De reconstructie van het speurwerk naar de vermeende pedosek- suele activiteiten van vice-premier Elio Di Rupo (PS) en inmiddels afgetreden Waals minister Jean-Pierre Grafé (PSC) is beangstigend.

Iedereen weet het stilaan. De politiediensten in ons land laten geen kans onbenut om elkaar te bestrijden. De gebruikte politiemethodes zijn dikwijls twijfelachtig. Heel wat onderzoeksmagistraten laten zich door speurders misleiden. Sommige speurders gaan, bij gebrek aan afdoende controle, gewoon hun gang en het zoeken naar de waarheid is niet meteen hun grootste zorg.

Een grondige analyse van het speurwerk naar de vermeende pedoseksuele activiteiten van vice-premier Elio Di Rupo (PS) en van Waals Gewestminister Jean-Pierre Grafé (PSC), leert dat het in bepaalde geledingen van het politiëel en gerechtelijk apparaat nog erger is dan sommigen durfden denken.

Knack deed op 27 november 1996, elf dagen na het losbarsten van deze affaire, uit de doeken hoe bepaalde getuigenissen ?door leden van de Brusselse gerechtelijke politie geïnspireerd of gemonteerd zijn.? Justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) en het parlement vroegen op 12 en 24 december aan het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, (het Comité-P) om het politiewerk terzake verder door te lichten. De kranten van De Standaard-groep, die Elio Di Rupo op 16 november prompt aan de schandpaal nagelden, waren vorige week de eersten om nu in koor met het Comité-P de speurders met de vinger te wijzen en minister De Clerck aan te porren tot individuele sancties.

Op een ogenblik dat Franstaligen en Vlamingen in regering en parlement kibbelen over de samensmelting van de drie politiediensten tot een lokaal, bovenlokaal en federaal, zowel gerechtelijk als democratisch gecontroleerd, politiekorps, spreekt het (voor een keer) vlijmscherpe verslag van het Comité-P boekdelen. Vooral de Franstaligen die zich in naam van de democratie tegen een geïntegreerde politiestructuur keren, kunnen uit dit verslag leren dat niet zozeer de voorgestelde integratie van, maar wel de huidige verdeeldheid tussen de rijkswacht, de gerechtelijke politie bij de parketten en de onderzoeksmagistraten leidt tot wantoestanden, die een politiestaat kenmerken.

EEN DIEF VAN JUWELEN EN ANTIEK

6 september 1996. Tot algemene verrassing wordt bij een huisdiefstal de Nationale Brigade (BNB) van de gerechtelijke politie, de zogeheten 23ste, ingeschakeld. Die is er om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Niet om huisdieven op te sporen. (In zijn verslag noemt het Comité-P de inzet van de BNB in deze zaak zelfs ?misplaatst?.)

Maar ja, Christian De Vroom, de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie, tafelde in ’t Scholteshof in Stevoort, een van de meest snobistische hotelrestaurants van het land. Daar beklaagde meesterkok Roger Souvereyns zich over de traagheid waarmee de rijkswacht in Hasselt de dief achterna zat, die in juli bij hem aan de haal ging met juwelen en antiek ter waarde van ongeveer 5 miljoen frank. De meesterkok toonde zich des te geïrriteerder omdat de diefstal gepleegd werd door Oliver Trusgnach, een 22-jarige efebe die hij in dienst nam en tot zijn intimi rekende, maar inmiddels blijkbaar het gezelschap van een Britse polospeler in Oxford verkoos.

9 september. Inspecteur Grégory Antipine van de gerechtelijke politie bij het parket (GPP) in Brussel ontvangt van een occasionele informant een aantal inlichtingen over pedoseksuele activiteiten in het homomilieu.

