Justitieminister Stefaan De Clerck en de prokureurs-generaal laten het onderzoek naar de Bende van Nijvel doorlichten en geven het meteen ook nieuwe impulsen.
DAT SENATOR Hugo Coveliers (VLD) vaker gehoor krijgt omwille van zijn arglistige insinuaties dan omwille van zijn feitenkennis, is stilaan bekend. Vorige week bewees Coveliers bovendien dat hij een lijkenpikker is.
Naar aanleiding van de tiende verjaardag van de laatste én al evenmin opgeloste overval van de Bende van Nijvel op 9 november 1985 bij Delhaize in Aalst en in verband met de overheveling eind 1990 van het gerechtelijk onderzoek daarover van Dendermonde naar Charleroi, sloeg Coveliers alvast één onvergeeflijke blunder. Dat ook hij beweert dat er bij de samenvoeging van die dossiers “ernstige onregelmatigheden” gebeurden, tot daar aan toe. De senator heeft wellicht de arresten van de kamer van inbeschuldigingstelling, die de materiële samenhang van de dossiers uiteenzetten, niet gelezen en blijkbaar alleen de versie gehoord van zij die bepaalde media voor hun kar spannen.
“Vervolgens, ” beweerde Coveliers vorige week maandag in Gazet van Antwerpen, “werd de betrokken Dendermondse substituut overgeplaatst naar Gent. Triest détail : een tijd geleden werd zijn lijk aan de takken van een boom gevonden. Een zelfmoord, die nooit serieus werd onderzocht. ” Aldus Coveliers.
Als er echter één strikt persoonlijke tragedie bestaat, dan wel die van de destijds in Dendermonde betrokken substituut prokureur des konings. De jonge man werd niet overgeplaatst. Precies omwille van zijn kennis en zijn werkkracht werd hij in oktober 1990 bevorderd tot substituut prokureur-generaal bij het hof van beroep in Gent. En als er dan toch één overlijden is, dat niks met de Bende van Nijvel te maken had, dan wel dit. Zijn vrouw, kinderen en vrienden weten beter en dat moet volstaan. Het is tegenwoordig echter makkelijker het nieuws te halen met politieke en in menselijk opzicht niet te verantwoorden onzin, dan met elementaire ernst.
Dat belet niet dat gerechtelijke onderzoeken, die vruchteloos lang aanslepen, terecht vragen oproepen. Want er is niet alleen het onderzoek naar de Bende(s) van Nijvel.
Precies over de aanpak van deze en andere gerechtsdossiers staken justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) en de vijf prokureurs-generaal op vrijdag 17 november de koppen bij elkaar. En zoals de justitieminister vorige maandag toelichtte, blijken de genomen maatregelen tegelijk behoudsgezind én vernieuwend.
DOORLICHTING.
Het onderzoek naar de Bende(s) van Nijvel blijft dus in Charleroi én in handen van onderzoeksrechter Pierre Hennuy. Hij is weliswaar de vijfde Waalse onderzoeksrechter in deze zaak maar, naar verluidt, kan hem tijdens de voorbije vijf jaar alvast geen gebrek aan inzet verweten worden. De voorstellen van de voorbije weken om het dossier geheel of gedeeltelijk opnieuw in Dendermonde of door een nationale magistraat te laten onderzoeken, haalden wel het nieuws maar zijn zinloos. De advokaten en de CVP-politici die de verhuis van het Bende-dossier tot bij de minister van justitie bepleitten, hadden nochtans beter kunnen weten. Zeker de rechtbank van Dendermonde kan zo’n opdracht niet aan. Anderzijds heeft een nationale magistraat, zoals die nu bestaat, minder bevoegdheden dan een simpele onderzoeksrechter. Die rechter moet volgens de bestaande strukturen wel onder een of andere korrektionele rechtbank ressorteren, maar kan, luidens het wetboek van strafvordering, zonder veel moeite de grenzen van zijn of haar arrondissement overschrijden. Als hij of zij dat tenminste wil en weet welke mogelijkheden de (ook al te beperkte) verdragen over internationale rechtshulp in strafzaken bieden.
