Overal in de wereld trekt hij volle zalen. Maar lang was hij geen sant in eigen land. Donderdag en vrijdag staat de componist-zanger nog eens in Brussel, om er een stuk uit zijn jonge jaren te spelen. Onze reporter volgde Wim Mertens vorige week op de laatste halte, richting huis: in Guimarães, Portugal. ‘Ik, nerveus? Hahaha.’

Flauwe lentezon op de luchthaven. Zijn vaste Portugese chauffeur, Luis, staat me op te wachten. Terwijl we door middeleeuwse straten rijden, vraagt hij of ik iets weet over Guimarães. Dat ze een voetbalploeg hebben, zeg ik. En dat Raymond Goethals er ooit trainer was. ‘Dat is het ongeveer.’ Luis lacht. Goethals kent hij niet, de ploeg natuurlijk wel. Vitoria Guimarães was lang een naam in het voetbal, maar de laatste jaren hebben ze vooral veel tegengoals geslikt. Net als de stad.

Nochtans, zegt Luis, zat Guimarães ooit vooraan in het wereldnieuws. Altijd een stad van buitenlandse krijgers geweest. Na een gevecht riep Alfonso Henriques zichzelf hier uit tot eerste koning van het land. Guimarães werd de hoofdstad van Portugal, het centrum van de wereld.’t Kan verkeren, in duizend jaar. Vandaag heeft Henriques alleen nog maar een straat.

We rijden de Avenida Alfonso Henriques op. Een oud kasteel, verlaten fabrieken, maar geen boulevard of broken dreams. Helemaal bovenaan worden er nieuwe dromen gemaakt – ooit de specialiteit van de stad. Er staat een pas gebouwde majestueuze concertzaal. Het is al eeuwen geleden, maar Guimarães mag zich dit jaar nog ’s ‘hoofdstad’ noemen. Culturele hoofdstad, weliswaar, maar toch. Op het programma van maart staat, tussen internationale namen als Sonic Youthoprichter Thurston Moore, ook een noorderling uit Limburg: Wim Mertens. Morgenavond treedt hij hier op, samen met een orkest. Alleen voor die gelegenheid heeft hij een heel nieuw repertoire geschreven. Een paar maanden geleden kregen de orkestleden dertien kilo partituren, per expresse verstuurd vanuit België. Gedrevenheid heeft een Belgische naam.

‘Ha, de vliegende reporter’, begroet Mertens me, tussen twee repetities door. De voorbije dagen zijn er wel meer gepasseerd, vertelt hij. Vier Portugese journalisten en drie lokale televisieploegen. Het concert was in één week uitverkocht.

Het eeuwige mysterie-Mertens. Overal volle zalen en aandacht, van de voet van de Akropolis in Athene tot volgende maand in Hongarije. Maar lang is hij geen sant geweest in eigen land. In België over het mysterie gepraat met zijn platenbaas Erwin Goegebeur van EMI. Hij volgt Mertens al jaren, van toen ze allebei nog jongens waren in Leuven. Goegebeur presenteerde in die dagen een programma op Radio Scorpio. Op een keer nodigde hij Mertens uit, die hem de minimal music had leren kennen: Philip Glass, Glenn Branca, zelfs Sonic Youth. ‘Wij wisten van niets, maar hij kende dat allemaal.’ Niet veel later viel Goegebeur ook voor de muziek van Mertens. Vooral dan voor Struggle For Pleasure. Een plaat uit 1982, die dankzij nummers als Close Cover en het titelnummer een dosis eeuwigheidswaarde kreeg.

Veel later werd hij zijn platenbaas. Mertens, zegt hij, is nog altijd dezelfde minzame kerel als toen in Leuven. Erudiet, belezen. ‘Stel hem een vraag en je bent een uur verder.’ Maar niet alleen in gesprekken blijkt zijn grote gedrevenheid, ook in zijn productiviteit. Af en toe moet Goegebeur hem weleens in het oor fluisteren: ‘Wim, vijf platen per jaar, dat is misschien wel wat van het goede te veel.’ Zonder veel resultaat, overigens. Oude krijgers.

