OBAMA ROEPT DE TROEPEN BIJEEN
De uitslag van de presidentsverkiezingen op 6 november 2012 valt op geen enkele manier te voorspellen. In de peilingen zit de Republikeinse kandidaat Mitt Romney de Democraat Barack Obama op de hielen. Als Obama nog eens vier jaar in het Witte Huis wil doorbrengen, zal hij in de eerste plaats zijn eigen ontgoochelde kiezers moeten terugwinnen.
Maandenlang lachten Democratische militanten en commentatoren in hun vuistje: de Republikeinse voorverkiezingen waren een godsgeschenk. In de pijn- lijk uitgesponnen krachtmeting tussen de centrumrechtse zakenman Mitt Romney en een handvol radicaalconservatieve rivalen liepen alle kandidaten blauwe plekken op. Romney werd ge-dwongen om dieper in de geldkoffer te tasten dan hij voorzien had, waardoor hij minder zou overhouden voor de echte strijd tegen Barack Obama. Dat kon alleen maar in de kaart spelen van de president, die een makkelijke herverkiezing tegemoet leek te gaan.
Maar sinds enkele weken geven de peilingen een heel ander beeld. Obama en Romney liggen nek aan nek. In sommige polls liet Romney zijn tegenstander al een paar procenten achter zich. Dat wijst erop dat de mormoonse kandidaat de imagoschade van de voorverkiezingen heel snel heeft kunnen beperken. Romney was de afgelopen maanden sterk naar rechts opgeschoven, onder druk van Rick Santorum en Newt Gingrich. Afgaande op zijn score in de peilingen wordt hem dat niet langer aangerekend: hij lijkt perfect in staat om centrumkiezers te be-koren. Het ziet er nu naar uit dat Obama en Romney nog wel een tijdje haasje-over kunnen spelen.
Overigens geven die nationale peilingen niet echt een accuraat beeld van de kansen op winst of verlies in november. In de presidentsverkiezingen gaat het immers niet om de popular vote, zoals Al Gore heeft mogen ervaren. In 2000 behaalde Democraat Gore ruim een half miljoen stemmen meer dan George W. Bush, die niettemin met de zege aan de haal ging. Waar het op aankomt, is winnen in zo veel mogelijk staten. Elke overwinning levert kiesmannen op voor het kiescollege; wie er ten minste 270 verzamelt, wordt president.
Om sommige staten wordt nauwelijks gestreden: de uitslag is even voorspelbaar als die van een voetbalwedstrijd tussen Real Madrid en Zwevezele. Zo kan Romney zeker zijn van winst in Texas, Alabama of Utah – terwijl het al heel erg fout moet lopen voor Obama om te verliezen in Californië, New York of Illinois. Het echte slagveld ligt in de swing states, waar het nog beide kanten uit kan. Door de grote mobiliteit van de Amerikanen en de daaraan gekoppelde demografische veranderingen horen steeds meer staten in dat rijtje thuis. Dat heeft Barack Obama bewezen in 2008, toen hij zelfs kon winnen in de zuidelijke staten Virginia en North Carolina. Obama won met een klinkende meerderheid in het kiescollege (365 kiesmannen tegenover 173 voor John McCain). De kans dat hij die krachttoer herhaalt, is zo goed als onbestaande. Meer dan ooit wordt de verkiezing van november een strategospel met de vijftig staten als jachtterrein.
Een veeg teken voor Obama was het referendum op 8 mei in North Carolina. Daar stemden bijna zes op de tien kiezers voor een expliciet verbod op het homohuwelijk, te verankeren in de grondwet van de staat. Het amendement moest dienen als een loodzware grendel, om te vermijden dat de deur voor het homohuwelijk ooit op een kier kon worden gezet. Opvallend was dat de voorstanders van het homohuwelijk tweemaal zoveel geld in de campagne pompten als de tegenstanders. Toch won de behoudende, conservatieve strekking het pleit. North Carolina bleek dan toch niet zo modern, dynamisch en verdraagzaam als veel Democraten hadden gedacht.