De beslissing van de minister en het kollege van prokureurs-generaal om het Bende-onderzoek verder in Charleroi te centralizeren, belet niet dat ze daar meer alertheid verwachten van de kersverse prokureur des konings Thierry Marchandise dan van zijn voorgangers. Zijn direkte voorganger moest het ambt ad interim waarnemen. De man dààrvoor had het dan weer zo moeilijk met zijn hiërarchische overste, de prokureur-generaal van Mons Georges Demanet, dat hij het parket verlaten heeft. Demanet wil namelijk in zijn ambtsgebied zoveel in eigen handen houden dat hij finaal nog maar weinig echt in de hand heeft ; als hij er al zicht op heeft. Toch wordt voortaan ook van hem verwacht dat hij zelfs de meest ongeloofwaardige getuigenissen en wilde sporen in het Bende-dossier “intensief en gemotiveerd” laat natrekken. Al was het maar om de indianenverhalen, die tijdens de voorbije weken nog eens werden opgedist, definitief naar het rijk der fabelen te verwijzen of beter te situeren.
Want als, bijvoorbeeld, “de reus”, die geregeld bij de Bende-raids werd gesignaleerd, effektief gekend en zelfs makkelijk te ontmaskeren zou zijn, zoals de BRTN-Panorama-redaktie op 9 november beweerde, dan moet daarover toch een spoor in het dossier te vinden zijn. Ook al bezorgde senator André Bourgeois (CVP) de brief die hij daarover ontving na het afsluiten van het parlementair Bende-onderzoek onder zijn leiding in mei 1990, pas vorige week vrijdag via de minister van Justitie voor het eerst aan Demanet. De briefschrijver liet zes jaar geleden wel opmerken dat hij zijn brief ook aan de toenmalige onderzoeksrechter overmaakte.
En zo zijn er tijdens de voorbije jaren misschien nog mogelijke aanwijzingen veronachtzaamd. Precies daarom werd tijdens de voorbije weken hier en daar voorgesteld een onderzoek naar het onderzoek te laten voeren. Coveliers wilde dit foutenonderzoek toevertrouwen aan het vast komitee van toezicht op de politiediensten, het zogeheten Komitee-P onder leiding van Freddy Troch, de gewezen onderzoeksrechter van Dendermonde die de moorddadige roof van zeven kogelvrije vesten op 10 september 1983 in Temse en de warenhuisoverval in Aalst onderzocht. Tot hij hinder zou ondervonden hebben bij de koppeling van dit onderzoek aan enkele onderzoeken in Brussel, persoonlijk geen vooruitgang meer boekte en het dossier niet zonder daarover zijn opluchting uit te drukken aan zijn kollega Hennuy in Charleroi moest afstaan.
Dat het Komitee-P noch bevoegd noch bemand is om dergelijk foutenonderzoek te voeren, had senator Coveliers ook kunnen weten. Uitgerekend rond deze tijd moeten minstens drie van de vijf leden (voorzitter Troch inbegrepen) zich verantwoorden over de slechte gang van zaken daar en wordt er zelfs getwijfeld aan de toekomst van het komitee.
Dat neemt niet weg dat een (liefst extern) onderzoek naar mogelijke fouten of tekorten in het Bende-onderzoek hoogst wenselijk is. Daarom vroeg Stefaan De Clerck, in overeenstemming met de prokureurs-generaal, uiteindelijk twee eminente Leuvense professoren, voortrekkers van het Instituut voor Strafrecht, “een grondige en objektieve doorlichting te maken van de beweerde fouten, de beweerde manipulaties en de beweerde schending van de rechten van de burgerlijke partijen. “
Professor Cyrille Fijnaut, die ook kollege geeft aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam en zopas zijn verslag over de zware kriminaliteit in Nederland aan de politie-onderzoekskommissie van de Tweede Kamer neerlegde, geniet ook in België grote bekendheid omwille van zijn publikaties over politiële en justitiële aangelegenheden. In opdracht van de Belgische parlementaire onderzoekskommissie ter bestrijding van de mensenhandel spitte hij trouwens de Antwerpse gerechtsdossiers daarover uit.
Professor Raf Verstraeten is hoofddocent strafprocesrecht, auteur van het “Handboek Strafvordering” en vennoot van een gezaghebbend Brussels advokatenkantoor. De justitieminister beloofde vorige maandag alvast dat hun verslag openbaar zal gemaakt worden.
KONFRONTATIE.
