Er zijn zo van die vaders die gevolgen hebben. Van wie de dochters zeggen: ‘Ik ga een boek over u schrijven, pa.’ Of de zoon: ‘Ik ga een film over u maken.’ Jaren geleden trok Frans Wuytack naar Venezuela. Om er als priester-arbeider in de ‘barrios’ te gaan werken. Wat volgde, was een waanzinnig leven.

Nee, zegt Serena, ze kan haar vader niet in één woord vatten. Daarom heeft ze met haar zus Maya een boek over hem geschreven. En heeft hun broer Fabio een film gedraaid. Ze hadden al vroeg door dat er ‘iets raars’ was met hun pa. Hun klasgenoten op school vertelden over hun grootvader. Die was dan een jaar of 60 en zat heelder dagen voor het raam te suffen. Hun vader, ook een jaar of 60, zat toen in Irak. Om de oorlog tegen te houden, stel u voor. En zij maar brieven schrijven:

‘Lieve papa, we hebben rond de kaars gebeden voor je, dat je veel kunt voor de vrede. Als je terugkomt, dan vieren we feest, een vredesfeest, en dan zullen we samen rolschaatsen. We zijn al veel gevallen, lieve papa. Als wij u terugzien, dan zullen wij u omhelzen en zeker mama. Papa, je zult dan mijn gedichten kunnen lezen, en dan zal ik je vragen hoe het geweest is en of je veel hebt kunnen doen voor de vrede.’

Ze kenden zijn geschiedenis, hadden zijn verhalen gehoord aan de keukentafel. Dat hij ooit priester geweest was. Naar de barrios, de volkswijken van Venezuela getrokken was, verbannen was. En daar 26 jaar persona non grata geweest was. Maar dat waren de verhalen van de keukentafel. Een mens moet af en toe de wereld zien om onder de indruk te zijn.

Maart 2000. Fabio Wuytack zit samen met zijn vader op het vliegtuig naar Venezuela. De zenuwen gieren door zijn lijf. ‘Hugo Chavez was net president geworden, en had mijn vader twee maanden eerder van de zwarte lijst doen schrappen. Maar zouden ze dat weten op de luchthaven?’

Ook zijn vader twijfelt. 26 jaar heeft hij geen contact gehad met de barrios, met de mensen die hem zo na aan het hart lagen. 26 jaar. Er vergaan werelden op 26 jaar. En mensen. Veel mensen.

Het vliegtuig landt. Ze wandelen door de douane van Caracas. ‘Het was een shock’, zegt Fabio. ‘Honderden mensen stonden hem op te wachten. Toeterende wagens. Journalisten. Oude vrienden. Onbekenden die hem kusten, schreeuwden: ” Francisco, amigo, la Vega está contigo! – Francisco, vriend, La Vega staat achter u.” En hij, ons vader, die hen vanaf een geïmproviseerd podium toesprak.’

Alsof de werkelijkheid plots in een film vergleden was, alsof er in die 26 jaar niets veranderd was. Dat moment wist Fabio wat hij later zou gaan studeren. En wie het onderwerp van zijn eerste langspeelfilm zou worden.

Vijf jaar later landden ook Serena en Maya in Caracas. Zelfde scènes, zelfde Zuid-Amerikaanse warmte, gekte. Ze werden omgedoopt tot la hija del padre, de dochters van de priester.

‘Ik herinner me nog goed’, zegt Maya, ‘dat iemand me vastpakte en zei: “Zorg goed voor uw vader.” “Ja natuurlijk,” antwoordde ik, “het is mijn vader.” “Jamaar,” zei ze, “het is ook onze leider.” Ik stond perplex.’

Serena: ‘We logeerden bij Tito, een oude vriend van mijn vader. Op een avond zaten we op zijn dak. Ik keek naar de barrios onder mij en ik dacht: “Daar liep hij 30 jaar geleden.”‘

De vragen maalden in sneltempo in haar hoofd. ‘Hoe? Waarom? Hier?’ Ze had de jaren daarvoor notities gemaakt. Van de keukentafelverhalen. Van het interview met Oma Kato, dat ze had opgenomen met haar bandopnemer van Fisher Price. ‘Oma, waarom is papa ooit pastoor geweest? En waarom is hij naar…?’

Het antwoord begint in Sint-Niklaas. Meer bepaald in Tereken. Daar waar ‘de katten door de ramen zeken en ze pastoors kweken’. Daar, tussen de kleine huizen en de kleine mensen, groeide Frans Wuytack op. Op zijn 14e ging hij als nagelsteker op de Boelwerf werken. Toen hij er een vriend zag verongelukken, wist hij aan welke kant hij de rest van zijn leven zou staan.