Nauwelijks een dag later sprak president Obama zich expliciet uit voor het homohuwelijk. Daarmee leek hij de kiezer in North Carolina openlijk te kapittelen. Niet meteen de klassieke strategie om in de gunst van die kiezer te komen. Schrapt Obama North Carolina van zijn lijstje met haalbare doelwitten? In dat geval moet hij ook Virginia in twijfel trekken, en een handvol andere staten met een lange behoudsgezinde traditie. De beslissing van Obama om het homohuwelijk te steunen, doet in elk geval de indruk ontstaan dat de president bereid is om centrumkiezers op te offeren.
Dubbele aanpak
De Obama die dit jaar de strijd aangaat is een heel andere dan die van vier jaar geleden. Toen bracht hij een discours van verzoening en vereniging van Amerika. Wars van raciale, godsdienstige en zelfs ideologische tegenstellingen. Op dat moment sloeg die boodschap aan. Amerika was moe van de bittere polarisatie en radicalisering die de tandem Bush-Cheney had uitgelokt. Obama was bovendien een verkwikkend fris gezicht, jong en welbespraakt. Veel centrumkiezers die zich stoorden aan het partijpolitieke opbod vonden hem een verademing en de belichaming van een nieuw soort politiek. Hope stond op de iconische blauw-rode affiches met zijn beeltenis, en dat was exact wat de senator uit Illinois bij veel kiezers wist op te wekken.
Ondanks die keuze voor het brede ongebonden centrum bespeelde het campagneteam van Obama tegelijkertijd een aantal doelgroepen die doorgaans links en aan de kant van de Democraten worden gesitueerd. Natuurlijk mobiliseerde hij meer zwarte kiezers dan ooit tevoren, maar ook latino’s en Arabische Amerikanen kwamen overwegend zijn kant uit. De holebigemeenschap schonk hem vertrouwen, en bij jonge kiezers en first time voters scoorde hij dubbel zo goed als John McCain. Elke groep die zichzelf als minderheid zag – in sociologische zin – werd door Obama aangehaald, inclusief de vrouwen. Samen met de vakbonden vormen die georganiseerde doelgroepen de klassieke basis van de Democratische partij. Het zijn de stoottroepen van elke campagne en Obama wist hen met zijn bezielende optredens te enthousiasmeren. Die dubbele aanpak van 2008 – het centrum charmeren en de linkerzijde mobiliseren – leverde hem een overtuigende overwinning op. Daarnaast werd hij geholpen door de zwakte van John McCain, die weifelend naar een standpunt zocht over de aanpak van de bankencrisis.
De kaarten liggen anders in dit verkiezingsjaar. De president wordt niet meer beoordeeld op de hoop die hij wekt, maar op de verwezenlijkingen die hij kan voorleggen. Veel aanhangers van 2008 zijn ontgoocheld in zijn beleid. De antioorlogsactivisten nemen het hem kwalijk dat hij Guantanamo niet heeft gesloten en dat hij de oorlog in Afghanistan in eerste instantie nog heeft uitgebreid. De milieubeweging had meer verwacht van zijn klimaatbeleid. Arabische Amerikanen hoopten op een doorbraak voor een Palestijnse staat, terwijl Joodse kiezers zijn steun aan Israël dan weer te lauw vinden. Latino’s wachten vol ongeduld op een nieuw migratiebeleid en een vorm van regularisatie voor miljoenen illegalen. De holebibeweging droeg hem aanvankelijk op handen omdat hij komaf maakte met de hypocriete Don’t ask don’t tell-regeling in het leger. Niettemin dreigde er een rel te ontstaan op de Democratische conventie in september (die uitgerekend in North Carolina wordt gehouden) als Obama en de partij bleven weigeren hun steun voor het homohuwelijk uit te spreken.
De ware beweegredenen voor Obama’s bocht wat het holebihuwelijk betreft, zijn moeilijk te peilen. Mogelijk heeft zijn loslippige vicepresident Joe Biden hem een duwtje gegeven en in snelheid genomen. Toch was het hoogstwaarschijnlijk een kwestie van tijd vooraleer Obama zelf die stap zou zetten. De president heeft naar eigen zeggen een innerlijke evolutie doorgemaakt die hem geleidelijk overstag deed gaan. Vooral zijn persoonlijke contacten met homo-ouders – monogaam, liefdevol en verantwoordelijk – zouden de laatste twijfels hebben weggenomen. Dat is heel aannemelijk en menselijk, maar het zou naïef zijn om te veronderstellen dat er volstrekt geen strategische afwegingen zijn gemaakt. Obama koos ervoor om de opborrelende tegenstand uit de holebibeweging te bedaren. Daarmee ontliep hij een lastige confrontatie op de conventie en verzekerde hij zich opnieuw van de steun van een doelgroep met geld, netwerken en politieke slagkracht.