‘Ik schat hem erg hoog’, zegt Goegebeur. ‘Hij zou voor België de Luc Tuymans of Michaël Borremans van de moderne klassieke muziek moeten zijn, met een oeuvre van hoge, internationale kwaliteit, voldoende toegankelijk en aantrekkelijk voor een groot publiek. Maar Tuymans en Borremans weten wel beter hoe zij zichzelf moeten verkopen. Of neem nu Arno. Het is geen toeval dat die zich regelmatig met jonge, nieuwe artiesten lieert. Op die manier blijft de jonge generatie hem erkennen als de Godfather. Wim is daar allemaal niet mee bezig. Hem zul je nooit grappen horen vertellen in de zetel van De Laatste Show. Of in de populaire media zien staan. Pas op, hij is zeker geen kunstenaar-kluizenaar. Hij wil ook een groot publiek, maar wel op zijn condities. Hij is zeker niet de gemakkelijkste man om te promoten, integendeel, maar tegelijkertijd apprecieer ik enorm dat hij zijn eigen weg gaat. Wars van alle wetten.’

Anekdote. Een paar maanden geleden stelde Goegebeur voor om Struggle For Pleasure weer uit te brengen, aangevuld met wat extra nummers van toen. De plaat was dertig jaar oud, in maart zou hij ze nog eens naspelen in de AB.

Mertens weigerde. Hij stond intussen al zo veel verder in het leven. Het idee voor de heruitgave werd opgeborgen. Tot er in januari plots twaalf nummers op het bureau van Goegebeur lagen. Met een kleine boodschap van Mertens: ‘Ik had toch nog wat liggen.’ Oude krijgers, onderschat ze nooit.

De volgende dag, in de lege concertzaal van de Avenida Alfonso Henriques. Oog in oog met de zanger-componist. Ik vraag hem of hij soms nog terugdenkt aan die Struggle For Pleasure, aan wie hij toen was. Hij schudt het hoofd, is geen man met gevoel voor nostalgie.

‘Ik was al 29 toen die plaat uitkwam’, zegt hij. ‘Had al een leven gehad: als producer op de VRT, zelfs even als muziekjournalist voor Knack. Maar begin ’80 heb ik beslist om alleen te doen wat ik het liefste deed: componeren. Ik was in die jaren heel hard op zoek naar een publiek. Vandaag wordt Struggle For Pleasure erkend als een klassieker, maar toen was dat allerminst zo. Zeker niet in België. Men stond vijandig tegenover mijn muziek. De zogenaamde avant-garde bepaalde toen de norm. Stockhausen, Boulez, Goeyvaerts… Dat waren de tirannen van de nieuwe muziek. Die muziek voelde aan als een keurslijf. Ik wilde andere dingen maken: minder genregebonden, meer vocaal ook, intuïtiever. Mijn eerste plaat heette For Amusement Only. Die titel was een statement. Ik wou dat mensen zich voortaan ook amuseerden, er was genoeg doodernstige muziek. Maar dat werd toen verketterd. Alles was in handen van de muziekuitgeverijen en de radio.’

Tot een paar mensen in Italië de plaat oppikten. ‘Achteraf bekeken was het geen toeval dat ik ginder doorgebroken ben. Muziek maakt in het zuiden meer deel uit van een gemeenschap, ze zijn daar minder gevoelig voor conventies.’ Mertens reed met een Fiat het land door, van Bologna tot in Sicilië. Ruilde vervolgens zijn Fiat voor een Deux Chevaux en trok naar Spanje. ‘Het Francoregime was gevallen, het was het begin van de democratie. In de officiële cultuurhuizen raakte ik niet binnen. Maar de jongeren hadden hun eigen plaatsen. Ik trad er op in discotheken in Madrid en de rest van het land. Terwijl ik nog nooit een discotheek vanbinnen gezien had. Wat later circuleerden er vinylplaten: dj’s hadden beats gezet onder mijn muziek. Dat is mijn doorbraak geweest. Ik had mijn publiek gevonden. De rest van de wereld is gevolgd: Portugal, Japan, Mexico…’

