“Het verhaal zegt je wat je moet doen.” David Lynch niet langer bizar en pervers, maar braaf en simpel.

Terwijl David Lynch in zijn vorige film, het kronkelige Lost Highway, juist het verst ging in het verloochenen van de klassieke verhalende structuur, kan The Straight Story niet rechtlijniger. Alvin Straight (Richard Farnsworth) is een met zijn gezondheid sukkelende maar nog altijd kranige zeventiger uit de Midwest, die vastbesloten is zijn doodzieke broer te gaan bezoeken met wie hij al jaren in onmin leeft. Straight heeft niet eens een rijbewijs en besluit dan maar de reis van ruim vijfhonderd kilometer – van Iowa naar Wisconsin – af te leggen op zijn grasmaaimachine.

Er is nog altijd Lynch’ gevoel voor het bizarre, want het gaat toch maar om een rare en dwarse road movie. En de grasmaaier in kwestie – van het model John Deere 1966 – wordt door de regisseur met fetisjistische liefde gekoesterd. Alleen heeft het bizarre niet langer een donkere, negatieve of perverse ondertoon, maar is het de paradijselijke banaliteit van de Amerikaanse boerenbuiten die een bevreemdende dimensie krijgt.

Betekent The Straight Story nu werkelijk zo’n radicale ommezwaai voor David Lynch of is de maker van Blue Velvet misschien zelf conventioneler en doodgewoner dan de mythe rond zijn persoon doet uitschijnen?

Zijn films mogen dan nog wat raar aangekleed zijn, zich in een vaak hallucinante geluidsdesign hullen en een sterk obsederende kwaliteit bezitten, in essentie doet Lynch wat Hollywood altijd het best heeft gedaan: verhaaltjes vertellen.

In het interview tijdens het festival van Cannes hamert Lynch er nog geen klein beetje op hoe alles, ook in zijn cinema, om het verhaal draait: “Het verhaal zegt je wat je moet doen.”

De braafheid en eenvoudige logica van The Straight Story is dus niet in de eerste plaats een reactie tegen de ziekelijkheden, absurditeiten en wreedheden in zijn vorige films.

Lynch: “Iedereen heeft verschillende kanten. Misschien wordt mijn volgende film weer wild, zot en donker, of misschien wordt het weer helemaal iets anders. Ik weet alleen dat ik ontroerd werd door dit verhaal. Ervan uitgaan dat je absoluut iets tegendraads moet maken, is de foute aanpak. Je kan alleen reageren op wat je voelt, alleen dan maak je kans er iets van te bakken.”

Ook de traagheid van The Straight Story is geen reactie tegen de jachtige, flitsende stijl die nu verplicht is. Het tergend trage ritme vloeit volgens Lynch logisch voort uit de gebeurtenissen. “Vorm, ritme, kleur, textuur, het wordt allemaal gedicteerd door het verhaal. Alvin reist met zeven kilometer per uur. Hij is een oude man, dus pakt hij het wat kalmpjes aan. Maar als je langzaam gaat, zie je ook meer. Voor ons moet het allemaal zo snel dat de dag al voorbij is nog voor hij begonnen is en we niet langer weten wat we gezien hebben.”

EEN EMOTIONELE ERVARING

De idee voor The Straigt Story komt van Lynch’ levenspartner Mary Sweeney die sinds 1994 geboeid werd door de waar gebeurde geschiedenis van Alvin Straight. In 1998 verwierf ze dan eindelijk de rechten en schreef ze samen met haar jeugdvriend John Roach – ze groeiden samen op in Madison, Wisconsin – het script.

Voor Lynch was het een hoog emotionele ervaring. “Ook toen ik de film monteerde, zat ik soms te huilen als een kind. Het blijft me nog altijd verbazen hoe je een stukje film kunt nemen, er de passende muziek van Angelo Badalamenti opplakt en de emoties je te machtig worden. The Elephant Man en sommige scènes in Twin Peaks hadden hetzelfde effect op mij. Er zitten in al mijn films scènes die me emotioneel raken, maar meestal slechts in kleine dosis. Het einde van The Straight Story breekt mijn hart. Net voor de camera achteruit trekt haalt Richard Farnsworth nog even diep adem en het is een van de mooiste ademhalingen uit de filmgeschiedenis. Hij heeft me die extra emotie gegeven zonder dat ik erom gevraagd had, gewoon omdat hij zich compleet kon inleven in die man.”