De onverhulde steunbetuiging aan het homohuwelijk is riskant, zoals blijkt uit de uitslag van het referendum in North Carolina. Obama dreigt niet alleen kiezers in het centrum te verliezen, hij speelt streng conservatieve christenen ook een reden in handen om hun twijfels over Romney aan de kant te schuiven en toch maar naar de stembus te trekken. Als de president die gok wil wagen, dan is het uit bezorgdheid over de betrouwbaarheid van zijn natuurlijke achterban.
Grondoorlog en cyberwar
De voorbije weken leest het programma van Obama als een catalogus van aan te vinken doelgroepen. Eind april sprak hij aan de universiteit van North Carolina (alweer!) voor een studentenpubliek. Zijn belangrijkste thema was de betaalbaarheid van hoger onderwijs. Doelgroep: middenklassestudenten (en hun ouders) voor wie studeren steeds duurder wordt. Op 14 mei verscheen hij opnieuw op een universiteit, deze keer aan het Barnard College voor meisjes in New York. Doelgroep: jonge vrouwen – wier gemoed hij bespeelde met doorzichtige toespelingen op vrouwenrechten en een ambitie die ze nooit mogen intomen. Begin mei organiseerde hij een receptie in de tuin van het Witte Huis om het Mexicaans-Amerikaanse feest Cinco de Mayo te vieren. Doelgroep: de vijftig miljoen latino’s in de VS. Een paar dagen later vond hij de tijd voor een toespraak op het galadiner van het Asian Pacific American Institute for Congressional Studies. Doelgroep: de Aziatische en Stille Zuidzee-Amerikanen, een snel groeiende en succesvolle minderheid. In dezelfde periode hield hij een toespraak op een militaire basis in Georgia over toekomstkansen voor veteranen en haalde hij de prijsuitreiking voor Leerkracht van het Jaar naar het Witte Huis.
De grens tussen de campaign events en de officiële optredens van Obama is bijzonder dun. Overduidelijk praten de campagneadviseurs een woordje mee in de opmaak van de presidentiële agenda. Minderheid na minderheid, doelgroep na doelgroep wordt vereerd met een toespraak, ceremonie of bezoek.
Dit is de aanloop naar wat strategen in Amerika de grondoorlog noemen: het optrommelen en mobiliseren van de troepen die tot het eigen kamp gerekend worden. Het gaat om mensen die het nooit in hun hoofd zouden halen om voor Romney te stemmen, maar die hun belangstelling en enthousiasme voor Obama intussen misschien zijn kwijtgespeeld. Die moeten weer worden overtuigd om zich als kiezer te registreren en op 6 november hun stem uit te brengen. Ze moeten ook worden aangespoord om op hun beurt vrienden en lotgenoten op sleeptouw te nemen. In de grondoorlog proberen kandidaten geen stemmen te winnen, maar te vermijden dat stemmen verloren gaan.
Op dit moment lijkt Obama alles op alles te zetten om die coalitie van vrouwen, jongeren, zwarten, latino’s, holebi’s en andere belangengroepen – grofweg de Yes we can!-alliantie van 2008 – weer aan elkaar te smeden en op de been te brengen. En sterker nog dan vier jaar geleden doen zijn wizzkids een beroep op alle trucjes van het internet om de potentiële kiezers bij de les te houden.
