Het collectief Lucinda Ra ontvangt de Ultima 21 Podiumkunsten omdat het, volgens de jury, ‘doet wat de welzijnssector niet altijd doet, maar eigenlijk hoort te doen’. Namelijk: kwetsbare mensen die hun pad kruisen niet zomaar loslaten.
Dit is toch een superchic café met het mooiste terras van de stad?’ vraagt Simon Allemeersch trots. Hij zit samen met theatermakers en zussen Barbara en Stefanie Claes in de binnentuin van het Gentse Museum Dr. Guislain. Vogelgefluit wisselt af met autogeluiden en gelach, soms kabaal, van de patiënten die in het aanpalende Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain verblijven. Het trio vormt met muzikanten Giovanni Barcella en Jeroen Van Herzeele, beeldend kunstenaars Mario Debaene en Sofie Van der Linden plus zakelijk leider Brigitte Mys het collectief Lucinda Ra. Sinds 2014 maken zij kleurrijke, multimediale voorstellingen vol poppen, muziek, kleurrijke schilderijen en ontwapenend eerlijk spel.
De plek waar je belandt, is vaak zo weerbarstig dat je je mooie plannen moet laten varen en moet werken met wat de werkelijkheid geeft.’ Simon Allemeersch
Is dit jullie thuis?
Stefanie Claes: We zijn niet het huisgezelschap maar sinds we hier in 2014 Het Fioretti Project maakten, is er altijd contact. Het Fioretti Project is genoemd naar Fioretti, de jeugdafdeling van het psychiatrisch centrum. De toenmalige directeur nodigde ons uit om in het centrum te werken. We zaten er al een jaar toen we er een voorstelling maakten. We hadden ons in ons atelier geïnstalleerd en hoopten te schilderen met de kinderen…
Simon Allemeersch: Maar dat mislukte…
Stefanie Claes: … zoals veel dingen. Dat was niet erg. Dat was deel van ‘er zijn en vaststellen wat er gebeurt’.
Allemeersch: De plek waar je belandt, is vaak zo weerbarstig dat je je mooie plannen moet laten varen en moet werken met wat de werkelijkheid geeft. Dat is veel interessanter. Een andere reden waarom we hier graag vertoeven, is de collectie art brut. Er is een stevige link tussen art brut en het werk van Lucinda Ra. Ons werk is haast een theatrale vorm van art brut. En, tot slot, een recente link met deze plek is mijn doctoraal onderzoek dat ik verricht binnen de vakgroep sociaal werk en sociale pedagogiek aan de UGent. Ik onderzoek hoe een stedelijke ruimte bedacht wordt, en wat de sociale gevolgen zijn wanneer zo’n ruimte heringericht wordt. Het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain breidt uit, en daar doen we onderzoek naar.
Soms moeten we een contact laten uitdoven. Een meisje dreigde zich te zeer aan ons te hechten. Toen hebben we met de begeleiders een oplossing gezocht.’ Barbara Claes
Waarom ontstond Lucinda Ra?
Stefanie Claes: Wij zijn geen gezelschap in de strikte zin van het woord. We hebben geen huis noch structurele subsidies. We zijn ten tijde van HetFioretti Project ontstaan uit praktische noodzaak.
Allemeersch: Eigenlijk zijn we een organisatie die geen organisatie wil zijn. Precies omdat we niet willen verzeilen in een logica van produceren om te produceren.
Barbara Claes: We nemen de tijd, werken graag traag. Tijd is een belangrijk goed in het leven. Onze ‘rollen’ wisselen ook voortdurend. We geven elkaar werk. Als iemand een voorstelling in zijn eentje wil maken, dan springen de anderen bij als chauffeur, kok, tourmanager. Giovanni kruipt met evenveel plezier achter de kookpotten als achter zijn drumstel.
Stefanie Claes: We zijn een zelfgekozen familie die elkaar helpt om het theater te maken dat ze willen maken.
Jullie studeerden aan het RITCS. Welke docent maakte het meest indruk?
Stefanie Claes: Eric De Volder. Hij gaf schrijfles op de gezellige zolder van Toneelgroep Ceremonia in Gent. In een van die lessen liet hij ons een uur kijken naar een film die hij had gemaakt in de luchthaven. Op zijn koffer had hij een camera gelegd die de wachtende en passerende mensen filmde. Ik ging helemaal geïnspireerd naar huis.