De ingetogen ontroering die van The Straigt Story uitgaat, is inderdaad in hoge mate te danken aan de veteraan Richard Farnsworth, die zijn carrière tweeënzestig jaar geleden begon als een Mongoolse ruiter in The Adventures of Marco Polo.

Lynch: “Richard Farnsworth heeft zo’n expressief gezicht dat je in zijn ziel kan kijken. Hij is zo nederig en straalt zo’n onschuld uit dat alles wat hij zegt recht uit het hart komt. Ik denk dat iedereen meteen de vader of grootvader in hem herkent. Richard beschouwt zichzelf niet eens als acteur. Hij is begonnen als rodeocowboy, daarna kwam hij als stuntman aan de kost. Hij stamt nog uit een tijd dat een acteur een heuse opleiding diende te hebben en daarom zag hij zichzelf nooit als een beroepsacteur. Maar hij is een groot acteur: iemand die in staat is zichzelf weg te cijferen en waarachtig is in alles wat hij doet. Hij is van hetzelfde hout gesneden als Gary Cooper en Clark Gable. Richard had last van zijn heupen en dat rijden op die tractor heeft hem zeker geen deugd gedaan. Maar hij klaagde nooit, stond altijd klaar.”

In een Hollywood geobsedeerd door de jeugdcultus maakt Lynch een film waarin de protagonist een laatste tocht onderneemt, waarin oud worden, ondanks alle kwalen geen vloek is en waarin een oude knar als Alvin Straight op zijn manier bergen kan verzetten.

“Richard levert net als Alvin Straight het levende bewijs dat ouderdom slechts een omhulsel is, dat we diep vanbinnen altijd leeftijdloos blijven. Wie dat beseft kan nog altijd zijn dromen realiseren, weliswaar niet zo gemakkelijk en misschien op een andere manier dan toen we jong waren, maar het kan. Alvin probeert voor het doek valt nog even iets recht te zetten. Dat is toch geweldig!”

EEN ZONNIGE ODE

In de vorige road movies van David Lynch staan de reizigers, zwervers of vluchtelingen heel wat onprettige verrassingen te wachten. Alvin van zijn kant komt tijdens zijn tocht alleen maar goedaardige types tegen. The Straigt Story is een lyrische, zonnige ode aan de Midwest en de stoere maar rechtschapen lieden die er wonen. Dit moet zowaar de eerste film van David Lynch zijn waarin er niets sadistisch, scabreus of surrealistisch te melden valt.

“Hij had rare mensen kunnen tegenkomen, maar wat er werkelijk gebeurde is dat vele mensen Alvin hielpen, ze vonden het aardig om met hem onder de blote sterrenhemel te zitten kletsen. In dat gebied in Amerika zijn mensen op elkaar aangewezen, het leven is er hard. Die boeren zorgen ervoor dat wij eten op tafel krijgen, maar worden in het voedselproces het slechtst betaald. Maar ze helpen elkaar.”

Behalve zijn hoofdrolspeler Richard Farnsworth had de nu 53-jarige regisseur nog een andere vaderfiguur op de set: de inmiddels 81 jaar oude Freddie Francis, de Britse fotografieleider die voor Lynch ook The Elephant Man en Dune uitlichtte. Lynch zegt dat hun beelden van het Amerikaanse heartland niet geïnspireerd zijn op Amerikaanse landschapsschilders. “Bij het bepalen van de visuele stijl laat ik me leiden door wat ik voelde toen ik voor ’t eerst het scenario las. Die ideeën krijgen dan gestalte als je op de locatie komt. Pas dan wordt het specifiek en reëel. En je reageert daarop tot het juist aanvoelt. Die omgeving oefende zeker een invloed op ons uit. Het feit dat je niets anders ziet dan kilometers maïsvelden en sojaboonvelden. En ’s nachts die oneindige sterrenhemel.”

Iedereen die The Straight Story ziet, ziet grosso modo dezelfde film, een groot verschil met Lynch’ vorige film Lost Highway die op diverse manieren kon geïnterpreteerd worden.

