De Commissie-Dutroux wordt geconfronteerd met een van de delicaatste gerechtelijke onderzoeken van de voorbije jaren, en met de problemen eigen aan een onderzoek naar sadistische seksfuiven.

Alle speurdiensten hebben zo hun buitenbeentjes. Zo ook het 3de SRC, ?la troisième Section de Recherche Criminelle?.

Begin van de jaren tachtig begon een handvol rijkswachters van de brigade-Brussel niet eens leden van de Bewakings- en Opsporingsbrigade (BOB) samen met de Bijzondere Belastingsinspectie (BBI) een aantal grote fiscale fraudezaken uit te spitten. Hun ?chef? Patriek De Baets schoot goed op met Marcel Lamy, de ?chef? van de BBI. Dat hebben onder andere Kirschen, Stella Artois en Assubel aan den lijve ondervonden.

De zaken liepen zo goed dat De Baets eind van de jaren tachtig nu wél binnen de BOB een eigen financiële sectie mocht oprichten met zestien speurders. En met de steun van enkele Brusselse magistraten. Dit keer moesten Bongiorno, andere koppelbazen en de ?zwarte? Benoît baron de Bonvoisin eraan geloven. De sectie kreeg manschappen bij en dus een officier aan het hoofd. Maar de, overigens zeer gemotiveerde, ploeg onder leiding van adjudant De Baets bleef toch als een apart team functioneren. Zijn speurders doen nu eens denken aan Starsky & Hutch, dan weer aan Miami Vice of aan Zorro maar soms toch ook aan Don Quichote. Hun onderzoek naar de bestemmelingen van het obussensmeergeld heeft dat bewezen, al toonde vooral onderzoeksrechter Bruno Bulthé zich in dit roomsblauw geladen dossier weinig doortastend. De vier ploegen van het 3de SRC, intussen onder de algemene leiding van commandant Thierry Meunier, bleven echter doorgaans goed scoren. Zoals zowel NMBS-baas Etienne Schoupe als de Franse topmanager Didier Pineau-Valencienne ?DPV? mochten ervaren.

Maar dan kwamen, midden 1996, Marc Dutroux cum suis en de nu al lang achterhaalde consensusnota. Die wou financieel-economische delicten voortaan door de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP), en zeden-netwerken door de rijkswacht laten aanpakken.

Omdat het 3de SRC al vlug de financiële meanders van Dutroux in kaart had gebracht, kregen De Baets en zijn mannen de consensusnota indachtig ook aandacht voor andere aspecten van dit dossier. En wel voor de veel brutalere seksfuiven dan die (met uitsluitend meerderjarigen ?) waarmee Michel?Jean-Michel?Nihoul tot op heden wordt geassocieerd. Bij onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, toen nog gevat in de zaak-Dutroux, liepen immers in de marge van deze zaak in september/oktober van vorig jaar de eerste getuigenissen binnen van jonge vrouwen die vertelden hoe zij in het verleden (dikwijls als kind) seksueel misbruikt werden. Zij noemden daarbij namen van bekende notabelen en beschreven orgieën die niet moesten onderdoen voor de wildste werken van de marquis de Sade.

HET LAND ZAL DIT NIET OVERLEVEN

Zo is er sinds oktober 1996 ook in de media sprake van ?VIP’s in netwerk kinderporno? en van justitie die prominenten op de hielen zit. Concreet dus van een reeks met het Dutroux-Nihoul-onderzoek ?aanverwante of connexe dossiers 109 en volgende?, zoals dit blad toen duidelijk maakte. Het werden al gauw vier aparte dossiers met afzonderlijke maar eensluidende verklaringen. Procureur des konings Michel Bourlet liet her en der zelfs verstaan dat het land deze schandalen niet zou overleven. De speurders, die de sadistische gruwelverhalen noteerden, waren er soms ziek van. Enkele politici en journalisten wisten daarvan maar bleven zo discreet mogelijk : om deze onderzoeken zeker niet te hypothekeren en om een handvol, soms psychisch labiele getuigen niet in gevaar te brengen.

Patriek De Baets en zijn equipe die daarvoor van de Leuvenseweg, aan de achterkant van het parlement, naar de Staatsbladstraat in Brussel verhuisden , kregen extra middelen en gingen een nog zelfstandiger leven leiden. Het Centraal Bureau der Opsporingen (CBO) van de rijkswacht mocht wel voor de nodige relais zorgen, maar toezicht duldde De Baets eigenlijk niet. Zo had onderzoeksrechter Jacques Langlois, een van Connerottes opvolgers, het echter niet begrepen. Hij wou structuren en aanspreekbare chefs, die tot in detail wisten hoe die connexe onderzoeken verliepen.