Allemeersch: De Volder was een van de begeleiders van mijn eindwerk, Marre de boire. Het was een soort liveanimatiefilm over een drankverslaafde man. Terwijl de opleiding focuste op tekst en inhoud, vertelde hij me van welk hout ik mijn pop moest maken. Eric had evenveel liefde voor het verhaal als voor de vorm.
Barbara Claes: Ik herinner me een schrijfles waarin hij allerlei spiek- en andere briefjes van studenten op tafel legde. Zo’n briefje moest het vertrekpunt voor een tekst zijn. Wat ik nooit zal vergeten: Eric gaf elke tekst evenveel punten. Hij vond élke tekst even belangrijk.
Wanneer sloop de focus op kwetsbare mensen er bij jullie in, en de attitude om – zoals de jury het omschrijft – ‘te doen wat de zorg zou moeten doen maar niet doet’?
Allemeersch: We zijn gewoonweg niet professioneel. (lacht) Wij bedenken geen project ‘met blinden’ of ‘met doven’. Zoiets gebeurt in de theaterwereld te snel. Weet je, theater is een zeer marginaal medium. Je hebt er geen computer voor nodig om het te kunnen maken. En het is een fantastisch excuus om op mensen of plekken die je niet kent af te stappen. Onze projecten zijn altijd een gevolg van wat of wie we plots ontmoeten. Ik herinner me een van mijn eerste opdrachten nadat ik was afgestudeerd. Ik kreeg de opdracht om in het Gentse Nieuwpoorttheater (nu Campo, nvdr) een schrijfworkshop met de wijkbewoners – de buurt rond Sint-Jacobs – te organiseren. De eerste bijeenkomsten waren een ramp. Verschillende deelnemers bleken psychische problemen te hebben. ‘Hier ben ik niet voor opgeleid!’ jankte ik vanbinnen. Toen besloot ik gewoon te doen wat ik wél kon: goede teksten schrijven en mensen daarbij helpen. Dat lukte. Sommige deelnemers bleven belangrijke mensen in mijn leven.
Stefanie Claes: Nog een voorbeeld. Simon en ik hebben een zoontje. Hij is vijf jaar. Op een dag komt José logeren. Hij is een van de mensen die deelnamen aan Simons stadsproject Rabot 4-358, waarvoor Simon zijn atelier 26 maanden in een van de Gentse Rabottorens vestigde. José is een beetje anders in zijn hoofd. Maar hij had meteen de aandacht van ons zoontje en las een verhaal voor.
Allemeersch: Je moet dan wel weten dat José niet kan lezen en heel moeilijk spreekt. (lacht)
Barbara Claes: Soms moeten we een contact laten uitdoven. Een van de meisjes die deelnamen aan Het Fioretti Project dreigde zich te zeer aan ons te hechten. Toen hebben we met de begeleiders een oplossing gezocht.
Welke impact willen jullie hebben?
Barbara Claes: Ik wilde in 2019 iets over de Indische kathakali-dans doen. Uiteindelijk bleek het relevanter om te vertellen over wat ik toen meemaakte: de overheid maakte het mijn Indische echtgenoot onmogelijk om België binnen te komen. Dus maakte ik Honey, I’m Real, I Exist om dat aan te kaarten.
Stefanie Claes: Barbara en ik werken aan een project over een gestorven zus en rouwen. Daarom interviewden we onlangs onze kleuterjuf. Tijdens dat gesprek vertelde ze over de broer van een jongetje dat stierf toen het als kleuter bij haar in de klas zat. Ze wilde die broer al jaren bellen maar durfde het nooit. Na het interview heeft ze hem gebeld. Dat hopen we te doen: kleine dingen teweegbrengen die misschien voor iemand anders een grote impact hebben.
Op jullie website staat: ‘Wij willen de wereld niet veranderen, wij willen er aandacht aan besteden.’
Allemeersch: Barbara maakte de solo Jordy, naar aanleiding van de negentienjarige jongen die in 2016 van ontbering stierf in een tentje op de Gentse Blaarmeersen. Vandaag zijn er, helaas, nog heel veel zulke jongeren. Dus blijven we die voorstelling spelen en er aandacht aan besteden. En we blijven traag. Mensen moeten hard op hun tanden bijten voordat ze een nieuw stuk van ons te zien krijgen. (lacht)
Stefanie Claes: Ik werk aan een solo over mijn grootmoeder. Ik weet het, een verpleegster zou dat misschien ook willen doen, maar krijgt er de tijd niet voor.
Allemeersch: Iedereen zou die tijd moeten krijgen. Het zou mooi zijn als we ooit in zo’n samenleving zouden terechtkomen.