Vrijdag heeft in Brussel de Memorial Van Damme plaats. Met in de hoofdrol: onze meisjes. In de tribune zit Roger Moens (78), zilver op de Spelen van Rome ’60, zeven jaar lang wereldrecordhouder op de 800 meter, zestig jaar sportkenner.
In Ternat staat een huis. In dat huis staat een breedbeeldtelevisie. Voor die breedbeeldtelevisie staat een gemakkelijke zetel. In die gemakkelijke zetel zit Roger Moens. Te kijken naar de Olympische Spelen. En naar de Belgen op de Olympische Spelen. Hij luistert naar wat wordt gezegd, en leest wat wordt geschreven.
Welnu: drie keer hebben zijn buren de brandweer gebeld omdat er rook uit het dak spoot. Bleek telkens uit de oren van Roger te komen. De vierde keer telefoneerden ze rechtstreeks naar Knack: ‘U móét komen, het is erg. Het schijnt iets te maken te hebben met Bert An-ciaux.’ Meer aansporing hebben wij niet nodig, twee uur later belt Knack aan in Ternat.
ROGER MOENS: Ha! Kom binnen, neem een stoel, zwijg en luister. Want wat ik allemaal lees en hoor… Ik weet nog goed dat op de Spelen van Montreal in ’76 België zes medailles behaalde, al was dat lichtjes in de hand gewerkt door de boycot van de Afrikaanse landen. Raoul Mollet, toen voorzitter van het Olympisch Comité, was zodanig enthousiast dat hij fier als een pauw verkondigde dat ons land in de toekomst bekwaam moest zijn te wedijveren met de DDR! Ik zwans niet: met de DDR. Die hadden in Montreal negentig medailles.
We mogen wel zeggen dat de realiteit er enigszins anders heeft uitgezien. In 1988 bijvoorbeeld, haalden we twee bronzen medailles: eentje voor Frans Peeters en eentje voor Robert Van de Walle. Om het blazoen toch een beetje op te smukken en de sponsors en de openbare opinie te sussen, werd beslist om de winnares van een demonstratiewedstrijd uit te roepen tot olympisch kampioene. Haar naam prijkt op de erelijst in de hall van het Belgische Olympisch en Interfederaal Comité in Brussel.
Ingrid Berghmans.
MOENS: Ik herhaal: de winnares van een demonstratiewedstrijd. In 2004 hebben ze op het BOIC diep in de beugel moeten tasten om Justine Henin ertoe te bewegen naar de Spelen in Athene te trekken. Ze heeft bedankt met een verhuizing naar Monaco, maar dit terzijde.
U had iets over Bert Anciaux?
MOENS: Hij doet me denken aan Raoul Mollet na Montreal. Tia Hellebaut redt in Peking op de laatste dag onze olympische delegatie. Met een schitterende prestatie, waarvoor al mijn respect en ontzag. Wat zegt Bert Anciaux, onze minister van Sport? We, en dan bedoelt hij de Vlamingen, gaan ervoor zorgen dat we in 2012 bij de beste twintig landen behoren. Je hoort het goed: bij de beste twintig! Als we de medaillelijst van Peking als maatstaf gebruiken, komt dat neer op elf medailles waarvan drie gouden. En als zijn Franstalige collega nu eens het verstand zou hebben om hetzelfde te doen als Bert, dan staan we in de top vijftien, volgens dezelfde maatstaf veertien medailles, waarvan vier goud. We gaan dus in Londen gouden tijden tegemoet.
Volgens sommige wetenschappers kan men het aantal medailles berekenen en voorspellen aan de hand van rijkdom, welvaart en het aantal inwoners.
MOENS: Quatsch. Wit-Rusland heeft evenveel inwoners als België en is zeker minder welvarend en minder rijk, akkoord? Wel: Wit-Rusland behaalde in Peking zomaar eventjes negentien medailles. Slovenië heeft 4,2 miljoen inwoners, minder dan de helft van België: vijf medailles. Georgië heeft 4,6 miljoen inwoners: zes medailles behaald. Rijkdom en welvaart zijn absoluut geen bepalende criteria voor het behalen van medailles.
Wat dan wel?