10 september. Antipine maakt daarover een rapport d’information. In twee bladzijden noemt hij zeventien mannen bij naam. Onder hen vice-premier Di Rupo en de Waalse gewestminister Grafé, van wie de homoseksuele geaardheid bekend is, en Oliver Trugsnach. Die wordt prompt vijf jaar jonger gemaakt, bijgevolg als ?mineur d’ âge? bestempeld : meteen de derde minderjarige in het rapport met wie Elio Di Rupo, al dan niet tijdens Grafé’s ?partouzes?, seksuele betrekkingen zou gehad hebben. Verder passeren nog enkele heren de revue : onder hen de broer van een medeverdachte in de DutrouxNihoul-affaire. Trugsnach wordt bovendien als mogelijk tipgever omschreven : ?Il serait susceptible de collaborer avec la police.?

(Het verslag van het Comité-P signaleert dat Antipine’s informant op dit ogenblik nog niet gecodeerd is en dat zo zelfs de meest elementaire informatie kritiekloos gerapporteerd wordt. Oliver Trusgnach is, bijvoorbeeld, niet geboren op 1 december 1979, zoals het rapport d’information vermeldt, maar op 14 juli 1974. Dat weten de rijkswacht in Hasselt en de Nationale Brigade in Brussel al lang, maar niet hun collega’s van de Brusselse GPP.)

Antipine, een lid van de anders nochtans alerte Groupe de Recherche et d’Intervention (GRI), bezorgt zijn verslag aan commissaris Georges Marnette, hoofd van de Groupe de Répression du Banditisme (GRB), waaronder de al even alerte zedensectie ressorteert. Maar Marnette beslist deze zaak persoonlijk ter harte te nemen en zelf als informantenbeheerder op te treden. Hij trekt met het rapport van Antipine naar de Brusselse procureur des konings Benoît Dejemeppe. Ook die meent dat hijzelf en dit keer niet 1ste substituut Michèle Coninsx als vertrouwensmagistraat moet fungeren, dat alle elementen in verband met Michel Nihoul en consoorten aan het parket van Neufchâteau moeten bezorgd worden, maar dat de Brusselse GPP de zaak zelf moet uitspitten.

(Zoals het Comité-P opmerkt, worden daarbij de meest elementaire en bij ministeriële omzendbrief voorgeschreven regels inzake informantenbeheer genegeerd.)

11 september. Daags na zijn gesprek met meesterkok Souvereyns neemt een speurder van de Nationale Brigade voor het eerst contact op met 1ste wachtmeester Louis Hoydonckx van de rijkswacht in Hasselt, die de diefstal in ’t Scholteshof onderzoekt. Samen beslissen zij Trusgnach internationaal, maar vooral in Engeland, op te sporen : wegens diefstal.

Intussen wordt Antipine’s informant, die Trugsnach in verband bracht met homofuiven met minderjarigen, ook gecontacteerd door de 3de sectie, de 3de SRC, van de Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB) van de rijkswacht in Brussel. Die houdt zich, voor rekening van Neufchâteau, bezig met enkele delicate onderzoeken naar kinderschenners her en der in het land.

7 oktober. Als lid van de GRI beklaagt inspecteur Antipine er zich bij zijn diensthoofd over dat de GRB, in casu commissaris Marnette, zijn informatieverslag van 10 september blijkbaar niet benut. Daarom wordt beslist een bijkomend verslag te bezorgen aan de geijkte vertrouwensmagistraat, 1ste substituut Michèle Coninsx. Die geeft de opdracht voortaan haar in te lichten en niet Marnette, aan wie nochtans volgens de onderrichtingen van hoofdcommissaris Albert Vander Zwalmen alle informatie moet bezorgd worden. 1ste substituut Coninsx weet op dit ogenblik niet dat procureur Dejemeppe het dossier persoonlijk opvolgt.

In zijn rapport aan Coninsx verwijst Antipine ook naar de diefstal bij Souvereyns en het gerucht dat deze Trusgnach zou willen (laten) ombrengen. Coninsx stuurt dit verslag door naar haar ambtgenoot in Hasselt, waar de gerechtelijke politie met de zaak werd belast. Zo springt meteen een vijfde politiedienst in de dans.

