Dansaertstraat. Hartje Brussel. Levensader van de gelijknamige wijk die zich uitstrekt van de Beurs tot de poorten van Molenbeek. In zeshonderd meter van rijk naar arm, van chique naar verpauperd, van geld naar het gebrek eraan. Bezaaid met trendy winkels, cafés, theaters, concertzalen en hip volk. Dat volkje is de laatste weken het mikpunt van Vlaamse politici en opiniemakers.

Ze hebben het gemunt op de Dansaert-Vlaming, een politieke nitwit die er volgens politici en opiniemakers de bon vivant uithangt op kosten van de Vlaamse Gemeenschap. En zich natuurlijk niets gelegen laat liggen aan Vlaamse zaken als de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Oei. Knack peilde de stemming in een van de heetste wijken van onze hoofdstad. Slagveld van shoppende Vlamingen en toenemende communautaire beschietingen.

Louis Tobback opende het bal. De SP.A-burgemeester van de Vlaams-Brabantse gemeente Leuven, vindt dat ‘Vlaanderen zich een goed Brussels geweten betaalt, in veel gevallen op de kap van Vlaams-Brabant’. Knack-directeur Rik Van Cauwelaert schreef dat diezelfde Tobback medeverantwoordelijk was voor de geldstromen naar Brussel ‘waardoor de Brusselse cultuurfabrikanten met een zwier van internationale allure het geld over de balk kunnen gooien’. En volgens N-VA-voorzitter Bart De Wever ‘baden de Dansaert-Vlamingen in de weelde van het bestuurlijke waterhoofd dat men inmiddels van het hoofdstedelijk gewest gemaakt heeft’.

EEN HALF MILJARD

Vrijdagmiddag, Sint-Katelijnestraat. Aan de toog van café Monk, zogezegd een favoriete hang-out van de Dansaert-Vlaming, staat een in maatpak gehulde high professional in plat Antwerps op te scheppen over zijn laatste deal van de week. De barman is nummer 31 op de SP.A-Spirit-Groen!-lijst in Brussel-stad. Op het terras koestert een gemêleerd gezelschap zich in de laatste straaltjes septemberzon. Een onaardse schone vraagt bedeesd of we Frans spreken. On sert dehors ici?

De man die verantwoordelijk is voor het ‘over de balk smijten’ van een goed deel van het half miljard euro dat jaarlijks via zijn ministerie naar Brussel vloeit, neemt gewillig plaats voor de foto. Later zal Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel (Spirit) voor de zoveelste keer – ‘Ik voel me zo langzamerhand de laatste der Mohikanen in Brussel’ – zijn verhaal doen. Dat de investeringen van Vlaanderen in Brussel een dam vormen tegen de Franstaligen die nog altijd proberen van Brussel een monoculturele stad te maken. ‘Een Brusselse politicus zei me eens dat iedere euro die Vlaanderen in Brussel steekt een oorlogsverklaring is. Echt! Aan allebei de kanten wordt vaak voorbijgegaan aan de realiteit van de moderne stad. Het komt erop aan bruggen te slaan met andere gemeenschappen, en de Vlamingen in Brussel zijn daarvoor zeer goed geplaatst. En ja, cultuur kan die bruggen slaan, dat is al ten overvloede aangetoond in de KVS. Cultuur kan een wapen zijn tegen ingebakken wantrouwen. Voor die culturele identiteit hebben we als Vlamingen het hardst gevochten, en we blijken heel goed in staat die in te zetten als wapen tegen de verzuring. Maar ook aan Vlaamse kant voel ik die hang naar een monocultuur. Dat is volstrekt achterhaald en heel contraproductief. En dan: stel je Brussel eens voor zonder Vlaamse cultuurhuizen, zonder Vlaamse steun bij de armoedebestrijding, want dat doen we ook. En binnenkort begin ik met de sport.’

Het gescheld op de Dansaert-Vlaming drukt volgens Anciaux de frustratie aan Vlaamse kant uit, dat de opstoot van Vlaanderen in de vaart der volkeren wordt afgeremd door de complexiteit van de Brusselse situatie. ‘Het separatistische discours leeft sterk. Wat we als Brusselaars moeten doen, is onze ervaringen in een grootstad delen met Vlaanderen, en daarbij oppassen dat we niet te pretentieus zijn.’

