Zo langzamerhand kijkt hij nergens meer van op. ‘In de Belgische politiek worden de grenzen constant verlegd’, zegt hij. Politicoloog Carl Devos over stropers die boswachters worden, oppermachtige partijen en de gewichtscategorie van Kris Peeters.

‘Net zoals Johan Vande Lanotte een paar weken geleden is Vlaams viceminister-president Ingrid Lieten er nu op meesterlijke wijze in geslaagd om de aandacht van de media om te buigen’, zegt politicoloog Carl Devos (Universiteit Gent). ‘Alleen niet in haar eigen voordeel. Keek iedereen aanvankelijk naar de interne verdeeldheid van CD&V over het Uplace-dossier, dan gaat het nu alleen nog over het probleem van de SP.A en Ingrid Lieten in de Vlaamse regering.’

Dan draaide Vande Lanottes offensief na de publicatie van De keizer van Oostende toch beter uit. Binnen de kortste keren wist hij de discussie over zijn eigen twijfelachtige deontologie om te leiden naar de ethiek van de auteurs en hun werkgever, de VRT. Jammer, vindt Carl Devos, want er vallen wel degelijk lessen uit het boek te trekken. ‘Cruciaal in de hele zaak is dat het blijkbaar niet Vande Lanottes prioriteit is om zichzelf te verrijken’, zegt hij. ‘Dat is ook de kern van zijn verdediging: ik heb het niet voor mezelf gedaan maar voor Oostende. Wel, als het echt nodig is om zo veel macht te concentreren als je iets gedaan wilt krijgen in een stad, moeten we eens goed nadenken over het moeilijke evenwicht tussen democratie en efficiëntie.’

Zou er over elke Vlaamse toppoliticus een boek als De keizer van Oostende geschreven kunnen worden?

Carl Devos: Over sommigen wel, maar zeker niet over iedereen. Er zijn trouwens ook mindere goden die in hetzelfde bedje ziek zijn. In kleinere steden en gemeenten is de politiek soms volledig in handen van lokale politici die in de Wetstraat amper bekend zijn. Die zijn dan misschien wel geen havenbaas, hebben geen vrienden bij de top van grote energiebedrijven en beslissen niet over honderden miljoenen euro’s, maar uiteindelijk komt het wel op hetzelfde neer. Overal waar iemand verschillende machtsposities combineert, wordt de kans groter dat er dingen gebeuren die het daglicht niet mogen zien.

Hoe kan dat fenomeen worden tegengegaan?

Devos: Om te beginnen door die machtsposities zo veel mogelijk te verdelen. Dan is er meer democratische controle en moeten degenen die het voor het zeggen hebben zich geregeld verantwoorden.

Is het probleem met mensen als Johan Vande Lanotte niet net hun informele macht?

Devos: Dat klopt. Zonder zelf heel veel mandaten te hebben, is zo’n machtspotentaat in de praktijk toch de grote chef. Door zijn uitgebreide netwerk en ervaring, en soms ook door een cliëntelistische politiek verwerft hij zo veel macht dat hij op alle belangrijke posten zijn eigen pionnen kan zetten. Het is natuurlijk zeer moeilijk om daar iets tegen te beginnen. Informele macht, grote netwerken en vriendschappen tussen mensen zijn niet tegen de wet. En hoe kun je bewijzen dat al die adjuncten onder controle van dezelfde man staan? Nee, dat valt amper te regelen.

Zou het geen goed begin zijn om totaal onverdachte ministers te kiezen?

Devos: Vandaag is het al zo dat je al je zakelijke activiteiten moet opgeven zodra je minister wordt. Maar het lijkt me ondoenbaar om meteen alle ondernemers uit te sluiten van het ministerschap. Vergeet niet dat we het net gezond vinden dat een parlementslid met beide voeten in het gewone leven staat als dokter, advocaat of bedrijfsleider. Stel dat een politicus die actief is in de energiesector en daar zeer goede contacten heeft op een ochtend telefoon krijgt van zijn partijvoorzitter dat hij de eed als minister mag afleggen. Moet hij dan weigeren omdat hij zakelijke belangen heeft?

Nee, maar misschien is het een goed idee om die man dan maar een andere bevoegdheid dan energie te geven.

Devos: Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van zijn partijvoorzitter en bij uitbreiding van de hele partij, maar ook – heel belangrijk – van het parlement, dat zijn vertrouwen aan de regering moet geven. In het regeerakkoord staat dat elke nieuwe minister een inhoudelijk examen moet afleggen voor het parlement – wat dit keer nog niet is gebeurd – maar men zou kunnen regelen dat ook zijn geloofsbrieven worden onderzocht. De kans is dan groot dat het parlement oordeelt dat iemand beter geen bevoegdheden opneemt die nauw aanleunen bij de sector waarin hij heeft gewerkt.