Maar niet België. ‘De erkenning in eigen land is pas in de late jaren negentig gekomen. Toen Struggle For Pleasure de muziek van Proximus werd. Toeval, eigenlijk. Een Londens reclamebureau had dat nummer ontdekt. Ik heb direct mijn toestemming gegeven en daar ook nooit spijt van gehad. Ik wil dat mijn muziek levend blijft en gehoord wordt. Vroeger kregen componisten opdrachten om muziek voor een mis te schrijven. Vandaag is dat niet meer zo. Zelfs op de radio draaien ze mijn muziek zelden of nooit. Nu goed, dankzij Proximus is Struggle For Pleasure bijna een nationaal volkslied geworden. Ik ga het volgende week nog een keer in Brussel spelen. De laatste keer, misschien. Tijd voor andere dingen.’

‘Vanwaar die haast toch’, vraag ik. ‘Niemand brengt zo veel platen uit als u…’

‘Mozart was 35 toen hij stierf, maar hij heeft wel driehonderd uur muziek geschreven. Tot nu toe heb ik negentig uur muziek gereleased. Dat valt dus nog mee. (lacht) Vorig jaar heb ik drie cd’s uitgebracht. Commercieel gezien is dat zelfmoord, weet ik ook wel. Ik kan van mijn publiek niet verwachten dat het dat ritme volgt. Tezelfdertijd wil ik daar geen rekening mee houden. Mijn ambitie is dat ze binnen vijftig jaar zeggen: die man heeft iets gezegd over dat tijdsgewricht. In die zin is mijn werk ook een geheel. Zet alle titels achter elkaar, dat is een novelle.’

Goegebeur had gelijk. Twee vragen gesteld en we zijn al een uur verder. ‘Hebt u geen zin om mee de stad in te trekken?’ vraagt Mertens.

We wandelen de concertzaal uit. Willen de lift nemen. Tot zijn grote verbazing staat zijn beeltenis op de deuren. ‘Een eigen lift hebben, dat is nog straffer dan een eigen straat’, zeg ik. Hij lacht, maakt met zijn iPhone een foto van de lift. De deuren gaan open. Mertens splitst in tweeën.

‘Hoe is het allemaal begonnen?’ vraag ik hem.

‘Mijn vader was voorzanger in de kerk, maar speelde ook heel wat instrumenten. Ik keek naar hem op. Toen hij muziek speelde, had dat iets fascinerends, bijna opwindends. Ik wou dat ook kunnen. Op mijn achtste ging ik dan met de bus naar de muziekschool, samen met al mijn vrienden. Het eerste wat we leerden, was notenleer. Vier weken later zat ik als enige op de bus. En nog een paar weken later zat er niemand meer op de bus . (lacht) Later heb ik de draad wel weer opgepikt, maar toch… Vier weken aan een stuk moesten we de mi en si leren spelen op gitaar. Met twee vingers! Waanzin. Je kan iemand in een paar uur de gitaarakkoorden bijbrengen, goesting leren krijgen in muziek. Op dat vlak is er trouwens nog altijd niet veel veranderd in ons muziekonderwijs. Ik hoor nog altijd dat het veel te hard is, veel te top-down. Terwijl je jonge talenten in vertrouwen moet begeleiden naar de dingen waarvoor ze in de wieg gelegd zijn. Op die manier gaat er veel muzikaal talent verloren.’

‘Luistert u nog vaak naar muziek?

‘Weinig’, zegt hij. ‘Nooit naar mijn eigen muziek, daar heb ik geen tijd voor. Ik vind het wel interessant als er zich een nieuwe stem manifesteert, zoals Thom Yorke van Radiohead. Die zanger van The National is ook geweldig. Of heel recent: Lana Del Rey. Wat een talent! Totaal onderschat. Iedereen denkt dat dat een one hit wonder is, een product van de marketing. Niets is minder waar. Lana Del Rey is een geschenk uit de hemel. Haar stemgebruik is fenomenaal…’

‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit’, zeg ik. ‘Wim Mertens die Lana Del Rey geweldig vindt.’

