Marc Dubois (KU Leuven)
Marc Dubois (KU Leuven) Docent architectuur aan de KU Leuven en architectuurcriticus

De kunde van de ingenieur en de kunst van het bouwen in het Centre Georges Pompidou.

Firenze, bakermat van de Renaissance, organiseert in 1418 een wedstrijd voor de koepel van de kathedraal. Het voorstel van de architect en beeldhouwer Filippo Brunelleschi brengt een grensverleggende oplossing. Vanuit de kennis van de Romeinse architectuur, gecombineerd met nieuwe technische inzichten, ontwerpt hij een dubbele koepelstructuur die tot op heden bij de bezoekers grote verbazing opwekt. Architectuur is meer dan een zaak van bouwstijlen, het is ook het fascinerend domein van het construeren, het aanwenden van materialen om de wereld vorm te geven. Het realiseren van zo groot mogelijke overspanningen is altijd een van de grote drijfveren geweest bij het bedenken van het nieuwe.

Dat het bouwen vanaf de industriële revolutie een explosieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, toont de grote expositie Art de l’ingénieur in Parijs. Het is een verhelderende presentatie over de inbreng van de ingenieur in de negentiende en twintigste eeuw bij het bedenken van grensverleggende constructies. Met de titel wordt ook verwezen naar kunstwerken, taalkundig de verzamelnaam voor constructies van burgelijke bouwkunst, zoals bijvoorbeeld bruggen en tunnels.

De vierledige opbouw van de expositie legt niet enkel de nadruk op de nieuwe materialen die voorhanden zijn, maar ook op de grote inventiviteit waarmee ze worden aangewend. De opsplitsing tussen de inbreng van de architect en die van de ingenieur situeert zich al op het einde van de achttiende eeuw en zal zich verder doorzetten. Wanneer op het einde van die eeuw in Engeland het gietijzer wordt ontwikkeld, krijgt het materiaal een plaats naast steen en hout. De eerste volledig gietijzeren brug is die van Coakbrookdale ; deze Ironbridge uit 1775-1779 met een overspanning van 33 meter staat nu op de Unesco-lijst van de wereldmonumenten.

Ongetwijfeld de meest ophefmakende prestatie in de negentiende eeuw is het Crystal Palace in Londen voor de eerste wereldtentoonstelling van 1851. Ontworpen door Joseph Paxton, een man die naam heeft gemaakt als constructeur van serres, is het gebouw uit metaal en glas in een recordtempo opgetrokken. Begrippen als standaardisatie en vooral prefabricatie doen voor het eerst hun intrede. Steden krijgen nieuwe kathedralen : de grote overkappingen in metaal en glas als beschutting voor de treinen. In Parijs verschijnt in 1889 de Eiffeltoren, het symbool van de negentiende-eeuwse bouwkunst. Maar Gustave Eiffel ontwerpt ook prachtige, uiterst lichte bruggen, zoals de spoorwegviaduct Garabit. Ingenieurs bedenken nieuwe brugtypes, de Brooklyn hangbrug in New York is een uitzonderlijke prestatie. Ook de bouw van de eerste skyscrapers wordt pas mogelijk door het aanwenden van een metalen skelet. Zelfs de Boerentoren in Antwerpen uit 1930 wordt op deze wijze opgetrokken.

FRANSE INVALSHOEK

In het tweede luik wordt ingegaan op hoe beton, een materiaal dat de Romeinen al kenden, een nieuwe dimensie krijgt door de toevoeging van metaal. Ingenieurs bedenken nieuwe concepten en vragen hiervoor patenten. François Hennebique krijgt met zijn procédé wereldfaam en ontwerpt betonstructuren in alle continenten. De mondialisatie doet voor het eerst haar intrede in het bouwproces. Maar bij grote ingenieurs gaat het niet om het louter berekenen van de stabiliteit. Wat hen drijft is de uitdaging van het experiment en het streven naar een bijna klassieke schoonheid. In het werk van de Italiaan Luigi Nervi of de Zwitser Robert Maillart komt dit glashelder tot uiting.

Het derde luik van de expositie toont de research naar lichte constructies. De centrale figuur is de Amerikaan Buckminster Fuller, die met zijn credo ?doing more with less? streeft naar maximale mogelijkheden met een minimum aan materiaal. Zijn bolvormig Amerikaans paviljoen is het hoogtepunt van de wereldexpositie in Montreal in 1967. Hij beïnvloedt zelfs kunstenaars op zoek naar een nieuwe ruimtelijkheid in de beeldhouwkunst. Ook de Duitse ingenieur Frei Otto krijgt wereldfaam met de transparante overkapping van het olympisch stadion in Munchen. De ontwikkeling van kunststoffen en membranen inspireert ingenieurs om opblaasbare gebouwen te realiseren zoals het Fuji paviljoen in Osaka. Door gebruik te maken van de paraboloïde kan Felix Candela grote betondaken maken met een minimale dikte.

Tot slot wordt de nadruk gelegd op de ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van de nieuwe materialen en de verbeteringen aangebracht aan bijvoorbeeld het glas. Ook de gigantische mogelijkheden die computers nu bieden geven de ingenieurs nieuwe kansen om de grenzen te verleggen. Vooral in gebieden met grote risico’s voor aardbevingen, is de computer onmisbaar geworden voor het bedenken van nieuwe structuren.

Dat de expositie vanuit een Franse invalshoek werd samengesteld, komt tot uiting in het feit dat nergens de naam wordt vermeld van de Gentse professor Magnel, toch een van de pioniers van het voorgespannen beton. Wel komen we de naam tegen van Arthur Vierendeel, de Vlaamse ingenieur die het concept van de vakwerkligger bedacht.

De zeer didactisch opgebouwde expositie biedt een indrukwekkend overzicht met prachtige maquetten. Het is een van de boeiendste architectuurexposities in dit toch op zich reeds grensverleggend gebouw van de architecten Renzo Piano en Richard Rogers. Te vaak wordt vergeten dat het Centre Pompidou tot stand kwam dankzij de grote inbreng van het wereldbefaamd studiebureau Ove Arup en de te vroeg gestorven geniale ingenieur Peter Rice.

Marc Dubois

Tot 29/9 in het Centre Georges Pompidou, Parijs.

De brug van Eiffel (1879-1884) en de Notre-Dame in Parijs : stedelijke kunstwerken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content