Met zo’n examen was Johan Vande Lanotte nooit opnieuw minister van de Noordzee geworden?

Devos: Dat had het parlement hoogstwaarschijnlijk niet laten gebeuren en dus had de SP.A hem een ander departement moeten geven. Maar ook zonder zo’n examen had het parlement iets kunnen ondernemen. Parlementsleden die vandaag klagen over de positie van Vande Lanotte dragen zelf een grote verantwoordelijkheid. Ze hadden maar reserve moeten aantekenen op het moment van zijn aanstelling.

Verwacht u nu niet een beetje veel van een assemblee die niet meteen uitblinkt in krachtdadigheid?

Devos: Waarschijnlijk wel. Volgens de grondwet is ons parlement de eerste macht, maar iedereen weet natuurlijk dat de praktijk anders is. Ons hele systeem is gebaseerd op hypocrisie: we weten hoe het werkt maar we doen alsof dat niet zo is. Al moeten we ook realistisch blijven. Zelfs als het parlement een vuist zou willen maken om machtsconcentraties tegen te gaan, blijft dat een zeer moeilijke opdracht. Want wat doen we bijvoorbeeld als een parlementslid dat vennoot is in een advocatenkantoor gespecialiseerd in procedureslagen wordt voorgesteld als minister van Justitie? Vinden we het niet kunnen dat een stroper boswachter wordt? Of willen we hem net wel wegens de grote competentie die hij in de praktijk heeft opgebouwd? Dat is natuurlijk een tweesnijdend zwaard.

En wat met ministers die na hun mandaat kiezen voor een job in een sector die bij hun voormalige bevoegdheden aanleunt?

Devos: Het lijkt me erg moeilijk om zo iemand een tijdlang te verbieden in dat domein te werken. Zo’n ontluizingsperiode zou wellicht te veel op een beroepsverbod lijken. Bovendien zitten ook daar zowel voor- als nadelen aan. Mag een ex-minister van Volksgezondheid bijvoorbeeld bestuurslid worden van een ziekenhuis? Iemand die zich vier jaar lang intensief met die materie heeft beziggehouden, kent er natuurlijk alles van, heeft veel contacten en kan een grote meerwaarde betekenen voor dat ziekenhuis. Ook dat fenomeen krijgen we volgens mij nooit formeel geregeld.

Dus moeten we ons er maar bij neerleggen dat sommigen buiten hun boekje gaan?

Devos: Eigenlijk zouden we mogen verwachten dat ex-ministers genoeg persoonlijke ethiek hebben en uit zichzelf het voorzichtigheidsbeginsel respecteren. Een voormalige minister van Ruimtelijke Ordening zou bijvoorbeeld automatisch moeten aanvoelen dat het geen goed idee is om zich meteen in te kopen in een aannemersbedrijf dat door hem vergunde projecten uitvoert.

In de praktijk laat die persoonlijke ethiek politici weleens in de steek.

Devos: Ik geef toe dat het riskant blijft en dat we zulke toestanden zouden moeten kunnen vermijden. Alleen zie ik niet hoe. Dus moeten we misschien onze onmacht op dit vlak toegeven. Al zijn er natuurlijk wel manieren om de zaak in de praktijk onder controle te houden: goede onderzoeksjournalistiek, en ook kritische oppositieleden en coalitiepartners.

Aan de andere kant is het ook zo dat veel kiezers niet zo zwaar aan dergelijke toestanden tillen. Kijk maar naar Johan Vande Lanotte: bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 wisten de meeste mensen al hoe de vork in de steel zat en toch ging de SP.A nog vooruit in Oostende. Van een plaatselijke minister of parlementslid verwachten de kiezers dus blijkbaar dat hij voor hun stad zorgt.

Johan Vande Lanotte zorgt wel erg goed voor Oostende. Tussen 1994 en 2000 sluisde hij naar eigen zeggen jaarlijks 25 miljoen euro naar de stad door en later probeerde hij vooral privékapitaal aan te trekken.

Devos: Zoiets laat inderdaad een vieze smaak na. En het is zeker geen uitzondering. In veel steden en gemeenten bemiddelen politici met Brusselse banden bij de ambtenarij, de provincie, het gewest of het federale niveau om plaatselijke dossiers in beweging te krijgen. Er zijn zelfs partijen die dezer dagen ostentatief zeggen: ‘Als wij straks in het bestuur van deze gemeente komen, zal ons parlementslid bij het gewest aankloppen om die openbare werken te kunnen uitvoeren.’ Nu is het misschien niet des duivels om Brusselse contacten aan te spreken die je gemeente vooruit kunnen helpen, maar erg fris is het toch ook niet. En ik vrees zelfs dat het in Vlaanderen de algemene politieke cultuur is. Dat is net wat De keizer van Oostende zo mooi aantoont: hoe besluitvormingsprocessen bij ons functioneren.

