Terwijl het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde naar tumultueuze stemmingen zonder oplossing sukkelde, heeft de regering-Leterme II ontslag genomen. Mogelijk komen er nu snel nieuwe verkiezingen, maar ook een noodregering kan.
‘Alle elementen zijn verzameld, en bij alle politieke formaties heb ik gehoord dat de wil aanwezig is om voort te onderhandelen en zo snel mogelijk te landen.’ Zo sprak Didier Reynders (MR) afgelopen maandag over de bemiddelingsopdracht die hij in het weekend van koning Albert II had gekregen. Zijn missie: zich er op zeer korte termijn van vergewissen of de voorwaarden vervuld zijn om in het dossier-Brussel-Halle-Vilvoorde eindelijk knopen door te hakken. De mededeling van Reynders verhulde slechts dat hij er vooral op gebrand was om de bal, die CD&V en Open VLD na een zoveelste politieke crisis over B-H-V via de koning in zijn kamp hadden gelegd, per kerende terug te sturen.
Op Reynders’ eigen verzoek zette de koning enkele uren later al een punt achter diens taak. Zo werd meteen bevestigd dat de Franstalige liberaal eieren voor zijn geld kiest en geen afstand neemt van kartelpartner FDF en zijn voorzitter Olivier Maingain. Voor Maingain is een akkoord over B-H-V ondenkbaar zonder het opheffen van de Vlaamse voogdij over de faciliteitengemeenten rond Brussel en zonder de benoeming van de MR/FDF-burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem. Door die onwrikbare positie van MR en FDF hield de koning ook niet langer het ontslag van de regering-Leterme II in beraad.
Behalve over nieuwe parlementsverkiezingen in juni werd op maandagavond ook gespeculeerd over een noodregering, zónder de twee liberale partijen en mét de SP.A.
Mission impossible
Dat FDF’er Maingain, aanvankelijk nog opgehouden in Marokko door de vulkaanuitbarsting op IJsland, uit de auto tijdens de terugweg liet weten dat de B-H-V-voorstellen van koninklijk opdrachthouder Jean-Luc Dehaene (CD&V) ‘inbuvable’ waren voor de Franstaligen, was begin vorige week ook de directe aanzet voor nieuwe communautaire hoogspanning in de Wetstraat.
In die sfeer zette Dehaene een punt achter zijn mission impossible. Maar met al zijn staatshervormingexpertise deed hij dat niet zonder aan de politieke verantwoordelijken van de huidige generatie uit te leggen dat een compromis niet mogelijk is als Vlamingen (die uitgaan van het territorialiteitsbeginsel) en Franstaligen (die staan op het personaliteitsbeginsel) niet bereid zijn om ‘voor een deel de eigen logica te verlaten’ en het 40 jaar oude pacificatiemodel in ons land (de meerderheid legt haar wil niet op, de minderheid moet willen onderhandelen) niet willen respecteren.
Veel indruk moeten die woorden niet gemaakt hebben, want in de Franstalige publieke opinie werd Dehaene zelfs tot ‘flamingant’ uitgeroepen. Tegelijk bleven de Franstalige onderhandelaars niet alleen ‘plussen’ maar ook een groot aantal ‘minnen’ zetten bij zijn voorstellen, waarvoor Dehaene sinds eind november 2009 discreet in de weer was geweest. Ook wilden ze niet weten van de (eerste) deadline die Alexander De Croo (Open VLD) op vorige week donderdagmiddag had gezet.
Een poging van premier Yves Leterme (CD&V) om de tijd alsnog te rekken en om ‘op basis van het voorbereidende werk van Jean-Luc Dehaene in de komende uren en dagen intens verder te onderhandelen’ met de voorzitters van CD&V, Open VLD, PS, CDH, MR, Ecolo en Groen!, haalde niets uit. De nieuwe voorzitter van de Vlaamse liberalen, die anders ook onmiddellijk tegen een gezagsprobleem in eigen rangen en daarbuiten was aangelopen, oordeelde dat ‘de politieke wil om tot een onderhandelde oplossing te komen op geen enkele wijze aanwezig’ was, en dat zijn partij dus niets anders restte dan het vertrouwen in de federale meerderheid op te zeggen.
Die exittactiek op weg naar nieuwe verkiezingen oogstte veel kritiek bij de andere onderhandelaars, en de werkgeversorganisaties en vakbonden. Leterme kon hoe dan ook meteen naar het paleis om nóg maar eens het ontslag van de regering aan te bieden. Maar ook om de koning in te fluisteren dat ‘een politieke crisis’ met nieuwe verkiezingen ‘inopportuun’ zou zijn, want slecht voor de economie en voor het imago van een land. België neemt in de tweede helft van dit jaar immers het Europese voorzitterschap op. Wat niet werd uitgesproken: Letermes bezorgdheid dat zijn regering op z’n minst nog die electoraal interessante zes maanden in de EU-schijnwerpers zou overleven.