Wat later klopte hij aan bij de dienst ‘late roepingen’. ‘Een verrassing,’ vertelde oma Kato, ‘want zo heilig was hij nu ook weer niet.’ Hij, die zo graag naaktmodellen schilderde in de Tekenacademie. Maar één ding wist hij zeker: hij zou zijn ballen niet opofferen aan een parochie ergens in het land. Hij had een droom: priester-arbeider worden in Venezuela. De monseigneur was tegen, maar de droom klonk overtuigender. De Kerk stuurde hem naar de rijke kuststad Carabellade. ‘Ik ben niet naar hier gekomen om doopakten te tekenen’, zei hij. En hij trok naar de krottenwijken van La Vega.

Hij huurde een krot, wou slapen op een houten plank. Onder de plank siste een slang: sssssss. Hij stond op en schreef een brief naar huis. ‘Met mij gaat alles goed. Groeten, Frans.’

Zijn naam deed snel de ronde in de barrios. El padre Wuytack. Een wat gekke priester uit Belgica, die zocht naar mensen die verloren waren gegaan, hen leerde lezen en schrijven, riolen leggen en theater spelen.

De man die de Radio Libre opgericht had, die met zijn megafoon stille marsen organiseerde, mee de Revolución de la Conciencia had opgericht. De man die de Kerk en de Macht een geweten wou schoppen. Alleen: die luisterden niet zo goed.

De kardinaal zei hem: ‘Padre Wuytack, ik maak mij ernstig zorgen over u.’

Hij antwoordde: ‘De les is de realiteit.’

De vijfde keer dat hij in de gevangenis belandde, stonden er duizenden mensen te manifesteren voor zijn vrijlating. Hij werd op het vliegtuig gezet, met het bevel nooit meer terug te keren. Net voor hij vertrok, schreef hij op de luchthaven een boodschap op een stuk karton voor de duizenden mensen in de barrios: ‘De strijd verenigt ons, onverwoestbaar.’

Lente, 2005, La Vega. Serena en Maya vinden een oude affiche. Er staat op: ‘Por una iglesia al servicio de los pobres!’ En daaronder vier foto’s: Jesucristo, Oscar Arnulfo Romero, Padro Camilo Torres en Padre Francisco Wuytack.

Toen wisten ze het zeker: ze moesten alle woorden van de verhalen die ze hier hoorden opschrijven. Die woorden moesten zinnen worden, de zinnen een boek. Over ons vader.

Terug thuis keken ze naar Robbe De Herts documentaire over de Antwerpse dokwerkersstaking van 1973. En weer zagen ze hun vader. ‘Hij was de Helder Camara van de dokstaking’, zei de filmmaker. Robbe overdrijft graag, maar niet altijd.

Nadat Wuytack in 1970 uit Venezuela verbannen was, keerde hij terug naar België. Maar zijn wilde haren hadden Venezuela overleefd. En zijn talent om de Kerk een geweten te schoppen ook. Op 11 december 1972 werd hij door de bisschop van Gent, Léonce Albert Van Peteghem, berecht volgens een middeleeuwse inquisitiewet. Verdict: opgehangen bij goddelijk recht. In de praktijk: verbannen uit de Kerk.

De priester was intussen dokwerker geworden. Maar hoe anders de dokken van Antwerpen en de barrios in Venezuela er ook uitzagen, ze zagen er net hetzelfde uit. Ellende ziet er overal hetzelfde uit.

Op het dak van ’t Kot, waar de dagopdrachten uitgedeeld worden, stond een man met een megafoon. De dokwerkersstaking van 1973 was begonnen. Het werd de grootste uitbarsting van ongenoegen sinds de Etna aan de dop stond.

‘Van een begrafenisbetoging’, zegt Frans, ‘daar ben ik nooit een voorstander van geweest.’

Er werd veel gescandeerd, veel gechargeerd, 1 meivieringen verstoord. De tribune met prominenten en politici op de Antwerpse Grote Markt liep leeg. Eén man bleef zitten, met de armen gekruist: gewezen ABVV-bons Louis Major. ‘De vakbond had ons, stakers, laten vallen.’

‘Ik weet nog heel goed dat we op een avond door de haven liepen. We waren met een stuk of 100 man. En plots zagen we drie gendarmen. “We kloppen ze in elkaar”, riep iemand. “Nee,” antwoordde ik. “Niet met 100 tegen 3. Dat is onze stijl niet.”