Is het dan ook normaal dat een politiek zwaargewicht als ‘gewoon gemeenteraadslid’ de lijnen in zijn stad uittekent?

Devos: Formeel is dat natuurlijk niet normaal. Een minister of parlementslid heeft een opdracht in Brussel en de lokaal verkozen politici zouden in hun stad of gemeente de eerste viool moeten spelen. Alleen zou het een nationaal politicus kwalijk worden genomen als hij zich niet of nauwelijks met zijn eigen gemeente bemoeide. Stel dat zo iemand niet aan de gemeenteraadsverkiezingen zou deelnemen of zou weigeren om in Brussel te bemiddelen in dossiers die zijn gemeente aanbelangen. Dat zou toch niet gepikt worden?

Bovendien hoor ik weleens van parlementsleden of ministers dat partijgenoten in hun thuisbasis het heel normaal vinden dat zij het daar voor het zeggen hebben. Vande Lanotte heeft me nog verteld dat hij in Oostende totaal geen weerstand ondervindt. Ze zitten daar te wachten tot hij binnenkomt en zegt wat er moet gebeuren. En Oostende is dan nog een relatief grote stad. In kleinere steden of gemeenten, waar gemeenteraadsleden veel minder vertrouwd zijn met de taal en de mechanismen van het politieke spel, weegt zo’n nationaal politicus vaak nog zwaarder door. Daar worden ze soms echt omvergeblazen als er plots iemand binnenkomt die vaak in de krant staat en veel dure woorden gebruikt. Dat is echt geen louter Oostends fenomeen.

Maar Johan Vande Lanotte is de pineut omdat hij geen enkele moeite doet om te verhullen hoe hij opereert?

Devos: Het is inderdaad geen toeval dat net hij het onderwerp van een boek is geworden. Vande Lanotte is een machtspoliticus pur sang en hij vindt het allesbehalve erg dat iedereen weet dat hij het is die aan de touwtjes trekt. Integendeel. Wat mij boeit, is waarom iemand de noodzaak voelt om zo’n hele stad onder controle te houden.

Omdat hij het niet laten kan?

Devos: Het is meer dan dat. De voorbije jaren heeft de politiek veel van zijn macht moeten afstaan aan Europa, allerlei overheidsinstanties en de particuliere sector. Zo is de overheid het monopolie op de politieke besluitvorming verloren. Wie vandaag iets wil realiseren, moet met wel erg veel volk onderhandelen zonder zeker te zijn van het resultaat. Om de dingen toch te doen vooruitgaan, hebben een aantal mensen zeer veel macht naar zich toegetrokken. Met andere woorden: ondanks de grote versnippering en de vele actoren die altijd mee moeten beslissen, is de echte macht in werkelijkheid in handen van enkelingen. We hebben in dit land dan ook een bijzonder elitair politiek systeem. Er zijn wel regeringen en parlementen, sociaal overleg en commissies, maar de kernbeslissingen worden door tien, twintig mensen genomen. Punt uit. Al de rest moet zich met de uitvoering bezighouden. In wezen is België dan ook een particratie: het politieke systeem wordt door partijen bestuurd.

Door partijen die op steeds minder steun van de bevolking kunnen rekenen dan nog.

Devos: Ook waar. Hoewel het aantal parlementszetels van de drie klassieke partijen nu al decennialang afneemt, zijn het nog steeds zij die het voor het zeggen hebben en de regering-Di Rupo vormen. Terwijl voor het eerst een niet-traditionele partij de grootste van het land is, vormen zij nog altijd de ruggengraat van het federale politieke systeem. Ze hebben een oertraditionele staatshervorming gemaakt en voeren in de federale regering een typisch Belgisch compromisbeleid. Die aanpak heeft vooral in Vlaanderen al verschillende keren een flinke tegenstem gegenereerd: met de Volksunie, later met het Vlaams Belang en de Lijst Dedecker en nu met de N-VA. Het vooruitzicht van een andere manier van aan politiek doen oefent dus al zeer lange tijd een grote aantrekkingskracht uit op de Vlaamse kiezers.

Uit dat oogpunt zijn de verkiezingen van 2014 natuurlijk geweldig interessant. Zal men kiezen voor de klassieke partijen, die al jarenlang aan macht en relevantie inboeten maar het land ondertussen wel hebben bestuurd op basis van compromis en evenwicht? Of wordt het een partij die belooft om het helemaal anders te doen? Zo wordt de keuze die we in 2014 zullen hebben ons vandaag in elk geval voorgesteld.

Wordt dat ook echt de inzet van de federale en Vlaamse verkiezingen?