MOENS: Talent, daar gaat het om. En ’talent’ is een verzamelwoord voor heel wat kwaliteiten en vaardigheden: fysieke geschiktheid, wilskracht, doorzettingsvermogen, durf, zelfkennis en zelfbewustzijn. Hebben wij in België, op enkele uitzonderingen na, wel genoeg mannen en vrouwen die daaraan beantwoorden?
Nee?
MOENS: Nee. En dan zijn er nog sporten als atletiek waarin het weinige talent in de jeugdcategorieën naar de vaantjes wordt geholpen door overbelasting. In de basissporten constateert men dat, met uitzondering van de disciplines die gebaseerd zijn op uithouding of techniek, de wereldtop in de letterlijke zin van het woord ‘een maatje groter’ is dan de rest. Tim Maeyens, onze roeier die met zijn vierde plaats in Peking een prachtige prestatie heeft geleverd, is 1,85 meter. Dat is niet klein, maar in de finale van de skiff, het koningsnummer van het roeien, was hij wel veruit de kleinste van alle deelnemers. Hij moest opboksen tegen kerels van 1,95 meter en meer. Zijn vierde plaats is dan ook meer waard dan een medaille in een sport met minder olympische allure, zal ik maar zeggen.
Usain Bolt en Michael Phelps zijn dé twee supervedetten van deze Spelen. Bolt is 1,96 meter, Phelps 1,93 meter. De Fransman Alain Bernard, gouden medaille in de 100 meter vrije slag, is zelfs 1,98 meter. Hebben wij zulke mensen om te wedijveren op internationaal niveau?
Alle sprintwedstrijden in de atletiek zijn overheerst door andere oertalenten: de Afro-Amerikanen uit de Verenigde Staten en de Caraïben. Neem de 100, 200 en 400 meter, plus de 110 en de 400 meter horden, zowel bij de mannen als bij de vrouwen. Van de dertig te winnen medailles in deze nummers, gaven ze er maar twee prijs. Hun recept: ze zijn afstammelingen van Afrikaanse slaven die indertijd van Afrika naar Amerika werden gesleept. Alleen de allersterksten overleefden die tocht en alle ontberingen. Hun nakomelingen hebben we aan het werk gezien in Peking.
Ook de Oost- en Noord-Afrikanen hebben de concurrentie in de hoek gedrongen. In de atletiek hebben ze bij de mannen in de wedstrijden van 800 meter tot en met de marathon op achttien medailles er welgeteld één laten ontglippen: dat was de bronzen in de 1500 meter.
En dan de Australiërs. Hoeveel inwoners telt Australië? Rond de 21 miljoen, iets meer dan het dubbele van België. Zesenveertig medailles! In Athene hadden ze er nog drie meer. Hoe is dat te verklaren? Ook simpel. De eerste blanken die er werden gedropt, waren criminelen van wie men in Engeland verlost wilde zijn. Dat waren kerels die van geen kleintje vervaard waren. Ze werden gevolgd door een meute van gelukzoekers, avonturiers en durvers. Ook van hen overleefden alleen de fysiek sterkste mannen en vrouwen. Daar ligt de verklaring voor de sterkte van de Australische sport, en nergens anders.
Goed, niemand zal ontkennen dat het Australisch Instituut voor de Sport de laatste jaren een vinger in de pap heeft, maar men mag die invloed niet overdrijven. Lang voor het opstarten van deze instelling waren de Australiërs ook al bij de allerbesten. In 1956 haalden ze in Melbourne vijfendertig medailles. In 1960 in Rome waren het er tweeëntwintig, waarvan acht gouden. Het is niet het Australisch Instituut voor de Sport dat Robbie McEwen heeft leren sprinten.
Zet dat alles op een rijtje en ik zeg u: het is gewoon genetisch bepaald. Wij Belgen starten op de Olympische Spelen met een grote achterstand, en daar zal het optimisme van enkelen ook in de nabije toekomst niet veel aan veranderen.
Waarom halen de Nederlanders dan zoveel meer medailles dan wij?