Verwacht wordt dat Fijnaut en Verstraeten “binnen de kortst mogelijke termijn” onder meer nagaan hoe en waarom bepaalde pistes al dan niet werden onderzocht. Dit houdt in dat zowel speurders en magistraten als journalisten en politici op hun nummer kunnen gezet worden, in zoverre zij feiten miskenden of de bronnenkritiek verwaarloosden.
Het opstarten van zo’n externe audit, waarbij een nota bene lopend gerechtelijk onderzoek wordt doorgelicht, is zonder voorgaande. Het vormt zelfs een precedent, waar een aantal rechtgeaarde juristen bedenkingen bij hebben. Alleen al omdat al gauw de vraag zal rijzen om ook andere aanslepende onderzoeken, zoals die over de obussen-, hormonen- of andere fraude-affaires, eens van buitenaf te laten onderzoeken. De opeenvolgende parlementaire onderzoekskommissies en niet in het minst de Bende-kommissie zelf bewezen namelijk dat het parlement niet in staat is dergelijke doorlichtingen met de nodige deskundigheid en diskretie te voeren.
Behalve de nu aangekondigde “analyse van de pijnpunten”, is er ook de vraag naar de verantwoordelijkheid van de korpsoversten, waarop sinds enkele jaren én zelfs in het regeerakkoord wordt gewezen.
Toen Knack op 16 september 1992 de eerste voorstellen van de kommissie ter hervorming van het strafprocesrecht uitbracht, werd precies verwezen naar de huidige taakomschrijving van de onderzoeksrechter en zijn wettelijk vereist samenspel met het betrokken parket : “Verondersteld wordt dat een onderzoeksrechter de tijd en de mogelijkheden krijgt om zich zelfs in zeer specifieke materies in te werken. Wat zelden of nooit kan. Daardoor alleen al slepen belangrijke fraude- en andere ingewikkelde dossiers aan en gaan soms notoire verdachten vrijuit. Zij het dat de prokureurs-generaal vaak onvoldoende waakzaam zijn en de wettelijk voorziene middelen onbenut laten om een gerechtelijk onderzoek tijdig af te werken… “
Minister De Clerck en de prokureurs-generaal herinnerden zich vorige week vrijdag blijkbaar één van die wettelijk voorziene middelen. Artikel 136bis van het wetboek van strafvordering bepaalt immers dat de prokureur des konings verslag uitbrengt aan de prokureur-generaal “omtrent alle zaken waarover de raadkamer geen uitspraak heeft gedaan binnen de zes maanden, te rekenen van de eerste vordering. Binnen een maand zet de prokureur-generaal voor de kamer van inbeschuldigingstelling in een omstandig verslag de redenen van de vertraging van het onderzoek uiteen, en doet zodanige vorderingen als hij het nuttig oordeelt. Een dergelijk verslag wordt vervolgens om de drie maanden uitgebracht door de prokureur des konings aan de prokureur-generaal, en door deze aan de kamer van inbeschuldigingstelling… ” Kortom, de wettelijke instrumenten zijn voorhanden om te vermijden dat gerechtelijke onderzoeken aanmodderen. Zo’n aanpak vergt echter de nodige toezichthoudende magistraten, meer discipline, een betere rapportering en vaak andere onderzoeksrechters.
Zoals genoegzaam bekend, worden al te veel jonge onervaren of oudere maar elders ongeschikt geachte rechters tot onderzoeksrechter aangesteld, zonder dat zij oog voor, laat staan kennis hebben van de hedendaagse kriminaliteit en de bestrijding daarvan. Dat verleent de speurders een ontegensprekelijke suprematie op vele onderzoeksrechters, die bovendien a rato van duizenden dossiers per jaar, gedegradeerd worden tot het uitschrijven van opdrachten waarvan de meeste vrijbrieven zijn voor de speurders. Vandaar dat de justitieminister en de prokureurs-generaal nu eindelijk aandringen op een betere selektie van de onderzoeksrechters en op bijkomende vorming voor alle onderzoeksmagistraten. Dat De Clerck bovendien een rondgang op alle 27 parketten plant om er de magistraten op het terrein te aanhoren, is meer dan nuttig. Zijn voorganger Melchior Wathelet (PSC) durfde ook die konfrontatie met de realiteit nooit aan.
Frank De Moor
De warenhuisoverval op 9 november 1985 was de laatste raid die aan de Bende van Nijvel werd toegeschreven, maar blijft tot op heden allerlei vragen oproepen.