Over Nihoul en Derochette, seksfuiven en compromitterende getui- genissen, fouten in het onderzoek en de politieoorlog : de waarheid volgens Georges Marnette, commissaris van de gerechtelijke politie.
Terwijl het gerecht begint te beseffen dat het toch eens voor eigen deur moet vegen, worden ook in de Commissie- Dutroux onder leiding van Kamerlid Marc Verwilghen (VLD) sinds eind vorige week verwoede pogingen ondernomen om komaf te maken met partijpolitieke spelletjes. Na de doorlichting van de gerechtelijke onderzoeken naar seriemisdadiger Marc Dutroux en consoorten, zoals Patrick Derochette, moeten immers niet alleen de structurele, maar eerstdaags ook de individuele tekortkomingen in het gerechtelijk en politiëel apparaat worden aangepakt (zie kader).
Intussen komt ook de Bendecommissie-bis onder leiding van Kamerlid Tony Van Parys (CVP) op snelheid. Voluit heet zij : de Onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie- en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de ?Bende van Nijvel?. Noodzakelijk aanpassingen alom dus. Tijdens de voorbije dagen zag het er echter naar uit dat ook deze parlementaire onderzoekscommissie uit de bocht dreigde te gaan. Nog niet omwille van partijpolitieke spelletjes, maar omdat sommige getuigen hun meest boute beweringen ook op de tribune van de Bendecommissie-bis denken te legitimeren zoals dat in de eerste Bendecommissie tien jaar geleden al te makkelijk kon.
Mede omwille van de problemen inzake opdrachten van gerechtelijke politie, die toen aangekaart werden maar sindsdien niet opgelost geraakten, woedt de guerrilla tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie heviger dan ooit. De vijandelijkheden binnen de Brusselse en enkele Franstalige brigades van gerechtelijke politie zijn bovendien niet van aard om de gemoederen te bedaren. Zeker niet als ook magistraten kamp kiezen.
Alles wijst er trouwens op dat het Brussels gerecht afstevent op een nieuwe affaire- Reyniers. Hoofdcommissaris Frans Reyniers van de gerechtelijke politie bij het parket in Brussel werd begin 1990 door een vijftal van zijn speurders, een paar magistraten en enkele met hen samenspannende journalisten zo geschandmerkt dat hij en enkele van zijn tipgevers voor de rechtbank werden gesleurd. Vandaag is hoofdcommissaris Reyniers nog steeds geschorst (met behoud van wedde), nog steeds niet vervangen, maar finaal slechts veroordeeld tot een voorwaardelijke straf omdat hij nota bene zonder officiële richtlijnen of toezicht van hogerhand twee tipgevers, die beweerden een BTW-carrousel te infiltreren, te ver liet gaan in de illegaliteit en daarbij zelf valsheid in geschrifte pleegde. Voor het dozijn andere tenlasteleggingen, die al die tijd breed werden uitgesmeerd, werd de hoofdcommissaris in juni 1996 door het Hof van Beroep in Brussel en in februari 1997 door het Hof van Cassatie vrijgesproken.
Zij die het op hem gemunt hadden, namen destijds ook enkele van zijn getrouwen op de korrel. Een paar onder hen werden naar andere brigades van gerechtelijke politie overgeplaatst. Bleef over : de Brusselse GPP-commissaris Georges Marnette op wie zowaar dezelfde tipgever met dezelfde journalisten vandaag opnieuw jacht maken. Binnen de stuurloze brigade van gerechtelijke politie in Brussel, waarvan de leiding en de meeste afdelingschefs het korps alleen maar verzieken, vormt commissaris Marnette een te makkelijke prooi. Het is een flic, die vooral zijn ego, zijn grote mond en zijn reputatie tegen zich heeft. En sinds kort ook het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, het Hoog Comité van Toezicht en wie nog allemaal op zijn dak krijgt. De campagne tegen commissaris Marnette draait al sinds enkele maanden. Sommige getuigenissen in de Dutroux- en de Bendecommissie gooiden allesbehalve olie op de golven. Zeker toen de Bendecommissie-bis op haar beurt over de zogeheten Roze Baletten, zeg maar de seksfuiven in het Brusselse, begon.