10 oktober. In weerwil van 1ste substituut Coninsx’ directief, maakt Antipine toch nog inlichtingen over aan Marnette. Op basis daarvan redigeert de commissaris een procesverbaal lastens onbekende(n) op verdenking van pedofilie en het bezit van videocassettes van die aard. Al in de aanhef van Antipine’s rapport van 10 september was immers sprake van ?des K7 pornographiques, sado, pédo etc…?

Intussen wordt verder gezocht naar Oliver Trugsnach en verneemt nu ook Antipine door de tussenkomst van de Nationale Brigade in het onderzoek naar de diefstal dat de verdachte in Engeland verblijft. Antipine neemt contact op met zijn informant, die nota bene in opdracht van Roger Souvereyns enkele keren naar Engeland reist om Trusgnach te vinden.

DE TWEEDE JACHT OP TRUSGNACH

21 oktober. Hoewel hij internationaal geseind staat, is Trusgnach zonder enig probleem terug in België geraakt en meldt hij zich bij de rijkswacht in Genk, zijn geboorteplaats. Daar wordt hij doorgestuurd naar de rijkswacht in Hasselt, die de diefstal onderzoekt waarvan hij verdacht wordt. Trusgnach wordt er verhoord en geconfronteerd met Souvereyns. Van hem verneemt Antipine’s informant dat Trusgnach terug in het land is en zo geraakt ook Marnette op de hoogte. De tweede jacht op Trusgnach begint.

22 oktober. De Brusselse gerechtelijke politie, in casu commissaris Marnette, toont zoveel interesse voor Oliver Trusgnach dat de onderzoeksrechter, die hem om 10 uur in Hasselt wil ondervragen, het verhoor uitstelt en de rijkswacht in Hasselt laat uitzoeken waarom Brussel zoveel belangstelling koestert voor deze jonge man. Zoals nadien zal blijken, omsingelt de Brusselse GPP intussen het gerechtshof in Hasselt om Trusgnach op te pakken, zodra hij in voorlopige vrijheid zou gesteld worden.

Om 10 uur 50 beginnen 1ste opperwachtmeester Edmond Coenen en 1ste wachtmeester Louis Hoydonckx Trusgnach te ondervragen, zogezegd ?op verzoek van betrokkene.? Trusgnach vertelt aan beide rijkswachters hoe hij in 1993 op negentienjarige leeftijd in het Brusselse homowereldje en zijn clubs werd geïntroduceerd. Hij noemt acht mannen met wie hij toen seks had. Onder hen : Grafé en Di Rupo, toen respectievelijk Waals Gewestminister van Openbare Werken en onderwijsminister. Trusgnach zegt dat hij geregeld bij Grafé in Luik of in Brussel bleef slapen, dat daar toen met meerdere jongeren seks plaats had en dat daar dikwijls de veertienjarige zoon van een (bij naam genoemd) kaderlid van een bekende bank met medeweten van zijn vader aan deelnam. En dat Grafé foto’s nam van de ?seksuele contacten met deze minderjarige? en die in twee albums bijhield. Enzovoorts en zo verder : Trusgnach onthult in elk geval voldoende om Grafé strafrechtelijk onderuit te halen.

De jonge man getuigt ook hoe hij ?in de zomer van 94 (…) een eenmalig seksueel contact had met Elio Di Rupo,? aan wie hij in de Brusselse discotheek Le Garage door vrienden was voorgesteld : ?Het betrof geen geslachtsdaad, maar wel zoenen, betasten enzovoorts.? Trusgnach was toen twintig jaar, Di Rupo 43 zo te horen pleegde hij geen strafrechtelijke inbreuken.

