JA
‘Momenteel bestaat er een grafrust van tien jaar, en in die periode is het absoluut verboden om een graf te verstoren. Nu bestaan er nogal wat problemen rond die grafrust. Ik geef enkele voorbeelden. Stel dat de nabestaande echtgenote na het overlijden van haar man naar een andere stad verhuist. Het graf van de man mag momenteel niet mee verhuizen, de weduwe is verplicht iedere keer de reis te maken. Of stel dat families achteraf, bij een tweede overlijden, beslissen dat ze toch een familiegraf willen. Als ze dat niet op voorhand beslist hadden, kan het op dit moment niet. In feite verwachten we van de nabestaanden dat ze in die eerste uren na het overlijden meteen voor de volgende tien jaar beslissen. Op zo’n emotioneel beladen moment valt dat erg zwaar. Het is de verantwoordelijkheid van de begrafenisondernemer om de mensen dan bij te staan, er mee voor te zorgen dat ze de juiste keuze maken. Maar wij zijn ook maar mensen, en het kan gebeuren dat men later spijt krijgt van zijn oorspronkelijke keuze. Het moet die eerste uren na het overlijden ook allemaal zo snel gaan.
De beslissing over het al dan niet opgraven ligt bij de burgemeester. Die draagt de politieke verantwoordelijkheid om te bepalen of het opgraven acceptabel is. Of dat betekent dat de wat meer populistisch ingestelde burgemeesters altijd ja zullen zeggen? Mogelijk. Er komt in ieder geval een werkgroep met vertegenwoordigers van het uitvaartwezen, de gemeenten en het kabinet van Marino Keulen (VLD) die erop zal toezien dat niemand zijn boekje te buiten gaat. Voor mijn part mag men ook objectieve criteria opstellen om te bepalen wanneer het wel kan en wanneer niet. Bij echtscheidingen zou ik bijvoorbeeld erg terughoudend zijn over wat er met het graf van het kind gebeurt.’
NEE
‘Je wordt er als burgemeester vaak mee geconfronteerd. Families die om wat voor reden ook een overleden verwant willen opgraven. Meer dan eens tref je die mensen in emotioneel moeilijke omstandigheden. Het is dan voor een burgemeester niet makkelijk om te zeggen dat zo’n opgraving eigenlijk niet kan, omdat het de rust en de sereniteit op het kerkhof verstoort. Gelukkig bezorgde de wetgever de burgemeesters enkele jaren geleden een overtuigend argument: door het decreet op de grafrust is het de eerste tien jaar na begraving verboden het graf te verstoren. Zo is de situatie voor iedereen duidelijk.
Door opnieuw de wet te wijzigen, wordt het voor de burgemeesters nu wel heel lastig om op hun strepen te blijven staan. De laatste wens van een vrouw die naast haar overleden echtgenoot wil begraven worden, dat weiger je niet zo maar. Maar als één iemand toestemming krijgt, kan een burgemeester tegen de volgende ook maar moeilijk nee zeggen – we weten allemaal hoe het gaat in de gemeentepolitiek.
Het wordt kortom bijzonder moeilijk om te bepalen wie zal mogen opgraven en wie niet. Ik vrees dan ook dat sommige burgemeesters de uitholling van de grafrust wat graag zouden gebruiken om op een zeer macabere manier sympathiek over te komen. Dit gebeurt dan op de kap van de gemeentearbeiders die dit zeer onhygiënische werk moeten uitvoeren.
Op het kerkhof moet een zekere orde en rust regeren. Als men te pas en te onpas lijken gaat opgraven en grafzerken verhuizen, verstoort men ook de rust van de andere mensen. We willen toch niet dat het kerkhof een duiventil wordt? Overigens vind ik het sowieso niet verstandig om in deze gevoelige materie om de haverklap het geweer van schouder te veranderen. Het decreet dat aangepast zal worden, is zelfs nog geen twee jaar oud.’
Opgetekend door Jef Van Baelen
‘Soms krijgt men later spijt van zijn oorspronkelijke keuze.’
‘Het kerkhof mag geen duiventil worden.’