Iets meer ambitie heeft Jan Goossens, de frontman van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, de dit jaar heropende cultuurtempel aan de Lakensestraat. We rukken hem weg uit de kantoren van de KVS, waar hij de laatste voorbereidingen treft voor het Brusselse 0110-concert en de wereldpremière van de laatste dansvoorstelling van Vlaams Brusselaar Wim Vandekeybus, die avond in de KVS. ‘De Dansaert-Vlaming bestaat niet. Dat is een creatie van Vlaamse politici die terug willen naar het verleden. Totaal onproductief. Eigen cultuur met eigen geld. Die mannen hebben een identiteitsprobleem, en gaan voorbij aan het nieuwe zelfbewustzijn van de Vlaming in Brussel. Laat de heren uit Berchem, Leuven, maar ook Bergen (Goossens duidt op PS-voorzitter Elio Di Rupo, die- het Franstalige – Brussel coûte que coûte wil verdedigen, nvdr) maar naar Brussel komen en vooral hun ogen de kost geven.’ Goossens heeft meer respect voor politici als Vic Anciaux en Hugo Weckx, mannen die de Vlaamse verankering in Brussel onderhandelden. Maar de wereld is sindsdien ingrijpend veranderd. ‘Brussel is een interculturele stad, met alle problemen en uitdagingen van dien. Voor vijftig procent van de bevolking is het Frans noch het Nederlands binnenkort nog zijn eerste taal. Wij gooien onze deuren open, voor iedereen. Slaan bruggen met de Franstaligen, betrekken alle gemeenschappen bij projecten en maken zo de stad ook leefbaarder voor Vlamingen. Wie kan daar verdomme tegen zijn? Het is jammer dat Vlaanderen niet meer wil opsteken van Brussel, want ook in Gent en Antwerpen zal zich een situatie voordoen als in Brussel: een stad als een complex kosmopolitisch gegeven waar geen enkele bevolkingsgroep een andere zijn wil kan opleggen. Met die realiteit leven wij in Brussel. En ja, ik voel mij Vlaming’, zegt de geboren Antwerpenaar. ‘Maar vraag me niet wat dat inhoudt.’

We gaan nog maar eens op zoek naar dat volkje, dat op kosten van de Vlaamse Gemeenschap de cultuurconsument uithangt in het Brusselse. Goossens tekent nog fijntjes aan dat vijftig procent van de bezoekers aan de KVS van buiten Brussel komt. ‘Uit Vlaams-Brabant zeker?’

Bestaan ze, de nihilisten die hun weldoorvoede derrière laten zakken op de zetels van de Ancienne Belgique, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, het Kaaitheater of de Beursschouwburg, die in de Dansaertstraat de winkels van juwelenontwerpster Christa Reniers of modeaccessoirekoning Christophe Coppens leegkopen, en zich vervolgens laten vollopen in de Archiduc, het ‘Vlaamse’ café Monk of café Au Daringman?

Eigenaar van Au Daringman is de sympathieke Martine Peeters, al twintig jaar woont ze in Brussel en sinds jaar en dag is ze actief in de hoofdstedelijke horeca. Ze tilde in 1999 het barteam van de vroegere Beursschouwburg van de grond, baatte aan het Vossenplein in de Marollen het bij Vlamingen zeer populaire café-restaurant La Puce uit en trok uiteindelijk naar het hartje van de Dan- saertwijk, waar ze in de Vlaanderenstraat het intieme en ook door Vlamingen drukbezochte café openhoudt. ‘Met de Vlaamse zaak heb ik niets. Ik voel me geen Vlaming. Ik ben Brusselse. En de Dansaertstraat is helemaal geen Vlaamse straat’, zegt ze stellig. In de Au Daringman bestaat het cliënteel uit een ontspannen mix van bohemiens, journalisten, acteurs, studenten en nachtbrakers, die minder op taal dan op gezelschap selecteren. Hoewel. ‘Er zijn wel steeds meer Vlamingen in de buurt. Laatst zaten er twee jongens aan een tafeltje bij de bar. Toen een meisje in het Frans bestelde en ik haar vanzelfsprekend in het Frans bediende, riepen ze: “Maar dit is toch een Vlaams café?” Ik viel echt om van verbazing.’ Het belangrijkste is volgens Peeters dat de wijk leeft. ‘Ik heb jaren geleden nog in een vrouwenopvanghuis aan de Kogelstraat gewerkt, en dan kon je ’s avonds echt niet rustig door de wijk naar huis lopen.’