GEORGES MARNETTE : Verwar het dossier op naam van de Brusselse arts André Pinon niet met dat over andere roze baletten. Paul Latinus, de leider van de extreem-rechtse organisatie Westland New Post, beweerde dat hij een dossier-Pinon had. Dat werd na Latinus’ dood ( op 24 april 1984) door zijn vriendin bevestigd. Ik heb dat dossier tevergeefs gezocht. Daarin zou, naar verluidt, sprake zijn seksfuiven des parties fines waaraan een aantal intussen al eens bij naam genoemde notabelen met minderjarigen zouden deelgenomen hebben. Anderzijds is er het seksfuivendossier, dat in de eerste helft van de jaren tachtig door de Afdeling Zeden van de Brusselse GPP onder leiding van commissaris Yves Zimmer ( nu actief in Neufchâteau) werd samengesteld en waarmee ik niks vandoen heb. Die ploeg heeft toen, in samenwerking met Brusselse rijkswachters zoals Patrick De Baets ( nu ook bezig voor Neufchâteau), bepaalde villa’s in het Brusselse in het oog gehouden. Daarbij werden zelfs een paar vrouwelijke leden van de Brusselse gerechtelijke politie bij het parket met de goedkeuring van hun hiërarchische oversten incognito naar binnen geloodst omdat verondersteld werd dat ook daar minderjarigen betrokken waren. Wat daarvan aan is, weet ik niet. Ook dat dossier heb ik nooit gezien. Daarvoor moet u bij Zimmer terecht.
In het kader van het dossier-Pinon heb ik in 1989 alleen de drie beruchte geluidscassettes gehad. Pinon had toen bij de GPP-inspecteur Glen Audenaert klacht neergelegd tegen commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid omdat die aan mevrouw Pinon Smets’ vriendin zou gezegd hebben dat hij haar echtgenoot wel zou neerschieten als hij haar nog lastig viel. Omdat ik geen vertrouwen had in Audenaert ( een van de ondergeschikten die nadien onder andere Reyniers aan de galg praatte) wou ik hem die cassettes niet laten. Ik heb ze beluisterd en moeten vaststellen dat zij wettelijk onbruikbaar waren. Dokter Pinon had de telefoongesprekken opgenomen buiten het weten van zijn gesprekspartners. Bovendien ging het om gesprekken met een lid van de Orde van Geneesheren, met zijn advocaat, met een van zijn patiënten en met zijn eigen psychiater. Beroepsgeheim langs alle kanten dus. Ik heb die cassettes toen opgeborgen. Tot hoofdcommissaris Frans Reyniers in 1989 een tweede keer naar de toenmalige Bendecommissie trok. Ook hij heeft ze beluisterd en kwam tot dezelfde conclusie als ik. Daarna zijn die cassettes, op vraag van de procureur-generaal André Van Oudenhove bij het Hof van Beroep in Brussel, overgemaakt aan zijn medewerker Pierre Cornelis.
Is er in die cassettes sprake van misdrijven of worden daarin compromitterende verhalen verteld ?
MARNETTE : Het enige gesprek dat eventueel bruikbaar kon zijn, betrof een poging van Pinon om zijn advocaat ertoe te bewegen zijn verklaringen bij te treden en zo meer geloofwaardigheid te geven. Waar zijn wij mee bezig ? Exit de affaire-Pinon, dus.
En nu heeft uw collega van de Nationale Brigade van de gerechtelijke politie, commissaris Eddy Suys, op 17 februari in de Commissie-Dutroux achter gesloten deuren verklaard dat er nog een reeks seksfuiven geweest is, waarbij u wel betrokken zou geweest zijn. Er wordt zelfs beweerd dat daar minderjarigen misbruikt werden.
MARNETTE : Ik heb Eddy altijd als een goede collega beschouwd, al hebben wij nooit echt samengewerkt. De gerechtelijke politie is heel zijn leven, hij kan moeilijk afstand nemen van de zaken. Toen hij vorig jaar als lid van de Nationale Brigade aangeduid werd om de opdrachten van Neufchâteau in Brussel binnen de zogeheten cel- Obelix te coördineren, had ik daar geen problemen mee. Hoewel hij een graad lager staat dan ik. De speurders van de Brusselse brigade van gerechtelijke politie hebben dan met 25 man van de Afdelingen Zeden, Drugs, Financiën en Jeugd gewerkt gelijk slaven. Wij hebben meer dan vierhonderd processen-verbaal in twee en een halve maand opgesteld. De Afdeling Jeugd werd erbij betrokken voor het geval wij een verband zouden vinden met het toen nog verdwenen meisje Loubna Benaïssa, naar wie deze afdeling al in 1992 gezocht had.
Naast de overigens vruchtbare ondervragingen van Michel Nihoul, Annie Bouty en Marleen De Cockere, heb ik alle processen-verbaal, die hier door mijn mannen werden opgemaakt, gelezen en doorgestuurd.
Suys beklaagt er zich over dat hij onvoldoende mensen en middelen ter beschikking kreeg en op de koop toe nog gehinderd werd in zijn werk omdat u bepaalde betrokkenen zou proberen afschermen.