MOENS: We weten allang dat de Nederlanders gemiddeld een stuk groter zijn dan wij, dat is een enorm voordeel. En daar komt bij, en ik verwijs naar de definitie van ’talent’ die ik net heb gegeven, dat Nederlanders heel wat zelfbewuster en assertiever zijn dan wij, die ons gezapig leventje leiden op de grens tussen de noordelijke en de zuidelijke cultuur.
De Chinezen zijn geen grote mannen, en zij hebben de Spelen overheerst.
MOENS: Fout! Ik beweer dat de Chinezen in Peking zijn weggeveegd. Ze hebben de meeste gouden medailles behaald, en na de Verenigde Staten ook de meeste medailles, maar bijna allemaal in secundaire sporten. Oordeel zelf: elf in het duiken, negen in het gewichtheffen, acht in het schieten, acht in het badminton, en natuurlijk veertien in het kunstturnen. De allereerste dag van de Spelen won een Chinees meisje van minder dan 48 kilogram goud in het gewichtheffen! Ik ben ervan overtuigd dat we in België meer prinsessen hebben dan meisjes van minder dan 48 kilogram die aan gewichtheffen doen.
De grote winnaars van deze Spelen zijn de Verenigde Staten. Zij behaalden in de eerste olympische sporten, zijnde atletiek en zwemmen, zomaar eventjes vierenvijftig medailles. Drieëntwintig in de atletiek en eenendertig in het zwemmen. Weet je hoeveel medailles de Chinezen in de atletiek hebben behaald? Twee bronzen! In de atletiek, toch de hoofdsport van de Spelen, heeft dus zelfs België het beter gedaan dan China! De waarheid is dat de Chinezen werden overklast, en zich dan maar hebben toegelegd op de nevensporten.
Een goed idee voor ons.
MOENS: Dat zeggen inderdaad bepaalde ‘kenners’ in ons land. Zij zijn de mening toegedaan dat wij ons zouden moeten toeleggen op het bijkomstige. Dat we moeten terugkeren naar de tijd van Hubert Van Innis in het boogschieten, die behaalde negen olympische medailles. Het zijn dezelfde mensen die beweren dat we meer ambitie moeten hebben.
Turnen is toch geen olympische nevensport? Daar haalt China een container vol medailles.
MOENS: Wat de Chinezen met hun turners doen, is pure kindermishandeling. Daarvoor wens ik niet te applaudisseren. Wie in Koppen de documentaire ‘Olympische Droom’ heeft gezien, is daar toch een paar dagen niet goed van geweest, mag ik hopen. We hebben er kinderen van acht à tien jaar gezien, die fysiek en mentaal echt mishandeld werden. Dus de vele medailles die de Chinese kinderen voor hun natie hebben gewonnen, hebben een wrange nasmaak. De acrobatieën van die Chinese meisjes zijn misschien oogstrelend, maar ze zijn vooral oogverblindend. Weg ermee. Ik vraag me bezorgd af of dergelijke excessen ook bij ons gebeuren.
Als we Gerrit Beltman, de pas ontslagen trainer van onder anderen Aagje Vanwalleghem, mogen geloven, wel. Hij zegt dat die jonge topturnstertjes veel te weinig ontspanning en rust krijgen.
MOENS: Ik heb eens een reportage gelezen over jonge talenten, waarin een meisje van tien jaar vertelde dat ze in haar school vierentwintig uur turnen per week kreeg. Maar dat vond ze niet erg, want er werden lessen taal en rekenen voor geschrapt. Wie neemt zo een risico met een kind van tien jaar?
U bent niet gewonnen voor onze topsportscholen?
MOENS: Nee. Je mag jonge mensen vooral niet te vroeg overtrainen en overstressen. Laat de jeugd bewegen en spelen, laat ze van alle sporten proeven, en laat ze er pas voluit alles voor doen als ze zeker zijn dat ze voldoende capaciteiten hebben. Ik lees dat Jacques Borlée zijn twee zonen naar Amerika stuurt, maar hen daar ook laat studeren. Dat lijkt me verstandig. Overigens was de prestatie van de Belgen in de finale van de 4×400 meter erg knap. Ik schat ze nog hoger in dan de zilveren medaille van onze 4×100 meterploeg bij de vrouwen, die gediend werd door het falen van de concurrentie. Maar ook Jonathan en Kevin Borlée zijn misschien net iets te klein voor de wereldtop op de 400 meter.