Na zeven weken staking sprak een dokwerker mij aan: “Frans, die van ons zegt dat het moet ophouden. Zeven weken geen pré…” “Ik begrijp het”, antwoordde ik.’

Hij zocht zijn grootvader op, een oud-dokwerker. ‘Ik weet wat het is om gene fret te hebben’, zei die. ‘Ik heb u dikwijls verteld over de dokstaking van 1907. Ons Emma zei mij: “Niet plooien, Sooi. Nooit plooien.” Ik hoop dat gij ook nooit plooit.’

De volgende dag, aan de Waaslandtunnel. ‘Mannen,’ riep Frans door de megafoon, ‘het is mooi weer. We gaan een wandeling maken.’ Op dat moment chargeert de politie. Wuytack wordt afgezonderd, in elkaar geslagen, minutenlang met houten knuppels bewerkt. Hij blijft bewusteloos liggen en wordt afgevoerd naar het Stuyvenbergziekenhuis.

‘Ik weet nog dat er aan de deur twee agenten stonden om me te bewaken. Er kwam een delegatie dokwerkers op bezoek. Een vriend-dokwerker, Zwarte Willy, zei: “Frans, als we u kwijt zijn, dan is de staking gebroken.”‘

In zijn gewonde hoofd echoode maar één zin: ‘Ik hoop dat ge nooit plooit. Ik hoop dat ge nooit plooit…’

De dokwerkers gingen met hun brede ruggen voor de agenten staan. Frans stapte uit bed, een andere dokwerker ging erin liggen. En hij was weg. ‘Ik zie al die dokwerkers nog gebogen voor het bed staan: “Amai Frans, ge ziet er al heel goed uit.” (lacht)

Een dag later staat hij, met een zware hersenschudding, voor duizenden arbeiders te speechen. ‘Kameraden…’

‘Ik denk dat zijn tegenstanders zich vaak op hem verkeken hebben’, zegt Fabio. ‘Telkens als ze dachten dat ze hem doorhadden, deed hij iets totaal anders. En toch deed hij net hetzelfde. Hij had een ongelooflijk goed intern kompas.’ Midden jaren zeventig wees dat kompas naar Spanje. Frans: ‘Het was net na de dokstaking. Ik was doodmoe, wou een paar dagen uitrusten in Spanje. Ik sliep op het strand in Tarragona, want geld had ik niet. Daar raakte ik aan de praat met een paar dokwerkers… Ze vertelden me dat er 163 vrouwen op staande voet ontslagen waren in de Valmelinetextielfabriek. En of we niets konden doen? “Niet weer”, pruttelde ik tegen. “Ik ben hier juist in Spanje om wat uit te rusten. Ik heb in Antwerpen elf processen aan mijn been…”

Die avond was Wuytack al pamfletten aan het drukken met de handpers van de lokale pastoor. Een activiteit waar in de tijd van dictator Franco zes maanden op stond.

‘We deelden die pamfletten uit op de Ramblas van Tarragona aan de toeristen en voorbijgangers. Er stond geen aanvangsuur op, alleen dat er die avond een protestmeeting zou beginnen op een bepaald teken. De avond viel. Om halfnegen, zoals afgesproken, trokken 163 vrouwen hun rode schort aan. Overal doken mensen op die de voorbijgangers heel snel het sociale conflict uitlegden. Ik nam foto’s. En riep door de megafoon: “En nu naar het verticale syndicaat.” Daar zouden we een massamanifestatie houden. Maar onderweg werd ik gegrepen door de guardia civil. Ik kon nog net het fototoestel naar een van de vrouwen gooien. “Ik bel als ik vrij ben…”‘

De guardia civil gooide hem de isoleercel in.

‘Eerst besefte ik niet wat er gaande was. En ik maar zingen en roepen: ‘A las barricadas…’ Stilte. ‘A las barricadas…’ Mijn keel werd schor, ik kreeg dorst. Keek rond me. Vier witte muren. Er stond zelfs geen emmer om naar het toilet te gaan.

‘Ik was kwaad op mezelf. Hoe is dat nu toch mogelijk? Waarom kunde gij nu nooit ’s niet normaal doen? Waarom kunde gij nooit ‘ns van het strand genieten zoals iedereen?

‘Dagen gingen voorbij. Ik zakte steeds verder weg. De isoleercel, dat is… Plots ging de deur open. Ze smeten een verdroogde boterham met ketchup naar binnen. Ik hoorde vrouwen buiten scanderen: ” Libertad! Libertad! Libertad!” Dat moment was onvergetelijk. Eindelijk weer stemmen. Ik dacht: “Als het moet, blijf ik hier nog tien jaar zitten.”‘

Hij werd uit zijn cel gehaald en in een Volkswagen gedropt. Ze reden tot in Port-Bou, de grens met Frankrijk. Er stond een groot bord met 27 foto’s op, ‘staatsgevaarlijke’ buitenlanders die Spanje niet meer in mochten. Zijn foto werd erbij geprikt.