MARNETTE : Ik zie niet goed waarom Suys als coördinator en verbindingsofficier met Neufchâteau versterking nodig had als wij al met 25 speurders op het dossier-Nihoul werkten. Suys heeft toch genoeg aan vijf man om uiteindelijk slechts als doorgeefluik te fungeren. Tenzij ook zij op het terrein willen. Anderzijds kan ik het niet helpen als justitie geen voertuigen meer wil huren.
Moet ik dan nog eens herhalen dat ik Nihoul niet kende voor hij in mijn kantoor werd gebracht. Als ik hem al zou ontmoet hebben, dan zal het wel in Le Clin d’Oeil aan de Zavel geweest zijn, waar hij op bepaald ogenblik een bistro openhield en waar ik, zonder te weten bij wie, een glas ging drinken met enkele collega’s naar aanleiding van een bevordering. Naar de Attrebates, de privé-bar in Elsene waar seksfeestjes werden georganiseerd, ben ik slechts twee keer geweest : omdat de Afdeling Zeden toen niet tot mijn werkterrein behoorde en het mij niet interesseerde wat volwassenen daar onder elkaar uitspookten. Wij wilden weten of daar kerels kwamen, achter wie wij aan zaten. Qu’ils s’envoient en l’air je m’enfous complètement. Anders ware het geweest, mocht ik minderjarigen opgemerkt hebben. Dan zou ik uiteraard opgetreden zijn. De Attrebates werd in 1983 of het jaar daarop door de rijkswacht gesloten. In de Dolo, de bistro in Elsene waarvan nu beweerd wordt dat daar ’s avonds alweer seksfuiven doorgaan, heb ik voorzover ik mij herinner nooit een voet gezet. Ik ken uitbater Forgeot niet en ook Dolores Bara en Nihoul niet.
Indien Suys mij enige betrokkenheid bij dit milieu verwijt, dan verwijst hij zo te horen naar processen-verbaal van de 3de sectie (SRC) van de Brusselse rijkswacht, die hij als coördinator van Obelix zou gezien hebben. Niet eerder dan vanochtend ( woensdag 12 maart) heb ik vernomen dat er zelfs processen-verbaal, rapporten of verklaringen zouden bestaan waarin beweerd wordt dat ik seks zou gehad hebben met minderjarigen. Waarop dat slaat, weet ik niet. Wellicht gaat het om rijkswachtverslagen. De rijkswacht houdt zich momenteel bezig met het opzoeken van oude informanten van de gerechtelijke politie en het natrekken van nog grovere aantijgingen, verspreid tegen leden van de gerechtelijke politie. Sommige rijkswachters zijn niet goed wijs meer. Maar intussen schrijven zij dit soort onzin wel in hun processen-verbaal of, wat nog perfider is, in interne rapporten.
Sinds augustus vorig jaar worden de meest wilde geruchten over Nihoul en compagnie verspreid. Het blijft wachten op afdoende bewijzen.
MARNETTE : Bij de processen-verbaal die ik heb overgemaakt, zitten er minstens twee zeer belangrijke pv’s waarin sprake is van een aantal belangrijke personen en politici met wie Nihoul omging. Sommigen werden hier in mijn kantoor ondervraagd. Nadien werden mij geen bijkomende inlichtingen meer gevraagd ; of toch niet zoals het hoort. Zo stuur ik op bepaald ogenblik een belangrijk pv door. En in de plaats van een kantschrift, krijg ik een post-it-plakbriefje met de vraag of alle gegevens uit dat pv wel geëxploiteerd werden. Het spijt mij, maar voor ik zo’n hooggeplaatsten aanpak, wil ik een kantschrift van de bevoegde onderzoeksmagistraat ; wil ik formeel in orde zijn. Omdat ik sinds 28 oktober 1996 niet langer bij het Nihoulonderzoek betrokken ben, weet ik niet wat er verder gebeurde. Ik was het beu om geen rechtstreeks contact met de onderzoeksmagistraten in Neufchâteau te krijgen en te moeten horen dat ik Nihoul zou beschermen en het onderzoek zou afremmen.
Begin oktober vorig jaar heeft u zich ook nog ingelaten met het onderzoek naar Loubna Benaïssa, zij het op vraag van Neufchâteau.
MARNETTE : Omdat ons gesignaleerd werd dat er misschien een verband bestaat tussen Nihoul en de ontvoering van dat meisje, heb ik de Afdeling Jeugd in stand-by gehouden. Uiteindelijk was het deze afdeling die in augustus 1992, kort na de verdwijning van Loubna het onderzoek leidde.