De budgetten voor de topsporters worden alweer fors opgetrokken. Kan meer geld een oplossing bieden?
MOENS: Nee. Nooit ging zo veel geld naar zo weinig talent. Er staan meer dan honderd atleten op de loonlijst van de Vlaamse Gemeenschap. Van velen van hen staat het vast dat ze nooit de top zullen halen. Waarom betalen we hen dan? Om wat te trainen en voor de rest niets te doen? Om op stage te kunnen gaan? Want dat lijkt het hoogtepunt van het jaar: op stage naar Zuid-Afrika. Daar gaan ze dan halve fond lopen bij meer dan dertig graden, terwijl ons klimaat daarvoor veel geschikter is. Ik heb in Peking mensen gezien die al in meerdere EK’s en WK’s dwars door het ijs waren gezakt, en toch nog altijd als profsporter betaald worden. Dat kan toch niet? Ik ben ervoor om de toppers en hun trainers goed te betalen en te steunen, maar dan spreek ik wel van het handvol atleten dat al bewezen heeft tot de Europese top te behoren of te kunnen behoren.
Moet er meer geïnvesteerd worden in infrastructuur? Daar staat Nederland voor op ons.
MOENS: Weer verkeerd. Nederland staat inzake infrastructuur helemáál niet voor op ons, dat is weer zo een mythe. In verhouding tot ons bevolkingsaantal hebben wij de beste infrastructuur ter wereld. In elke gemeente staat een sporthal en een zwembad, er zijn voetbalvelden en tennisbanen bij de vleet, we hebben watersportbanen, een topsporthal voor atletiek, meer wielerpistes dan coureurs… wie durft er te klagen?
Sommige criticasters eisen het ontslag van de BOIC-leiders, die al meer dan dertig jaar in functie zijn.
MOENS: Is het de schuld van het BOIC dat Iljo Keisse en Kenny De Ketele de laatste halve baanronde niet hebben kunnen dichtrijden? Dat zwembelofte Yoris Grandjean maar 1,80 meter lang is? Dat de tegenstanders van Tim Maeyens zoveel groter en zwaarder waren dan hij? Dat Evi Van Acker, nochtans flink gesteund, het compleet heeft laten afweten? Dat Cumano, het paard van Jos Lansink, er in de laatste omloop een paar balken aftikt?
Op het BOIC werken volgens mij bekwame mensen, en dat ze er al dertig jaar zouden zijn, is geen argument. Het probleem zit hem niet in de mensen die er werken, maar wel in de vele commissies die er beslissingsbevoegdheid hebben. Die worden bevolkt door afgevaardigden van de federaties die hun eigen belang op het oog hebben, en niet altijd over een grote kennis van zaken beschikken.
Voor ons land ziet het er niet zo goed uit?
MOENS: We missen een echte sportcultuur, zowel op school als in familieverband. Boer zoekt Vrouw en de zoveelste herhaling van FC De Kampioenen halen gemiddeld meer kijkers dan de Olympische Spelen, tenzij op zeer uitzonderlijke momenten, zoals de finale van Tia Hellebaut. Tot wat dient het een universiteit met de beste professoren neer te planten, als er geen studenten zijn die bekwaam zijn om de cursussen te volgen?
Topsporters zijn het product van pa en ma, gekruid met de genen van de voorouders, nadien beïnvloed door omgeving, opvoeding, voedingsgewoonten en training. Wetenschap en technologie kunnen dat alleen bijschaven en in goede banen leiden, meer niet.
Mijn conclusie is hard maar eerlijk: we hebben gewoon te weinig talent in België, en dat zal over vier jaar niet anders zijn. Het heeft geen zin de mensen een rad voor de ogen te draaien en fortuinen te vergooien.
Nog één vraag: wat vond u, die jarenlang zelf sportcommentator bent geweest, van de atletiekverslaggevers op de VRT?
MOENS: Ik zal één ding zeggen, over de sportverslaggevers van vandaag in het algemeen: zodra er een Belg wint, krijgen ze blijkbaar allemaal een slag van de molen.
DOOR KOEN MEULENAERE