Patrick Dewael trekt ten strijde tegen het Blok. Al vallen de politieke marges soms smal uit.
Het Vlaams Blok is dan ook geen gewone opponent. Er groeide een ruime consensus dat met die autoritaire en xenofobe partij geen land te bezeilen, laat staan te besturen valt, vandaar het cordon sanitaire. Maar hoe verder met dat verschijnsel om te gaan, daarover bestaat vooral veel twijfel. Veel ideeën daaromtrent berusten slechts op vage theorieën en onbewezen stellingen. Bijvoorbeeld: de partij doodzwijgen of niet? Het eerste zou van haar een sympathieke underdog maken, het tweede zou haar slechts gratis publiciteit opleveren.
Een stroming binnen de VLD kiest toch voor het open debat, met voorzitter Karel De Guchts mestkeverretoriek als leidraad. Met Wederzijds respect gaat Dewael, gedreven door zijn ‘advocatenhart’, daarop verder. Hem beweegt evenzeer een bijna ouderwets liberaal rationalisme, ‘dat het moet mogelijk zijn met rationele argumenten en een intelligent betoog mensen, burgers, kiezers ervan te overtuigen dat ze risico’s lopen door het Blok te steunen’.
Dewael heeft nog een extra motivatie: zijn grootvader Arthur Vanderpoorten, liberaal minister bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, stierf als politiek gevangene in een Duits concentratiekamp. Het maakt diens kleinzoon gevoelig voor de overtuiging dat het opgeven van het democratische beginsel de deur opent voor al het vreselijke dat mensen elkaar kunnen aandoen. Daaraan ontleent hij de gedachte dat elk individu principieel respect verdient. Zijn bewogenheid daarvoor bleek al eerder, in zijn ijver om in Mechelen een Holocaustmuseum op te richten, of in zijn uitval in het Vlaams parlement naar Blokvoorman Filip Dewinter, in wiens lichaamstaal hij zelfs ‘onvervalst fascisme’ herkende. Een reactie ‘vanuit mijn buik’, zo staat het in het boek.
POLITIEKE ZICHTBAARHEID
Waar Dewael even zwaar aan tilt, is dat de opmars van het Blok het Vlaamse imago geen goed doet. Uit internationale enquêtes blijkt dat de partij ervoor zorgt dat Vlaanderen naarmate het in het buitenland meer bekendheid verwerft, des te meer als een egoïstisch, xenofoob en obscurantistisch nest wordt aanzien. Het Blok stuurt een krachtig signaal uit; zelfs aan de overkant van de taalgrens laten ze zich graag verblinden door het idee dat de Vlaamse broeders slechts door heimwee naar een duister verleden worden bezield. Lastig voor de minister-president, die dat altijd weer moet tegenspreken.
De vraag kan rijzen of een minister-president wel de best geplaatste auteur is om de historiek en het wezen van het Vlaams Blok uit de doeken te doen of om de opmars van extreem-rechts in Europa te duiden. Daar bestaat al heel wat interessante publistiek over. Wederzijds respect geeft hoe dan ook een onthullende kijk op de manier waarop een actief politicus tegen het Blok aankijkt.
Zo iemand is immers geneigd om zich te laten leiden door de regels van het spel waarin hij zich beweegt. En dat is in de eerste plaats het electorale spel. Met myopie als gevolg, want verkiezingsuitslagen zeggen niet alles. De concentratie van de extreem-rechtse stemmen in Antwerpen en het toegankelijke kiessysteem hebben het Blok veel kansen gegeven. Maar dat betekent nog niet dat extreem-rechts onbestaande zou zijn in landen waar het politiek niet zo zichtbaar is, zoals in Nederland, het Verenigd Koninkrijk of Duitsland. Het racistische geweld is in die landen verhoudingsgewijs groter dan in Vlaanderen. Omgekeerd zullen ingrepen in het kiessysteem (zoals het afschaffen van de opkomstplicht, een oude VLD-eis) het Blok misschien wel pijn doen, maar daarom zal extreem-rechts nog niet uit de samenleving verdwijnen.
Dewael besteedt zowat de helft van zijn boekje aan voorstellen om de voedingsbodem van de verkiezingssuccessen van het Blok weg te nemen. Ze draaien rond twee assen: een behoorlijke _ maar ook restrictieve _ vreemdelingenpolitiek en een beter, ‘klantgerichter’ beleid, waarin hij iedereen oproept zijn verantwoordelijkheid op te nemen, zowel de politiek als de media of de burger zelf. En al ontbreekt het Dewael daarbij niet aan moed of helderheid, toch gaan al snel de limieten knellen waarbinnen de actieve beleidsmaker opereert. Hij kan moeilijk anders dan de paars-groene politiek verdedigen, al valt daar best wat op aan te merken, bijvoorbeeld inzake ruimtelijke ordening, zoals Knack-collega Filip Rogiers in diens recente Eigen schuld eerst nog aantoonde.
Of soms laten de partij-imperatieven zich gelden. Een tijdlang dacht Dewael erover om zich uit te spreken ten gunste van het gemeentelijk stemrecht voor migranten, gekoppeld aan een verstrenging van de zogeheten snel-Belgwet. Rond dat idee leek zich twee maanden geleden een ruime politieke consensus te vormen. Maar de VLD besloot toen om zich daarmee niet in de hoek te laten drummen. En ook in Wederzijds respect valt daarover dus geen woord.
Marc Reynebeau
Patrick Dewael, ‘Wederzijds respect. De gevaren van het Blok’, Houtekiet, Antwerpen-Baarn, 143 blz.