‘Ik wou bellen naar de vrouwen. Stond al met de hoorn in mijn hand toen ik besefte dat ik vergeten was hun telefoonnummer te vragen. Ik dacht in die tijd heel strategisch. (lacht) Op dat moment dook er plots een vrouw op. Ze wist wel dat ze me hier zou vinden, zei ze. Ze had het fototoestel in haar hand.

Wuytack liet de foto’s ontwikkelen en publiceren in het tijdschrift POUR. Opdat de hele wereld zou zien hoe een dictatuur eruitziet.

Een stem op de radio zei: ‘Carlos Andres Perez heeft de presidentsverkiezingen van Venezuela gewonnen.’

Hij had tijdens de verkiezingscampagne de belofte gedaan dat Wuytack naar Venezuela mocht terugkeren, maar hij vergat die belofte.

In Tereken belde een man aan. Hij heette Charlie en was speciaal voor hem van Venezuela naar ‘San Nicola’ gekomen. ‘Francesco, de guerrilla is het contact met het volk aan het verliezen. We hebben u nodig’, zei hij. ‘Maar ik mag het land niet meer in’, antwoordde Frans.

De man wees naar een doos met valse paspoorten die hij had meegebracht. ‘Kies er maar één uit.’ Frans: ‘Ik rommelde erin en nam er een paspoort uit. Jean Guinard, professeur à l’académie de Besançon. Dat laatste klopte nog min of meer, ik had een diploma beeldende kunst. (lacht)

Vermomd als Jean Guinard – met pruik, bril en vals gebit – stapte Wuytack in Parijs het vliegtuig op. ‘Alles ging goed, tot op de luchthaven van Trinidad. Ze hadden mij gezegd: “Iemand met een baard zal u opwachten. Hou een Paris Match onder uw rechterarm, hij zal een Bohemia onder zijn linkerarm hebben. Loop hem drie keer zwijgend voorbij en spreek hem dan aan.” Ik zag de baard direct op de luchthaven. Dacht: “Die hele ceremonie… Ik spreek hem direct aan. ” ‘Buenos…’ Hij zei niets en liep weg. Stond ik daar met mijn Paris Match en valse tanden. Een uur later was hij daar plots terug. “Mijnheer Wuytack,’ zei hij, “u bent hier nog maar een uur en u hebt al een zéér ernstige fout gemaakt.” (lacht)

Met een vissersboot trokken ze langs de Caraïben naar Venezuela. Onderweg brak er een zware storm uit, maar het bootje haalde het strand. Maandenlang trok Wuytack met de guerrillastrijders door de jungle.

‘”Ik wil maar één ding”, zei ik tegen commandant Douglas Bravo. “Terugkeren naar de barrios van La Vega.” Bravo raadde mij dat sterk af. “Ze zullen u daar zoeken. Dat is zoals een moordenaar die altijd terugkeert naar de plaats van de moord.”‘

Wuytack luisterde niet. ‘Op een dag stond ik in La Vega op een krat de mensen toe te spreken. Plots hoor ik jeeps aankomen. Schoten in de lucht. Ik vluchtte weg. Een zijstraat in – ik kende La Vega vanbuiten. Maar blijkbaar was er iets veranderd: die straat liep dood. “Halt,” riep iemand, “of ik schiet”. “Hij gaat niet schieten, hij gaat niet schieten”, bonsde het door mijn hoofd. En ik sprong een paar meter naar beneden – op zulke momenten besef je dat je hoofd veel zwaarder weegt dan je benen (lachje). Beneden stonden twee mannen met een mitraillette.’

‘Eigenlijk’, zegt Fabio. ‘is het ongelooflijk hoe vaak hij aan de dood ontsnapt is. Hij had zeker zeven keer dood moeten zijn. Maar waarschijnlijk redeneerden ze: “Als we hem doden, is hij een martelaar. En dat is tien keer erger.”‘

Frans: ‘Mijn grootvader zei altijd: “De dood is een zelfbestraffing. Ge sterft maar als ge dat wilt.”‘

Frans Wuytack ging niet dood. Tijdens de vlucht ontmoette hij de ware, Leen. ‘Het belangrijkste moment in zijn leven.’ Ze trokken samen de wereld rond. Woonden in Costa Rica, in Italië. Hij maakte beelden uit brons, over de wereld en over de onrust in zijn hoofd. Tussendoor trok hij als vredesactivist naar Irak, en met antibiotica naar de oorlog in Bosnië. ‘Natuurlijk heb ik mij vaak zorgen gemaakt’, zegt Leen. ‘In Bosnië heeft hij een zwaar ongeluk gehad, maar dat wou hij mij verzwijgen.’