‘Toch is het zo. Weet u, ik heb een hekel aan operastemmen. Omdat die hun stem als een instrument gebruiken. Voor ze een noot zingen, zien ze die eerst in hun hersenen. Dan plaatsen ze die noot in hun middenrif. Fout! Dat is een omweg! De stem is een orgaan, iets wat levend is. Lana Del Rey heeft dat perfect begrepen. Zij heeft geen behoefte aan een vaste toonhoogte. Iemand als Bob Dylan ook niet. Niemand begrijpt zijn teksten. Hij draait maar wat rond de pot, verdraait zijn woorden constant. En toch… die nasale manier van zingen, geweldig! Een stem mag alleen over een stem gaan. Ik improviseer ook voortdurend en toch herkent iedereen direct mijn stem.

‘In België is dat het verschil tussen pakweg een Johan Verminnen en Jan De Wilde. Die laatste gebruikt zijn stem niet als een instrument. Daarom vind ik Jan zo veel interessanter. Hij is mijn idool. (tegen de bandopnemer) Maar kan iemand hem alsjeblieft nog eens aan het werk zetten? (lacht) Dat is die generatie van ’68, hè. Die vinden dat ze altijd een betekenisvolle tekst moeten hebben. Mocht Jan daar niet door gehinderd worden, hij zou elk jaar fantastische muziek uitbrengen.’

Avond, de grote concertzaal aan de Avenida Alfonso Henriques is tot de nok gevuld. Veel dertigers en veertigers.

‘Nerveus?’ vraag ik.

Mertens lacht mijn vraag weg. Zenuwen, daar doet hij op zijn leeftijd niet meer aan. Het orkest komt op. Even later gaat hij onder luid applaus achter zijn piano zitten. Na negen nummers volgt een eerste staande ovatie.

Eén uur ’s nachts. Het concert is al drie uur bezig, wat een marathon. Plots roept iemand van het orkest: ‘One, two, three…’ Iemand mept op percussie de begintonen van Struggle For Pleasure, een hevige rockversie volgt.

De dirigent richt zich tot het publiek, dat zowaar begint te dansen. Mertens kijkt met grote ogen de zaal in, weet niet wat er gebeurt. Guimarães in extase . Hij is even de koning van de stad.

Twee uur, in de kleedkamer. Talloze Portugezen komen de Belg bedanken voor het concert. ‘Dat laatste nummer had ik dus niet voorzien’, hijgt Mertens na. ‘De dirigent had mij wel gewaarschuwd: “Mogen we op het einde eens loos gaan? We hebben een cadeau voor u.” Nog nooit meegemaakt in mijn carrière: mensen die dansen op mijn muziek. Geen enkele dirigent in België die zoiets durft. Groot talent. Ik moet nog met hem samenwerken. In de coulissen vroegen de orkestleden: “Mogen we dat nummer nog eens brengen, mister Mertens?” Toen heb ik wel gezegd: “Nee mannen, het was heel vreemd, fantastisch ook, maar dit volstaat.”‘

De dirigent Rui Massena komt de kleedkamer binnen. Hij en Mertens vallen elkaar in de armen. ‘Mister Mertens is veeleisend’, zegt Rui. ‘Weken gewerkt voor één avond. Ik ben kapot, dood. Maar het was fantastisch. Het is een ongelofelijke eer om voor hem te mogen dirigeren. Hij is hier in Portugal een fenomeen. Net als in uw land, zeker?’

De volgende ochtend, op de luchthaven. Nog steeds een flauwe lentezon, hier. Iemand zegt door de microfoon ‘Attention! Passengers for Brussels…’

Mertens wandelt, alleen, met een koffer in de hand. Er zitten niet alleen kleren in, maar ook een muziekopnametoestel. Op de harde schijf staat het concert van Guimarães. Hij steekt de koffer door de scanner. Alarm. ‘Wat zit hier in?’ vraagt de douanier.

De componist grijnst.

DE HERUITGAVE VAN STRUGGLE FOR PLEASURE (MET 12 EXTRA NUMMERS) IS UIT BIJ EMI CLASSICS.

DOOR STIJN TORMANS / FOTO SASKIA VANDERSTICHELE

‘Lana Del Rey is een geschenk uit de hemel. Haar stemgebruik is fenomenaal.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content