Om 14 uur 10 krijgt substituut procureur des konings Ann Durwael in Hasselt een telefoontje van commissaris Marnette. Hij zegt haar dat Trusgnach een verklaring afgelegd heeft die ?belangrijk zou kunnen zijn in een onderzoek dat loopt te Brussel?, zoals de substituut wijselijk in een procesverbaal neerschrijft. Zij had immers zelf maar om 13 uur 45 kennis genomen van Trusgnachs verklaring. Marnette beweert bovendien dat er sinds 6 september in Brussel ?een gesloten dossier? bestaat wegens pedofiliepraktijken : onder andere lastens minister Di Rupo. En dat het dossier op 21 oktober ?geopend? werd onder het nummer 37.11.824/96 ?gezien er volgens bekomen informatie nog bezwarende cassettes zouden teruggevonden kunnen worden.?

(Zoals het Comité-P schrijft, ?speldt de commissaris de magistraat iets op de mouw want het enige wat op dat ogenblik ten laste van de vice-eerste minister bestaat, is een farde geheim in handen van de procureur des konings Benoît Dejemeppe.?)

Om 14 uur 30 stelt Marnette inderhaast een procesverbaal op waarin hij de procureur des konings vraagt ene Laurent V.D.S. (hij geeft de naam voluit) met het oog op een huiszoeking bij hem in Vorst beter te identificeren. Die zou in het bezit zijn van ?cassettes vidéo à caractère pédophilique.? De commissaris vraagt meteen om Oliver Trusgnach in Hasselt te ondervragen. Dit stuk wordt echter pas op 28 oktober aan de procureur bezorgd. Daarin is bovendien geen sprake van Di Rupo.

(?Dit staaltje blufpoker, zoals het Comité-P het noemt, is voldoende om het parket in Hasselt ertoe te bewegen toe te laten dat de GPP Brussel de getuige kan komen horen.?)

’s Namiddags wordt het procesverbaal van de rijkswachters Coenen en Hoydonckx dd. 22 oktober in Hasselt voorgelegd aan de onderzoeksrechter en de bevoegde substituut. Die stuurt het procesverbaal meteen door naar het parket in Brussel en nog wel onder het nummer dat commissaris Marnette opgaf.

(Hier had ?voor de rijkswacht van Hasselt de kous af moeten zijn?, laat het Comité-P opmerken, want noch het parket noch de onderzoeksrechter gaf bijkomende opdrachten.)

Maar neen.

DE ELITE VAN DE NATIE

23 oktober. Met een kantschrift van de Brusselse 1ste substituut Pierre Erauw (alweer een andere magistraat) en de toelating van substituut Durwael, hebben Marnette, Antipine en zijn collega Dirk Struys in aanwezigheid van een locale GPP’er in de gevangenis in Hasselt een kort maar voor interpretatie vatbaar gesprek met Oliver Trusgnach. De Brusselse speurders willen hoe dan ook zijn verhaal over Di Rupo, andere notabelen en hun relaties met minderjarigen horen : desgevallend in ruil voor enige welwillendheid in het gerechtelijk onderzoek naar de diefstal ten nadele van Souvereyns. Van dit verkennend gesprek wordt geen procesverbaal opgemaakt.

24 oktober. Antipine en Struys trekken terug naar de gevangenis in Hasselt en beginnen er Trusgnach om 14 uur 45 in het Frans te verhoren. Hij vertelt hoe hij, op vijftienjarige leeftijd, in het homomilieu verzeild geraakte. Vanuit Genk, via een industrieel uit Kapellen en een kabinetsmedewerker van een PS-excellentie, kwam hij ongeveer twee jaar later in contact met ?l’élite de la nation?, onder wie Jean-Pierre Grafé, Elio Di Rupo en andere minder bekende maar wel bij naam genoemde heren. Trusgnach zegt dat hij intussen zeventien was en zowel met Grafé als met Di Rupo optrok. Grafé noemt hij ?le plus pervers de tous ces personnages?, waarbij hij verwijst naar diens pornocassettes met jonge knapen, zelfs een grondplannetje van Grafé’s penthouse in Luik schetst en vertelt hoe het er aan toe ging tijdens diens fotosessies met jongentjes, ?des enfants?. Trusgnach beschuldigt Grafé dus van strafbare feiten. Finaal vertelt Trusgnach ook hoe hij op zeventienjarige leeftijd ?dans les toilettes de la discothèque Le Garage? voor het eerst met Elio Di Rupo vrijde maar dat deze ?relation amoureuse? slechts een maand duurde. Strafrechtelijk is er dus niks aan de hand. De Brusselse GPP’ers daarentegen herinneren Trusgnach eraan dat hij toen misschien wel jonger dan zeventien was.