‘Ze hebben mijn hoofd moeten naaien’, vertelt Frans. ‘Ik dacht: “Ik zeg thuis dat alles goed verlopen is. Ze zien dat toch niet, want ik heb toch altijd een klak op.” Behalve in bed natuurlijk, dat was ik vergeten. “Waarom slaapte gij nu met uw klak op?” vroeg zij.’ (lacht)

Waarom deed hij het allemaal? Uit verontwaardiging?

‘Verontwaardiging, dat is een woord dat niet bij ons vader past’, zegt Serena.

‘Dat is zo’, zegt Frans. ‘Ik ben nog nooit in mijn leven verontwaardigd geweest. Het draaide allemaal om respect. Omdat ik mensen gewoon oneindig de moeite waard vind.’

‘Wat ik altijd aan mijn vader geapprecieerd heb,’ zegt Fabio, ‘is dat hij altijd op de barricaden gestaan heeft met heel verschillende mensen: communisten, katholieken… Maar vanaf het moment dat ze hem leider wilden maken, haakte hij af. Omdat ze zo nieuwe dictators maken. Hij gelooft niet in structuren, alleen in mensen.’

‘De les is de realiteit’, zegt Frans. ‘Dat heb ik altijd aan mijn kinderen willen doorgeven.’

De wereld houdt niet op met draaien. Het boek van Serena en Maya, intussen 23 en 20, is klaar. Ze hebben er twee jaar aan gewerkt. Uren naar elkaar gekeken. Veel vragen gesteld. Zoals: ‘Moeten we dat niet beter formuleren?’ En: ‘Snapte gij waarom ons vader dat zo deed?’

‘Ik heb er veel uit geleerd’, zegt Serena. ‘In de barrios van Venezuela hebben we heel veel mensen ondervraagd. Stuk voor stuk confrontaties met heel rijke levens. Tussendoor danste ik ook in Venezolaanse dansgezelschappen. Dat was een onwaarschijnlijke ervaring: verleden en heden kwamen samen. Ik volgde de voetsporen van mijn vader – letterlijk dan. Maar tegelijkertijd besefte ik: dit verhaal is niet voorbij. Het wordt hier, uur na uur, uitgevochten.’

‘De reis naar Venezuela was echt een boink‘, zegt Maya. ‘ Het draait niet om structuren, alleen om mensen – dat lijken allemaal zulke ijle woorden. Maar als je daar bent, in het land van droom en dood, voel je dat zo hard. Dat het leven niet draait rond een regeringsvorming. Die reis heeft mijn ogen doen opengaan.’

Serena: ‘Door die ontmoetingen en dat dansen werd ik ook met mezelf geconfronteerd. Werd ik gedwongen om standpunten in te nemen. Welke keuzes neem ik? En hoever wil ik daarin gaan?’

‘Daarom ben ik zo blij dat we dit boek hebben kunnen maken nu ons vader nog leeft’, zegt Maya. ‘Ik had zo veel vragen. Dit boek was een excuus om ze te stellen. Nachtenlang vuurde ik de ene na de andere op hem af. “Waarom zijde gij pater geworden?” “Waarom waarde gij oproerkraaier?” “Waarom hebde gij ons en ons ma in de steek gelaten om naar Irak te gaan?” Want hij heeft dan wel 1000 engelbewaarders maar… Pas op, ik vind het fantastisch dat mijn vader naar Irak is gegaan. Om daar met 60 andere zotten een menselijk schild te vormen tegen de oorlog. Maar hij had wel een vrouw en kinderen, hè. Stel dat er iets gebeurd was. Dat had ik hem nooit, nooit vergeven. En dat heb ik hem ook gezegd.’

En? Had hij een bevredigend antwoord?

‘Verdomme, ja zeg. Mijn vader is a rebelwith a cause. Maar vooral: een heel warme mens.’

SERENA EN MAYA WUYTACK, PERSONA NON GRATA, EPO, 280 BLZ., 29 EURO. OOK VERKRIJGBAAR VIA www.fabiowuytack.com. DE FILM KOMT LATER DIT JAAR UIT.

DOOR STIJN TORMANS / FOTO’S: SASKIA VANDERSTICHELe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content