Intussen werden, op basis van de verklaringen van een gevangene aan zijn celgenoot (in het kader van de dossiers Dutroux en 111), op 13 december 1996 in de verlaten mijnschachten van Jumet de duurste, gezien de tijdgeest onvermijdelijke maar finaal meest nutteloze graafwerken in de geschiedenis van het Belgische gerecht opgestart.

De onderzoeksmagistraten van Neufchâteau lieten de media aanvankelijk geloven dat dit alles op aanwijzing van Dutroux en/of zijn vrouw gebeurde. Een paar kranten kapittelden de collega’s die de ware aanstichter van de graafwerken durfden te noemen. Enkele CVP- en VLD-parlementsleden wilden de media meteen straf- of burgerrechtelijk verantwoordelijk stellen voor de mislukking van deze speuractie. Justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) vond dat ?het brengen van de waarheid het zoeken naar de waarheid niet mag verhinderen.? En schakelde daarom nog maar eens drie professoren in, die vooral niet weten hoe de pers werkt, maar toch het opleggen van een mogelijk embargo moesten bestuderen. Bourlet, Langlois en zowaar de hele Neufchâteau-onderzoekstop convoceerden op 28 januari zelfs een aantal hoofdredacteurs en rubriekleiders om hun berichtgeving enigszins te beperken : eigenlijk dus met de vraag minder rekening te houden met lekken en kwakkels. Zeker in het vooruitzicht van wat te gebeuren stond. Er werd echter niet gezegd of dat nu in het kader van dossier 109, 110, 111 of 139 zou gebeuren, waarop het gevraagde embargo dan precies zou slaan en hoe lang het zou gehandhaafd blijven. Achter de schermen liep het toen minder fout met de pers dan wel met het 3de SRC.

LEUGENS ZIJN GEEN ONWAARHEDEN

Eind vorig jaar werd commandant Jean-Luc Duterme uitdrukkelijk aan het hoofd geplaatst van de Neufchâteau-antenne in Brussel, en gelast met de dossiers 109 en volgende. Maar daarom verliep het toezicht op De Baets’ equipe niet makkelijker. Integendeel. Waar Meunier in de strikt ambtelijke betekenis al lang geen chef meer was omdat hij zich zelf meestal op het terrein bevond, ging commandant Duterme uitgerekend van achter zijn bureau tekst en uitleg eisen van De Baets. Vooral omdat ook onderzoeksrechter Langlois dat zo wou en niet omdat Duterme per se een ?disbeliever? zou zijn. Want zover was het al gekomen : wie vragen stelde over de geloofwaardigheid van soms toch onwaarschijnlijke beweringen in de dossiers 109 en volgende, werd prompt als een ongelovige gebrandmerkt ; als hij er al niet van beschuldigd werd hooggeplaatste vrouwenbeulen te beschermen. Alleen de ?believers?, zij die al die verhalen slikken, hebben het in De Baets’ logica bij het rechte eind.

Niks is echter minder waar. Behalve de deconfiture van rijkswacht en gerecht bij de nochtans noodzakelijke graafwerken in Jumet (ten dele dossier 111), kwam al gauw aan het licht dat een van De Baets’ teamleden een meer dan professionele relatie onderhield met ?X-2?, een van de vrouwelijke getuigen ; dat de vereiste afstandelijkheid daardoor verminderde ; dat de verklaringen van Nathalie, een andere getuige (dossier 110) zo goed verzonnen waren dat zelfs haar bewijs van zwangerschap op een al even grote leugen berustte als de aanslagen van 10 en 14 oktober waarmee zij toen het nieuws haalde ; en dat tijdens deze gerechtelijke onderzoeken weinig of geen bronnenkritiek was uitgevoerd.

De gegrondheid van alle achterdocht was ook aan de orde op vrijdag 8 maart 1997, op de eerste cruciale vergadering in Brussel met onderzoeksmagistraten uit de verschillende gerechtelijke arrondissementen, waarin een aantal feitelijke elementen uit de verklaringen van de vrouwelijke getuigen zouden nagetrokken worden. En vervolgens op zaterdag 22 maart tijdens de studiedag van de Vereniging van Afgestudeerde Leuvense Criminologen in Leuven. Het ging er wel hoofdzakelijk over sekten, maar in de mate er ook in de dossiers 109 en volgende sprake is van meerdere geterroriseerde slachtoffers, meerdere daders en bizarre seks, waarschuwde Els Lecompte (KU Leuven) ervoor dat ?een deel van de slachtoffers niet noodzakelijk liegt als zij de waarheid niet vertellen?, dat hun geheugen kan misvormd zijn en dat de invloed, zeg maar de inductie van therapeuten of ondervragers, niet te onderschatten valt. Hans Crombach (UI Antwerpen en Maastricht), die sinds zijn werk ?Hervonden herinneringen en andere misverstanden? als de grote ongelovige in deze kwesties wordt bestempeld, waarschuwde van zijn kant in Leuven nog maar eens voor al die wilde verhalen over het satanistisch ritueel misbruik van kinderen.