25 oktober. 1ste opperwachtmeester Coenen en 1ste wachtmeester Hoydonckx van de rijkswachtbrigade in Hasselt verhoren Trusgnach verder over de diefstal in ’t Scholteshof, maar willen ook weten waarover de GPP van Brussel hem gisteren aan de tand voelde. Zo krijgen beide rijkswachters op hun beurt van Trusgnach te horen dat hij seksuele betrekkingen met Di Rupo had ?toen hij veertien of vijftien jaar was.? De rijkswachters maken geen verslag en evenmin een procesverbaal op, maar informeren wel het parket. Noch de procureur noch de onderzoeksrechter gaan in op het verhaal van de twee rijkswachters. Onder meer omdat er in Trusgnachs verhaal geen enkele binding is met hun gerechtelijk arrondissement, omdat de gerechtelijke politie bij het parket in Brussel met de zaak bezig is en omdat het bovendien personen betreft die, gezien hun mandaat, het voorwerp zijn van een speciale strafrechtelijke procedure.

28 oktober. 1ste opperwachtmeester Coenen brengt de dienstdoende brigadecommandant op de hoogte en trekt, met adjudant Rik Goyens en 1ste wachtmeester Fons Meylemans, naar de gevangenis. Met een oud kantschrift uit het diefstal-dossier halen zij Trusgnach uit de cel en verhoren zij hem de hele dag over Di Rupo en het homomilieu. Zij beginnen hun procesverbaal met het (leugenachtige) zinnetje : ?Betrokkene wenst zijn verklaring op eigen verzoek en zonder enige vorm van dwang af te leggen.? In zijn verklaring van ’s ochtends is het meteen prijs. Trusgnach vertelt dat hij ?op vijftienjarige leeftijd? in Le Garage Di Rupo leerde kennen ; dat ze beiden tussen augustus 1989 en mei 1990 een relatie hadden toen was Trusgnach dus vijftien ; dat zij ook met vrienden van Di Rupo ?seksfeesten? hielden, waarbij ?ik telkens het lijdend voorwerp van hun uitspattingen? was, en zo verder. Hij signaleert bovendien dat hij aan de leden van de Brusselse gerechtelijke politie niet gezegd heeft dat hij minderjarig was : ?Dit heb ik dus verzwegen, vermits ik niet goed wist wat hun intentie was.? (De rijkswachters laten niet na de GPP in een slecht daglicht te stellen.)

Trusgnachs verhaal over Grafé blijft even bezwarend als dat op 24 oktober aan de Brusselse GPP’ers.

Om 14 uur 10 wordt Trusgnach verder verhoord door de rijkswachters Coenen en Meylemans. Hij herhaalt dat hij minderjarig was toen hij seks had met Di Rupo en zijn vrienden, maar relativeert zijn verklaring van ’s ochtends. ?Ikzelf ben geen getuige van het gegeven doch er werd me verteld dat betrokken personen elkaar treffen voor seksuele praktijken. Dit gegeven werd me verteld door leden van de gerechtelijke politie. De interesse in hun onderzoek blijkt blijkbaar vooral naar Di Rupo uit te gaan omwille van zijn huidige positie.? De rijkswachters maken beide processenverbaal over aan de onderzoeksrechter, die gevat is in het diefstal-dossier.

29 oktober. De onderzoeksrechter en het parket blijven bij hun standpunt en willen dus geen gevolg geven aan Trusgnachs onthullingen. Beide processenverbaal worden wel doorgestuurd naar het parket in Brussel en belanden er bij Paule Somers, alweer een andere substituut.