Voor de Au Daringman (Wat zou Brussel zijn zonder goede cafés?) spreken we de algemeen secretaris van de werknemersorganisatie ACW, Ann Demeulemeester. ‘De Dansaert-Vlaming bestaat niet, is virtueel, een geforceerd begrip, een gemediatiseerd symbool, en geen juiste benadering van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Vlamingen zijn een zeer grote groep in Brussel. Ze werken er met honderdduizenden, bezoeken er theatervoorstellingen, concerten en musea, en maken gebruik van de ziekenhuizen.’

Bij een deel van de kritiek uit Vlaanderen kan Demeulemeester zich aansluiten. ‘Met de culturo’s uit de Dansaertstraat gaan we het niet redden. Ik mis daar het sociaal engagement. Die groep is relatief klein en voelt zich vaak niet eens Vlaming. Het is ook moeilijk om die groep te vergroten. Je zult op de eerste plaats veel meer moeten doen dan alleen de cultuur ondersteunen. Het is nooit weggegooid geld, maar je moet de samenleving ook op andere terreinen versterken: welzijn, gezondheid, onderwijs, en vooral voor de grootsteden: betaalbaar wonen.’

Het ACW is zeer actief in het Brusselse. Maar ook hier hetzelfde geluid als uit de culturele hoek: ‘Wat het ACW in Brussel doet, is niet exclusief gericht op Vlamingen of Nederlandstaligen. Zo werkt dat niet. In onze KAV’s, zeventien interculturele groepen, wordt er gewerkt rond scholen, we empoweren vrouwen, stimuleren het spontane, eigen initiatief.’

Over eigen initiatief gesproken: Vlamingen dragen letterlijk hun steentje bij aan het gevecht tegen de verpaupering in de buurt. Aan de Molenbeekse kant van de Dansaert, net om het hoekje, kocht een aantal Vlamingen zes jaar geleden het oude Postgebouw. Aan de andere kant van de straat ligt het ook door veel Vlamingen gefrequenteerde café De Walvis er gesloten bij: een ontmoetingsplaats voor Vlamingen, Franstaligen, Marokkanen uit Molenbeek en oudere buurtbewoners die onlangs werd geofferd aan het grote geld. Er komt een sterrenrestaurant.

Kurt Boes, journalist bij de krant De Morgen (voor de verhuizing van De Tijd de enige Vlaamse krant met haar redactielokalen in het centrum van Brussel) is een van de bewoners van het volledig gerenoveerde gebouw aan de Barthelemylaan. ‘We zijn elkaar tegengekomen op een van de beurzen die in de jaren negentig door de Afvaardiging Ontwikkeling Vijfhoek werden georganiseerd. Daar werden leegstaande panden voorgesteld, met de bedoeling die zonder winstoogmerk aan te werven en op te knappen.’

Zonder Vlaams geld, maar met Brussels Gewestelijke en stedelijke steun, werd het gebouw omgevormd tot negen lofts voor achttien veelal Vlaamse bewoners. ‘Er zijn hier al twee kinderen geboren, en er zijn er nog twee op komst’, zegt Boes. Het gaat goed met de Vlaamse aanwas in Brussel.

En die Dansaert-Vlaming? ‘Ik voel mij niet eens Vlaming. Ik voel mij Brusseleir. En trouwens, hier in huis heeft niemand geld om bij Christophe Coppens of Christa Reniers te gaan winkelen.’

DOOR BART WILLEMS/foto’s kris pannecoucke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content