Ook zijn waarschuwing zal de leden van De Baets’ equipe in de zaal niet ontgaan zijn. Een paar onder hen hadden zich toen echter al vastgereden. Deels omdat zij onbehoedzaam waren geweest met slachtoffers die aan zogenaamde meervoudige-persoonlijkheids-stoornissen (MPS) lijden, waarvan gezaghebbende psychiaters het bestaan vooral aan de inductie van de therapeuten toeschrijven. Deels omdat de gerichte aandacht van zo’n team en de massale Dutroux-hysterie sommige slachtoffers van seksuele misdrijven zeker tot overdrijvingen aanzet. Eigen onderzoek leert, bijvoorbeeld, dat het oorspronkelijk relaas van ?X-4?, een van de vrouwen die naar het 3de SRC stapten, almaar brutaler en zelfs moorddadiger werd naarmate zij door de rijkswachters werd ondervraagd. Dit kan zowel op een groot vertrouwen als op een aangewakkerde verbeeldingskracht wijzen. Dat laatste kan zich zeker voordoen als een getuige voelt dat ondervragers graag bepaalde namen en feiten voorgeschoteld krijgen al was het maar uit aversie voor notabelen. Het zou echter nog een tijdje duren vooraleer een en ander duidelijk werd.

HET ONDERZOEK IS VERVUILD

Omdat een van de jonge vrouwen en een jonge man in hun getuigenissen verwijzen naar het politiek-zakelijke milieu dat ook Nihoul frequenteerde en zelfs hem persoonlijk noemen maar Patriek De Baets van zijn kant geen hiërarchische pottenkijkers duldde, werden deze laatsten al vlug als disbelievers en zelfs beschermers van de genoemde vrouwenbeulen gebrandmerkt.

Het werd nog krasser toen een van de vrouwelijke getuigen (in dossier 109) expliciet verwijst naar de nog steeds niet opgehelderde gruwelmoord op Christine Van Hees, het zestienjarige meisje dat op 13 februari 1984 verkracht en half verkoold werd teruggevonden. En omdat sommigen van het 3de SRC ervan uitgaan dat steeds dezelfde notabelen (een geschorst Brussels Franstalig advocaat, Nihoul en dergelijke) met die moord te maken hebben ; omdat bovendien een andere geschorste advocaat van PSC-signatuur, Philippe Deleuze, ook met Nihoul optrok maar tevens de gewezen schoonbroer is van de Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Van Espen, die de moord op Van Hees de zogeheten ?crime de la champignonnière? onderzoekt, werd meteen ook de onderzoeksrechter verdacht in de ogen van de betrokken 3de SRC-speurders.

In het postDutrouxtijdperk maken sommige onderzoekers en journalisten al te vlug schuldigen door associatie en wordt wie hen niet bijtreedt, prompt beschuldigd van ?protectie?. Want ook dat wazig begrip kent nu stilaan iedereen sinds de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van Marc Verwilghen (VLD) ’s lands populairste politicus ermee schermt.

Met dit deel van het parlementair onderzoek is in eerste instantie (een soms toch wel naïeve) raadsheer-onderzoeker Etienne Marique van het Brussels Hof van Beroep gelast. Geen toeval dus dat De Baets en enkele getrouwen eerder dit jaar naar Marique stapten, zoals andere speurders dat in andere affaires in andere parlementaire onderzoekscommissies doen. Zij versassen dan hun partiële, partijdige, meestal slecht onderbouwde en opgeschroefde dossiers aan bepaalde journalisten en in dit geval aan de Commissie-Verwilghen. Die kan echter niet weten dat, bijvoorbeeld, de verklaringen op 10 juli van X-2 (in aanwezigheid van de haar ?behandelende? speurder, M.C.) aan raadsheer Marique alweer de toetsing aan haar oorspronkelijke verklaringen niet doorstaan. Maar sensatie blijft verzekerd.