EEN WAAS VAN GEHEIMZINNIGHEID

4 november. Gealarmeerd door een artikel in De Morgen, waarin bepaalde verbanden gelegd worden, laat de districtscommandant aan de rijkswachtbrigade in Hasselt weten dat zij daar de grenzen van het gerechtelijk arrondissement moeten respecteren, mogelijke richtlijnen van het parket moeten afwachten en hem op de hoogte moeten brengen van de zaak.

Intussen staan nu ook twee Brusselse BOB’ers van de 3de SRC, voor rekening van de onderzoekscel in Neufchâteau, in Hasselt te trappelen. Zij werden getipt door (nog) een andere Brusselse substituut. In Hasselt kunnen zij wel praten met hun collega’s maar het parket wil hen geen afschrift van Trusgnachs verklaringen geven.

5 november. De Brusselse BOB krijgt Trusgnachs verklaringen van 22 en 24 oktober uiteindelijk van het parket van Neufchâteau.

7 november. De Hasseltse procureur des konings Karel Cleeren verbiedt de rijkswacht in zijn ressort nog enig initiatief te nemen in het zogeheten pedofiliedossier zonder het parket vooraf in te lichten.

Intussen worden zowel Antipine’s rapport d’information van 10 september als Trusgnachs verklaring van 24 oktober ten overstaan van de Brusselse GPP, in parlementaire en journalistieke kringen gelekt.

(Het Comité-P stelt zelfs dat het ?best mogelijk is dat zonder deze lekken er nooit een zaak-Di Rupo was geweest, terwijl het anderzijds even goed mogelijk is dat de zaak-Di Rupo in deze vorm is gelanceerd om andere(n) te ontzien.?)

15 november. Omdat enkele Nederlandstalige kranten met de gelekte zij het geanonimiseerde en deels geamputeerde documenten willen uitpakken, worden in opdracht van substituut Somers en onderzoeksrechter Anne Gruwez door de haar vertrouwde 3de SRC huiszoekingen uitgevoerd bij twee homofielen. Een ervan werd vermeld in het procesverbaal van GPP-commissaris Marnette van 22 oktober, maar de GPP wordt bij deze (vergeefse) zoektocht naar pedofiele videocassettes niet betrokken.

(?Over deze actie hangt een grote waas van geheimzinnigheid,? concludeert het Comité-P. En ?voor de rijkswacht is het volstrekt onduidelijk waarom plots op 15 november deze huiszoekingen worden gelast.? Ware het niet dat nationaal magistraat André Vandoren en Patrick Debaets van de 3de SRC de aangekondige krantenartikels van ’s anderendaags vóór wilden zijn.)

Tijdens de nachtelijke verhoren blijkt echter dat de ingezette rijkswachters, evenmin als de voorgeleiden, goed weten waarvoor zij daar tegenover elkaar zitten.

16 november. ’s Ochtends vroeg blijken de in beslag genomen cassettes helemaal niet van pedodiele aard en hebben zij ook niet de ?valeur politique ajoutée?, zoals onderzoeksrechter Gruwez dat aan inspecteur Antipine laat weten. Intussen leggen enkele Nederlandstalige kranten ten onrechte een verband tussen deze huiszoekingen en wat een paar excellenties boven het hoofd hangt. De Standaard-groep laat de naam van Elio Di Rupo vallen en brengt de affaire zo in een stroomversnelling.

Vandaag, acht maanden later, is deze affaire, strafrechtelijk althans, door het Hof van Cassatie als een grote leugen afgedaan en wacht gewezen minister Grafé, die intussen ontslag nam, nog altijd op de afloop van het gerechtelijk onderzoek over hem.

Frank De Moor

Vice-premier Di Rupo : het slachtoffer van een politieel-politieke montage.

Commissaris Marnette van de Brusselse gerechtelijke politie mocht ook dit delicate zedendossier persoonlijk behartigen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content