Natuurlijk is de campagne aanwezig op Facebook, Twitter en Instagram. In februari werd op Spotify een playlist met 28 campagnesongs gepubliceerd. En wie een bijdrage wil storten in de verkiezingskas en over de juiste technologie beschikt, kan dat vlotjes en drempelverlagend met zijn smartphone doen. De Obama-campagne creëert ook websites die bedoeld zijn om Romney-kiezers op andere gedachten te brengen. Wie informatie zoekt over de economische plannen van de Republikein belandt al gauw op RomneyEconomics.com, waarop Romneys reputatie grondig wordt afgebroken. Amerikanen die inloggen op links-progressieve websites krijgen Obama-advertenties te zien; aan dat soort onlinepubliciteit zijn dit jaar al miljoenen besteed. Ook het intikken van bepaalde zoektermen op Google genereert zulke internetreclame. Bedenkelijker is de mate waarin de campagne Amerikanen blijkbaar nauwgezet in hun surfgedrag volgt en in kaart brengt. Volgens de Washington Post pikken meer dan tien gespecialiseerde advertentiebedrijven de informatie op van elke bezoeker van de Obama-campagnesite. Op die manier kunnen ze hem of haar met nieuwe en op maat gesneden advertenties voor Obama blijven achtervolgen. Ook via Facebook zou een gigantische databank met persoonlijke profielen van potentiële kiezers worden aangelegd. Obama’s 2012 campaign is watching you, waarschuwde internetkrant Politico.com. De campagnestaf weigert veel specifieke informatie te geven over die methoden, misschien omdat het allemaal een beetje haaks lijkt te staan op de voorstellen van de regering-Obama voor een robuustere bescherming van de privacy op het internet.
Luchtbombardementen
De keuze voor een grote grondoperatie, ondersteund door de nieuwste snufjes in cyberwar, belet Obama intussen niet om nu en dan al een luchtbombardement te lanceren: een salvo aan tv-spotjes, bij voorkeur in belangrijke swing states. Zo zagen kijkers in Ohio en Pennsylvania vorige week een twee minuten durend filmpje over Mitt Romneys aanpak bij het investeringsfonds Bain Capital. Romney werd afgeschilderd als een onverbiddelijke job destroyer die ondernemingen opkocht, leegzoog en van de hand deed. Arbeiders die lang geleden door Romney aan de deur waren gezet getuigden met bevende stem over zijn raid op hun bedrijf. De boodschap was duidelijk: hoe kan deze man in staat zijn om groei en banen te creëren voor Amerika?
In feite herhaalde de Obama-campagne een kritiek die maanden eerder al door Newt Gingrich was gebruikt in de voorverkiezingscampagne. Maar zoals wel vaker bij luchtbombardementen liep Obama collateral damage op. Burgemeester van Newark Cory Booker – een zwarte Democraat – liet weten dat hij dat soort negatieve spots ‘misselijkmakend’ vond. Bovendien noemde hij de verdachtmaking van investeringsfondsen ‘belachelijk’. Als burgemeester wist hij hoe belangrijk investeerders waren om bedrijven uit de startblokken te krijgen.
Het ongenoegen van Booker wees op een dieper probleem. Voor veel Democraten in het centrum is Obama met zijn verkiezingsretoriek te sterk naar links opgeschoven. In zijn aanvallen op Romney en de Republikeinen hanteert hij steeds meer een discours dat rijken, veelverdieners, banken en beleggers aan de schandpaal nagelt. Het levert hem het verwijt op dat hij de klassenstrijd wil opstoken. Zelf noemt Obama zijn kritiek een kwestie van fairness of sociale rechtvaardigheid. Dat lijkt redelijk en aannemelijk, maar in het land van the American Dream is die benadering niet diep geworteld of breed verspreid. Wie praat in termen van inkomensongelijkheid of rijk-tegen-arm krijgt er al gauw het label van leftist of links. In Amerika is dat geen etiket waarmee je verkiezingen wint.
Het kan niet anders of Obama zal na de zomer weer op het politieke centrum mikken. Voorlopig lijkt het er nochtans op alsof zijn campagneteam eerst de eigen achterban wil terugwinnen en wapenen. Zijn adviseurs rammen het er voortdurend in: dit wordt een uiterst spannende krachtmeting. Elke stem telt en niemand mag bij de pakken blijven zitten. De opperbevelhebber verzamelt zijn grondtroepen om Washington een tweede keer te veroveren.
BERT DE VROEY IS VRT-RADIOJOURNALIST, AMERIKAKENNER EN AUTEUR VAN DE KLEUREN VAN AMERIKA. SPIEGEL VOOR EUROPA.
DOOR BERT DE VROEY