Intussen liet Van Espen dit alles niet zomaar over zich heen gaan. Op 22 juni stuurde de onderzoeksrechter een brandbrief aan alle betrokken magistraten en rijkswachtofficieren. Daarin beklaagt hij zich over de interferenties tussen de Commissie-Verwilghen en de lopende gerechtelijke onderzoeken. Hij laakt de speurders die bewust bepaalde informatie achterhouden tegenover het parket en bepaalde onderzoeksrechters en vraagt alle onderzoeksopdrachten te bevriezen tot er klaarheid komt. Hij noemt het 3de SRC niet bij naam maar spreekt wel van ?pollution de l’instruction.?

GEKLEURD VERTAALDE GETUIGENISSEN

Op 3 juni zetten de oversten van De Baets in casu commandant Duterme , in een rapport andermaal op een rijtje welke problemen er gerezen zijn in verband met de rapporterings- en toetsingsplicht van De Baets en zijn team. Het verslag wijst niet alleen op de eigengereidheid van De Baets en zijn onwil om verantwoording af te leggen. Het gaat ook in op het werk van zijn equipe in de dossiers 109 en volgende. Het rapport signaleert dat al gauw emotionele relaties tussen de vrouwelijke getuigen en hun ondervragers ontstonden ; dat een van de rijkswachters inderdaad al een intieme relatie met X-2 had ; dat de ondervraging van de getuigen zeer subjectief en zelfs suggestief verliep, mede door het tonen van zorgvuldig geselecteerde foto’s ; dat de controle op hun beweringen zeker niet neutraal was ; dat de eerste getuige die aan een echt psychologisch onderzoek werd onderworpen, meteen op de intussen bekende reeks fabels werd betrapt ; en dat er uiteindelijk merkwaardige verschillen bestaan tussen de oorspronkelijk in het Nederlands afgelegde (én geregistreerde) getuigenissen en de Franstalige (gekleurde) weergave ervan, bestemd voor de uiteraard Franstalige onderzoeksmagistraten in Neufchâteau. Tot zover het Duterme-rapport.

Dit alles herinnerde andere waarnemers eraan dat De Baets en zijn ploeg niet aan hun proefstuk toe zijn. Want uiteindelijk toonden zij dezelfde vooringenomen, misschien zelfs malafide hardnekkigheid in andere gerechtelijke onderzoeken. Gedacht wordt niet alleen aan de wilde maar lasterlijke verhalen die zij over bepaalde personen in verband met ?le crime de la champignonnière? verspreiden. Maar ook aan de manier waarop zij, op basis van een dubieuze tipgever, eerst-aanwezend commissaris Jan De Wachter van de Brusselse GPP in mei 1996 door onderzoeksrechter Patrick Van Aelst (gedurende 20 dagen) lieten aanhouden en meer dan een jaar schorsen, terwijl de commissaris uiteindelijk op 19 juni 1997 door de Kamer van Beschuldigingstelling buiten vervolging werd gesteld en van alle blaam gezuiverd. Er rezen ook beangstigende vragen over de manier waarop De Baets altijd onder de dekking van zijn geprefereerde Brusselse onderzoeksrechter Anne Gruwez op 15 november 1996 een aantal huiszoekingen begon die ’s anderendaags leidden tot de affaire die vice-premier Elio Di Rupo (PS) in diskrediet zou brengen.

Beangstigende vragen ook over de beschuldigingen aan het adres van de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie Christian De Vroom, die deze zomer openlijk verdacht werd van incest. De Vroom diende daarvoor trouwens klacht in tegen onbekenden. Deze klacht wordt nu, samen met het aanstichten van de Di Rupo-affaire en met een aangifte lastens De Baets (en enkele getrouwen ?) wegens schriftvervalsing in processen-verbaal, onderzocht door de Brusselse onderzoeksrechter Jacques Pignolet.

Meteen is het zoveelste bewijs geleverd dat onderzoeksmagistraten en politiechefs hun speurders veel korter moeten leren houden, dat daartoe een grotere kennis van het politiewerk en dus andere werkmethodes vereist zijn. In die geest worden nu de restanten van de dossiers 109 en volgende grondig herbekeken, omdat zeker niet alle getuigenissen tot het rijk der fantasmen behoren. Die controle gebeurt nu echter zonder De Baets en zonder vier van zijn trouwe kompanen. Intussen is echter wel de zoveelste lastercampagne op gang gebracht. Zij wordt door enkele journalisten en parlementsleden aangewakkerd. Vandaar de vraag wie vandaag de makers zijn van ?Le Pays Réel?.

Frank De Moor

Marc Verwilghen : sensatie verzekerd.

Michel Nihoul : met naam genoemd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content