Toch gelooft Lynch dat de kijker uiteindelijk altijd zijn eigen film creëert. “Nemen we aan dat de grote zaal Lumière in Cannes 1.900 plaatsen telt, dan garandeer ik u 1.900 verschillende kijkervaringen omdat mensen er toch altijd andere details uitpikken. Je kan het vergelijken met een bowlingbal die in een vaste baan wordt gehouden maar toch telkens een andere weg aflegt. Natuurlijk leunen de verschillende interpretaties van The Straight Story veel meer bij elkaar aan dan bij Lost Highway. Hoe meer je naar het abstracte neigt, hoe tegenstrijdiger de lezingen.”

Het interview in het Carlton hotel in Cannes moet al mijn zesde gesprek zijn met David Lynch over een periode van vijftien jaar en telkens weer draagt hij precies dezelfde kleren: een tot de hals dichtgeknoopt wit overhemd, een netjes in de plooi gestreken kakikleurige pantalon en een zwart jasje. Setfoto’s verraden dat hij ook tijdens de opname ditzelfde “uniform” draagt. Ook als hij schildert, draagt hij dezelfde outfit. “Alleen wordt die dan sneller vuil,” grapt hij.

Er gaan verhalen dat David Lynch zich elke dag overgeeft aan dezelfde dwangmatige routine, zoals steeds op hetzelfde uur in dezelfde koffiebar in Los Angeles dezelfde milkshake drinken.

“De periode van de milkshake is nu voorbij. Na een tijdje verander ik mijn vaste gewoonte en stap ik over op iets nieuws. Maar als ik iets graag zie of lust, probeer ik dat zo lang mogelijk vol te houden. De regelmaat trekt me aan. Ik vind het makkelijker om iets te herhalen dan om altijd maar opnieuw keuzes te moeten maken. Het ritualiseren van mijn dagelijkse routine laat me toe om mijn aandacht volledig op mijn werk te concentreren.”

DE CULTSERIE

En werken doet hij, zelfs al verschijnt er maar om de zoveel jaren een film van hem in de bioscoop. Naast filmmaker is Lynch ook kunstschilder, tekent hij cartoons, componeert hij zelf muziek in zijn opnamestudio in Los Angeles, tenzij hij in zijn aanpalend atelier meubelen in elkaar knutselt.

Net voor hij naar de Azurenkust afreisde, zag Lynch in Parijs de grote overzichtstentoonstelling van Monet. “Er is niets onder de hedendaagse kunst dat ik zo inspirerend vind. Aanvankelijk schilderde Monet min of meer natuurgetrouw waterlelies, maar hoe langer hoe meer schilderde hij een abstractie van de natuur en kwam hij tot de zuiverste vorm van schilderkunst.”

Zijn eigen schilderijen noemt hij organisch, en hij laat zich inspireren door natuurverschijnselen. Noodgedwongen werkt hij in open lucht, niet alleen om te profiteren van het natuurlijk licht maar ook omdat hij gebruik maakt van giftige stoffen. “Ik werk graag met reliëf, maar in plaats van de olieverf er dik op te leggen, bouw ik met diverse materialen verschillende lagen op mijn doeken, die ik dan overschilder. Soms laat ik ook een toxische stof door de verf vreten, wat voor verrassende chemische reacties zorgt. Daarvoor moet ik wel een aantal materialen gebruiken die milieu-activisten niet zouden goedkeuren.”

Toch ziet hij zich in de allereerste plaats als filmmaker: “Van alles wat ik naast de film doe, zie je vroeg of laat de weerslag op mijn films. Film is waar het allemaal samenkomt.”

Maar meer nog dan aan zijn films, dankt David Lynch zijn faam aan de tv-reeks Twin Peaks, de cultserie die ook verbazend hoge kijkcijfers scoorde.

Met zijn nieuwe tv-serie Mulholland Drive, een film noir-achtige misdaadsage waarin Los Angeles de ster is, wil het niet zo goed vlotten.