Ongrondwettelijke verkiezingen
De adempauze met de bemiddelingsopdracht van Reynders bracht echter geen soelaas. Dat wees er opnieuw op dat er over Dehaenes voorstellenbundel (die hij technisch ook al had laten omzetten in ontwerpwetteksten) nog lang geen akkoord in de maak was.
In die bundel zaten onder meer: een lijst van grondwetsartikelen die herzien kunnen worden om na federale parlementsverkiezingen een nieuwe staatshervorming mogelijk te maken; het akkoord over enkele kleinere institutionele hervormingen dat begin 2008 door een raad van wijzen op het vlak van bijvoorbeeld verkeer, woninghuur en economie werd bereikt; een aanpassing van de taalwetgeving in Brussel (tweetalige diensten in plaats van tweetalige ambtenaren); extra geld voor Brussel; en een splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Die punten moesten een glijmiddel zijn voor het heetste hangijzer: de splitsing van het kiesarrondissement B-H-V voor de federale (Kamer en Senaat) en de Europese verkiezingen. Dit werd in het schema van De-haene níét gecompenseerd door een gebiedsuitbreiding van Brussel of een actieve rol van de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand. Wél opgenomen was een dubbele verbinding of apparentering tussen lijsten in Brussel met lijsten in Vlaams- en Waals-Brabant, en voorts een voogdijregeling voor de zes faciliteitengemeenten die teruggreep naar de Pacificatiewet van 1988 om de toenmalige moeilijkheden rond Voeren aan te pakken.
De Vlaamse partijen aan de onderhandelingstafel wilden zich aan dat pakket van Dehaene houden. De Franstalige partijen zeiden weliswaar dat ‘een uitbreiding van Brussel in ruil voor een pure splitsing van B-H-V’ voor hen niet meer aan de orde was, maar ze bleven azen op een andere (federale) voogdijregeling voor de faciliteitengemeenten, inschrijvingsrecht voor de Franstaligen uit Vlaams-Brabant, en meer initiatieven van de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand. Dat op zich was al conflictstof genoeg. Die werd extra opgepookt met nieuwe procedureslagen in het federale parlement, te beginnen met een agendering van de stemming over de Vlaamse splitsingsvoorstellen in de Kamer.
Bij die nieuwe ‘natuurlijke deadline’ was echter al vooraf bekend welke stappen de Franstaligen zouden zetten om dit te vertragen en te blokkeren: van het indienen van amendementen waarover de Raad van State zich dan moest buigen, tot het starten van de alarmbelprocedure. Die zou het hele dossier opnieuw naar de regering brengen, en zou zo ook onvermijdelijk naar de val van het kabinet en nieuwe verkiezingen leiden.
Die ‘omweg’ hoeft met het ontslag van de regering-Leterme II dus zelfs niet meer gevolgd te worden. Maar daarmee is de kwestie-B-H-V allesbehalve van de baan. Door het uitblijven van de splitsing van het kiesarrondissement en door het arrest van het Grondwettelijk Hof over de paarse kieswetwijziging van 2003 (met onder meer de invoering van provinciale kieskringen, maar niet voor B-H-V) zouden nieuwe verkiezingen ongrondwettelijk zijn. Tenzij Leterme met een aangepast overgangskabinet nog een noodregeling uit zijn mouw zou schudden (bijvoorbeeld een terugkeer naar de oude arrondissementele kieskringen), zou die stembusslag dan in de grootste chaos verlopen, met een resem juridische klachten en een boycot van de Vlaamse burgemeesters in de Vlaamse Rand rond Brussel.
Op maandagavond gingen er desondanks stemmen op die ook een voordeel zien in het politieke einde van Leterme II en eventueel vervroegde verkiezingen in juni. In een normaal legislatuurritme zou dat betekenen dat er daarna vier jaar volgen zonder dat de politici worden opgejaagd door nieuwe parlementsverkiezingen (federaal én ook regionaal zouden die dan pas weer in 2014 plaatsvinden). Zo’n langere perio-de zonder electorale time-outs zou benut kunnen worden om de schouders wél met goed gevolg onder een grote staatshervorming, met inbegrip van B-H-V, te zetten.
Maar met het nulresultaat dat in de voorbije drie jaar op dit vlak onder Verhofstadt III, Leterme I, Van Rompuy I en Leterme II werd geboekt, is dat voorlopig niet meer dan een communautaire wensdroom.
DOOR PATRICK MARTENS
Tenzij Leterme met een overgangskabinet nog een noodregeling uit zijn mouw schudt, zou een stembusslag in de grootste chaos verlopen.