersoonlijkheid van de bisschop van Hasselt. ‘Maar’ vervolgt Vermeulen, ‘Kelchtermans zei me: “Armand, ik zal je in deze kwestie altijd politiek dekken.” En van bij de eerste schermutseling heeft hij dat ook gedaan. Later gaf hij wel eens te verstaan dat hij zich had gebaseerd op het advies van zijn directeur-generaal. Het was een advies, als je wil. Maar ’t was een gedwongen advies. Tot daar mijn rol in heel deze zaak. Maar wat ik noch mijn medewerkers toen wisten, was dat het perceel waarop het klooster moest worden gebouwd in 1992 al door de koning was weggeschonken.’
En hier zit de feil in het dossier Opgrimbie. Want hiermee komt de hele juridische constructie waarbij een deel van het domein werd geschonken aan de vzw Astrida en waarbij de bisschop van Hasselt optreedt als bouwheer voor het klooster, op losse schroeven.
‘Mocht de koning zelf als bouwheer zijn opgetreden en naderhand het geheel hebben weggeschonken, dan was er wellicht nooit een probleem geweest’, zegt Vermeulen. ‘Of de koning in Opgrimbie een jachtpaviljoen optrok, een olympisch zwembad of een klooster, waar hij zich met Fabiola kon gaan bezinnen, niemand had hem een strobreed in de weg gelegd. Nu werd de bouwaanvraag evenwel ingediend door de bisschop voor een klooster op een perceel dat niet langer tot het koninklijk domein behoort. Da’s de kern van de hele affaire, die intussen, zo lijkt het, ook een politiek probleem werd. Maar Van Mechelen heeft zijn verantwoordelijkheid voluit genomen, en dat siert hem. Allez, da’s mijn gedacht.’
Rik van Cauwelaert