“Vijfenveertig minuten voor ik naar Cannes vertrok, vernam ik dat ABC mijn pilot haatte. Een van mijn problemen is dat ik altijd meer draai dan ik nodig heb. Een bioscoopfilm kan honderd minuten duren, twee uur twintig of drie uur, maar bij televisie zit je vast aan een bepaald formaat. Om je werk op maat te snijden moet je genadeloos zijn en ik heb het daar heel moeilijk mee. Ik heb mijn eerste cut van Mulholland Drive tegen de klok moeten inkorten en tijdens die drastische montage zijn er niet alleen grote scènes en bijkomende verhaallijnen gesneuveld, maar verloor ik ook de finesse en de textuur van de scènes.”

EEN ONDANKBAAR MEDIUM

Intussen publiceerde Tad Friend in The New Yorker een gedetailleerd verslag over het gevecht tussen Lynch en ABC, waarvan de afloop niet veel goeds voorspelt voor wie op de buis iets creatiefs wil doen dat breekt met de verlammende routine.

Lynch geeft toe dat het sowieso stom van hem is om voor televisie te willen werken. “Waarom zou ik me uitsloven voor zo’n ondankbaar medium, met een veel te klein beeld, erbarmelijk geluid en met wat je vertelt voortdurend onderbroken – in Amerika althans – door commercials?”

Het liefst zou hij zich louter toespitsen op bioscoopfilms, maar iets trekt hem onweerstaanbaar aan in het tv-formaat: de mogelijkheid om een verhaal in vele afleveringen voort te zetten over een lange periode. “De idee om week na week dieper in een verhaal door te dringen, daar val ik voor. Het doet me denken aan de serials die ik in mijn kinderjaren in de bioscoop zag.”

De nieuwste ontwikkelingen in de beeldtechniek ziet hij niet als zaligmakend, maar ze hoeven daarom nog niet rampzalig te zijn.

Lynch: “Het staat vast dat 35 mm ten dode is opgeschreven, in zekere zin is dat angstaanjagend, maar het opent tegelijk ook fantastische perspectieven. De kwaliteit van het digitale beeld zal 35mm overstijgen; eindelijk hoeven we ons geen zorgen meer te maken over de vuiltjes die zich op de pellicule vastzetten, gedaan ook met het wisselen van filmspoelen. Je kan nu ook rechtstreeks allerlei beeldmanipulaties uitvoeren. Ik vind dat allemaal prima zolang we maar niet het essentiële uit het oog verliezen: het vertellen van het verhaal. Als het alleen maar om trucjes gaat, hoeft het niet voor mij. You just have to keep your eye on the doughnut and not on the whole.”

In een carrière vol hoge pieken en diepe dalen, wist Lynch in ieder geval altijd zijn onafhankelijkheid te bewaren. “Ik heb nooit voor een studio gewerkt. Ik zie mezelf nog altijd als onafhankelijk. Voor studio’s is het heel moeilijk om een regisseur final cut te geven. En waarom zou je een film maken als je de film niet kunt voltooien zoals jij het ziet? Ik val nog liever dood. Zolang studio’s die attitude hebben, kan ik niet voor ze werken.”

Niet dat het trouwens aanbiedingen regent van de studio’s. Zijn drie films van de jaren negentig – Wild at Heart, Twin Peaks: Fire Walk With Me en Lost Highway – deden het slecht of matig aan de Amerikaanse kassa. Zijn laatste twee films werden trouwens in grote mate in Europa gefinancierd: Lost Highway door CIBY 2000, The Straight Story door de Franse producer Alain Sarde en Canal+. Lynch: ” Lost Highway bracht in Amerika hooguit drie miljoen dollar op en voor studio’s is geld de maatstaf van alles.”

De reacties van het publiek op zijn werk zijn even wisselvallig als onvoorspelbaar, al zal dat wel zijn laatste zorg zijn.

“Het belangrijkste is dat de filmmaker achter zijn werk kan staan, dat hij het gevoel heeft dat hij naar zijn beste vermogen de film heeft gemaakt zoals hij het ziet. De echte kopzorgen beginnen pas als je je werk loslaat op het publiek. Dat het publiek van je film houdt, is natuurlijk mooi meegenomen, maar het is zeker niet iets waar ik me druk om maak.”

The Straight Story vanaf 24/11 in de bioscoop.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content