Waarom werd op dat ogenblik het gerechtsdossier van Patrick Derochette niet uitgevlooid ?
MARNETTE : Dat weet ik niet. Ik heb dat onderzoek niet gevoerd en tot Derochette op 5 maart werd aangehouden, wist ik van zijn bestaan niet af.
Kon u als hoofd van de ploeg die sinds augustus vorig jaar voor Neufchâteau werkt, de Afdeling Zeden niet naar Patrick Derochette doen uitkijken ?
MARNETTE : Neen. Onze opdracht betrof uitsluitend de handel en wandel van Nihoul.
In dat verband werd u toch gevraagd na te gaan of Nihoul klant was bij Derochette.
MARNETTE : Het kantschrift van 28 september 1996 dat daarover uit Neufchâteau kwam, vroeg ons een anonieme brief na te trekken. Daarin stond een schema waarin een pompstation werd aangewezen, waar Nihoul en Dutroux klant zouden geweest zijn. Wij hebben dat op 4 oktober nagetrokken, maar wisten zelfs niet waarom ons dat gevraagd werd.
Hoe verklaart u dat de Afdeling Jeugd van de Brusselse GPP, die in 1992 toch wel enige aandacht had voor dat adres, precies op dezelfde plaats andermaal de dader miste ?
MARNETTE : Niet de Afdeling Jeugd is op 4 oktober teruggekeerd. Had Neufchâteau ons gesignaleerd dat wij ook in het kader van de verdwijning van Loubna Benaïssa optraden, dan had ik zeker die afdeling aangesproken. Nu hebben andere speurders die opdracht uitgevoerd, zonder aan die ontvoering te denken. Dit is te wijten aan organisatorische mankementen en aan een gebrekkige communicatie. Hadden wij, als verantwoordelijken voor het onderzoek, rechtstreeks contact mogen nemen met de onderzoeksmagistraten in Neufchâteau, in de plaats van via Suys te moeten werken, dan zou een en ander wellicht vlotter verlopen zijn.
Is er tussen 28 september en 4 oktober dan geen coördinatievergadering geweest ?
MARNETTE : Ik geloof van niet en bovendien was er een weekend tussen. Vergeet ook niet dat mijn mannen bij Derochette geen lijk gingen zoeken, maar wel mogelijke aanwijzingen van pedofilie. Het is precies omdat mijn mannen het strafregister le casier nakeken en vaststelden dat Patrick Derochette pedoseksuele antecedenten had, dat zij een proces-verbaal opmaakten en huiszoekingsmandaten vroegen.
In dat pv staat dat Derochette in de jaren tachtig betrokken was bij drie gevallen van aanranding op de eerbaarheid. En dit pv werd aan onderzoeksrechter Anne Gruwez voorgelegd om de mandaten te bekomen. Eens ter plaatse werden dan sporen gezocht en gevonden van enig verband tussen Dutroux, Nihoul en Derochette. Zij zochten ook videocassettes met pedoseks. Zij vonden casettes maar niet van het pedofiele soort, en een boek waarin vader Derochette de nummerplaten noteert van de wagens waaraan gewerkt is.
Ook onderzoeksrechter Gruwez heeft bij de lectuur van het pv blijkbaar geen verband gelegd met de verdwijning van Loubna Benaïssa ?
MARNETTE : Neen, omdat het mandaat van Neufchâteau ons gebood alle mogelijke elementen te zoeken in verband met pedofilie. Bad luck.
Het Hoog Comité van Toezicht onderzoekt of u begin november het geanonimiseerde GPP-rapport van 10 september en het eveneens geanonimiseerde proces-verbaal van 24 oktober met verklaringen ten laste van onder andere vice-premier Di Rupo en gewestminister Grafé liet lekken.
MARNETTE : Op dat ogenblik was ik sinds 28 oktober met verlof. Ik keerde pas op 13 november terug omdat de pers liet verstaan dat ik uit het onderzoek van Neufchâteau werd geweerd. Terwijl ik zelf opgestapt ben. De door u genoemde documenten werden overgemaakt aan afdelingschef, commissaris Georges Ceuppens. Ook het tweede proces-verbaal werd aan het parket én gezien het ambt van de verdachten aan het parket-generaal in Brussel voorgelegd.
De documenten waren dus zeker gepasseerd langs mijzelf, inspecteur Antipine die ze opstelde, waarschijnlijk commissaris Ceuppens, hoogstwaarschijnlijk hoofdcommissaris Vander Zwalmen, procureur des konings Dejemeppe, zijn substitute Paule Somers en de verantwoordelijken op het parket-generaal.