Devos: Dat betwijfel ik. En zelfs al het daar uiteindelijk op uitdraait, ben ik er nog niet zo zeker van dat de N-VA er dan als grote overwinnaar uitkomt. Ik betwijfel of al diegenen die de hele tijd op het huidige systeem zitten te vitten op het cruciale moment daadwerkelijk voor een radicaal alternatief zullen kiezen.

Al is het nog zeer de vraag of de N-VA in de praktijk wel echt voor zo’n grote verandering zou zorgen. In de Vlaamse regering merk ik daar in elk geval niets van. Daar toont de N-VA zich een betrouwbare coalitiepartner waarmee perfect compromissen te sluiten valt. Op geen enkele manier springt de partij er echt uit, noch in positieve noch in negatieve zin. Ook de voorbije weken heeft ze zich als een zeer loyale partner opgesteld in de discussie rond Uplace, het geplande winkelcentrum in Machelen.

Zij wel.

Devos: Inderdaad. In dat dossier heeft de SP.A voor problemen gezorgd. Het is behoorlijk straf dat een minister de beslissing van een collega zo openlijk aanvalt. Zeker omdat Ingrid Lieten er eerst zelf mee had ingestemd om Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege (CD&V) alleen over de milieuvergunning voor Uplace te laten beslissen. Ze had beter vooraf geëist dat het verdict aan de ministerraad zou worden voorgelegd voor erover werd gecommuniceerd.

Uit die hele episode en de uitgelekte e-mail van Lieten is weer eens gebleken dat minister-president Kris Peeters (CD&V) de enige baas van Vlaanderen is.

Devos: De voorbije week hebben we in elk geval gezien dat Peeters niet bepaald bang is voor Ingrid Lieten en de SP.A. Had Johan Vande Lanotte of Frank Vandenbroucke als viceminister-president in de Vlaamse regering gezeten, dan was het wel anders gelopen. Het probleem is dus dat er nu geen ministers zijn die in Peeters’ gewichtscategorie spelen, en dat keert zich op den duur tegen hem. Want daardoor is de regering-Peeters II zwakker dan Peeters I. Ze doet wel wat ze moet doen, hoor: ze beslist, voert uit en brengt de begroting op orde. Maar er is geen vonk, geen enthousiasme of gedrevenheid, geen project ook.

Dat komt natuurlijk ook doordat de machtsverhoudingen wat scheef zitten, want de N-VA is vandaag niet meer dezelfde partij als bij de regeringsvorming in 2009. Bovendien kunnen de socialisten en de N-VA’ers amper nog door dezelfde deur. Hun medewerkers gaan in Brusselse cafés zelfs bijna met elkaar op de vuist.

Het geharrewar van de voorbije dagen belooft ook weinig beterschap.

Devos: Peeters II zal waarschijnlijk een soort van overgangskabinet blijken te zijn. Het zal pas weer interessant worden na 2014, met Peeters III of De Wever I. Dan zal de Vlaamse regering een hele rist nieuwe bevoegdheden hebben en zal ze mogen beslissen over de kindpremie, het werkgelegenheidsbeleid en het woningbeleid. Daardoor zal Vlaanderen weer een aantrekkelijker niveau worden om aan politiek te doen. Je merkt dat nu trouwens al aan Peeters’ ongeduld. Hij kan niet wachten tot de federale regering, die haar schwung ook al verloren lijkt te hebben, werk maakt van de staatshervorming.

Verwacht u ondertussen dat de traditionele partijen nog verder zullen terugvallen?

Devos: Liberalen, socialisten en christendemocraten hebben nu samen al geen Vlaamse meerderheid meer en niets zegt dat ze niet nog een paar zetels kunnen verliezen. Dan wordt het natuurlijk zeer moeilijk om nog met hun drieën in de federale regering te stappen. (denkt na) Alhoewel. Uit de voorbije regeringsvorming heb ik geleerd dat er maar weinig zekerheden meer bestaan. Dus sluit ik niet uit dat ze bereid zouden zijn om in de volgende federale regering te gaan zitten als ze samen nog minder zetels behalen. De grenzen worden nu eenmaal constant verlegd. Kijk maar naar de beslissing om de verkiezingen te laten samenvallen. Daardoor zullen de partijvoorzitters op hetzelfde moment twee regeringen kunnen vormen. Alles zal aan elkaar worden gekoppeld en de politieke partijen zullen nóg meer macht krijgen. Nee, ik kijk nergens meer van op.

DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO’S LIES WILLAERT

‘In de Vlaamse regering zitten er geen ministers die in Kris Peeters’ gewichtscategorie spelen, en dat keert zich tegen hem.’

‘Er zijn wel regeringen en parlementen, sociaal overleg en commissies, maar de kernbeslissingen worden door tien, twintig mensen genomen.’

‘Ik betwijfel of diegenen die de hele tijd op het huidige systeem vitten in 2014 echt voor een radicaal alternatief zullen kiezen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content