Op vrijdag 15 november was ik thuis. ’s Anderendaags hoorde ik om half acht ’s morgens op de radio dat er huiszoekingen geweest zijn in Sint-Gillis en een beetje later werd eraan toegevoegd dat het een pedofilie-affaire betrof. Op dat ogenblik besefte ik dat het om mijn onderzoek ging. Om tien uur belde ik mevrouw Somers om te vragen of het wel degelijk om mijn dossier handelde, waarom ik niet gecontacteerd werd en waarom de rijkswacht het onderzoek overnam. Zij antwoordde dat de rijkswacht haar had uitgelegd dat er daarover een probleem bij de gerechtelijke politie gerezen was, dat de lekken vandaar kwamen en dat er vrijdagavond inderhaast enkele huiszoekingen moesten uitgevoerd worden omdat een paar kranten ’s anderendaags de kat de bel gingen aanbinden. Wat kon ik nog zeggen ?
Wist u dat er die vrijdag gesprekken waren tussen enkele betrokken journalisten en de nationale magistraat André Vandoren ?
MARNETTE : Ik heb dat achteraf vernomen. En ook dat Vandoren met de publicatie zou ingestemd hebben. Ik was er echter niet bij. Ik weet alleen dat ’s anderendaags in de pers meteen de naam Di Rupo is gevallen.
En u hebt dan op 4 maart in de Bendecommissie-bis, achter gesloten deuren, de naam Vandoren laten vallen. In een al even compromitterende context.
MARNETTE : Deze Bendecommissie-bis wil blijkbaar nog eens dezelfde getuigen horen als de eerste Bendecommissie in 1989. Dus heb ik mijn verklaringen herhaald en er de vier elementen aan toegevoegd die ik intussen vernomen heb. Het vierde element is voor mij zelfs van kapitaal belang voor wie de waarheid wil zoeken. Temeer omdat ik vandaag in dat verband in een onderzoek tegengewerkt word.
En een van uw vier nieuwe elementen is de melding dat André Vandoren destijds zou deelgenomen hebben aan seksfuiven ?
MARNETTE : Neen. Dat zeggen de media. Ik heb gezegd dat nationaal magistraat Vandoren een persoon is pouvant être fragilisé. Ik hield de lamp niet en was er ook niet bij. Men heeft mij alleen uitgelegd dat hij kwetsbaar is en dat er in 1983 en 1894 lastens het Brussels parket processen-verbaal zijn opgesteld.
Waarin André Vandoren bij naam wordt genoemd ?
MARNETTE : Neen. Het schijnt dat hij niet wordt genoemd of toch niet rechtstreeks. Maar op 7 maart in de Bendecommissie, tijdens de confrontatie tussen rijkswachtadjudant ?Bibi? Van Gansberg en mijzelf, heeft de adjudant ten overstaan van commissievoorzitter Tony Van Parys bevestigd dat hij in 1983 en 1984 wel degelijk twee pv’s had opgemaakt over de houding van het Brussels parket tegenover het Brusselse prostitutiemilieu. En dat hij daarin effectief de toenmalige verantwoordelijke van de zedensectie op het Brussels parket bedoelde, zijnde André Vandoren. Ik heb dus nooit verklaard dat Vandoren zou deelgenomen hebben aan seksfuiven. Ik heb alleen gezegd dat hij desgevallend kwetsbaar kan zijn : une personne pouvant être fragilisé. Het is pas na de publieke verklaring van commissievoorzitter Van Parys, die mij ervan beschuldigt ontoelaatbare verklaringen ten laste van André Vandoren af te leggen, dat ik de juiste toedracht van mijn getuigenis op mijn beurt publiek meen te moeten toelichten.
U hebt dat van horen zeggen en uit processen-verbaal van een ander, die zelf Vandoren niet bij naam noemde. Wat is dan eigenlijk de geloofwaardigheid van dat alles ?
MARNETTE : Ik laat u opmerken dat de pv’s, waarvan ik inderdaad de volledige inhoud niet ken, opgesteld werden door een rijkswachter die zich niet steunt op geruchten. Bovendien heb ik in besloten zitting en onder eed vier elementen aangebracht, waarvan deze pv’s slechts één element vormen. Het is bovendien niet aan mij om het waarheidsgehalte van deze elementen na te trekken. Het is aan de Bendecommissie om dat te doen.
Frank De Moor
De Brusselse commissaris van gerechtelijke politie Marnette : in het oog van de storm.
De speurders van de gerechtelijke politie bleven langs Patrick Derochette heen lopen.
Voorzitter Marc Verwilghen van de Dutroux-Commissie : de partijpolitieke spelletjes overstijgen.