Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Humanitaire hulp kende zijn triomfen, maar zit op een keerpunt. Humanitaire hulp kent nu ook zijn grenzen : 25 jaar Artsen Zonder Grenzen. Nu tevens in de Witte Comités.

De beweging van de zogenaamde Witte Comités heeft zijn secretariaat geïnstalleerd in de lokalen van RCN ( Réseau de CitoyensCitizens Network), een vereniging die een paar jaar geleden opgericht werd door mensen van en met geld van Artsen Zonder Grenzen (AZG). Carine Russo prees vorige week expliciet AZG als een van die organisaties ?die in de bres springen voor het menselijk wezen.? RCN, waarbij mensen van andere niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) zoals Amnesty International zich hebben aangesloten, had als oorspronkelijke bedoeling te helpen bij de heropbouw van het justitie-apparaat in het Rwanda van na de genocide, maar wil daar nu blijkbaar ook werk van maken in het België van na de Dutroux-orkaan.

Voorzitter Georges Dallemagne van RCN, de vroegere directeur-operaties van Artsen Zonder Grenzen, is nu een van de drijvende krachten achter de Witte Comités. De raad van bestuur van RCN besliste om niet alleen zijn lokalen ter beschikking te stellen, maar om voorlopig alvast voor zes weken alle kosten van de Witte Comités te betalen. Eerder al had Artsen Zonder Grenzen de ouders van Julie en Mélissa aangeboden om het eventuele Centrum voor Vermiste Kinderen, waarover al zolang gepalaverd wordt, bij AZG op te richten, met gebruik van hun infrastructuur en knowhow. Op dat aanbod is echter nog geen antwoord gekomen.

De laatste jaren is AZG zich meer en meer gaan toeleggen op de werking in eigen land nu al in Brussel, Antwerpen, Luik en Verviers want ook in het welvarende Europa vallen steeds meer mensen buiten alle sociale vangnetten en sterven in de wintermaanden ieder jaar mensen op straat. In een huis in de buurt van het Brusselse Zuidstation biedt AZG nu gratis medische zorgen aan daklozen en illegalen. Een project dat oorspronkelijk als doorgangscentrum was bedoeld, maar dat zelf van lieverlede tot referentiecentrum is uitgegroeid : de openbare instellingen verwijzen steeds gretiger mensen naar AZG door. De overheid schuift zijn sociale taken zonder scrupules op privé-verenigingen af.

Enkele weken geleden vierde AZG zijn 25ste verjaardag : op 20 december 1971 werd de organisatie in Parijs gesticht door hulpverleners die na de oorlog in Biafra en de overstromingen in Bangladesh geconcludeerd hadden dat de bestaande hulpverlening ontoereikend was. De Belgische afdeling werd in 1980 opgericht gevolgd door Zwitserse, Nederlandse, Luxemburgse en Spaanse afdelingen en haalde al snel het grootste budget van allemaal binnen. In 1990 vierde AZG zijn eerste miljard, in 1991 zijn tweede, en in 1994 zijn derde. Dat geld is voor zo’n dertig procent afkomstig van gulle privé-schenkers, de rest komt van institutionele financiers. Vooral de Europese Commissie goed voor 42 procent van het AZG-budget was hen altijd gunstig gezind.

De combinatie van morele verontwaardiging en mediagenieke hulpverlening maakte het sansfrontierisme tot een success story, mede dankzij de uiterst professionele campagnes. AZG heeft altijd kritiek gekregen op zijn opdringerige, zwart-witfondsencampagnes : hen werd verweten zichzelf als blanke helden voor te stellen (?wij lossen dat op?) en de zwarte, stervende kindjes bijna als consumptieartikelen aan de man te brengen. Na het uitzonderlijke jaar 1994 (toen tijdens de choleraepidemie in Goma liefst twintig miljoen per dag binnenstroomde) kwam er toch een knik in de inkomstenlijn. Niet alleen financieel werd AZG met zijn grenzen geconfronteerd, maar ook en vooral in zijn werking : zeker in Rwanda en Bosnië bleek humanitaire hulp te ontaarden tot een (soms fatale) schaamlap waarachter de internationale autoriteiten hun onwil en onmacht verstopten.

De nieuwe voorzitter Marleen Boelaert, die ook nog als assistente aan het Internationaal Tropisch Instituut in Antwerpen werkt, wil nu vooral de nadruk op de binnenlandse werking leggen.

MARLEEN BOELAERT : De gevoelens van de Witte Comités leven uiteraard ook sterk bij de achterban van AZG : de betrokkenheid bij de kinderen, de frustratie om de werking van politiek en gerecht, het gevoel dat een aantal dingen in België gewoon niet meer aanvaardbaar zijn. Daarom hebben wij de ouders van Julie en Mélissa laten weten dat wij zo’n Centrum voor Vermiste Kinderen snel uit de grond zouden kunnen stampen. Wij bieden niet alleen onze infrastructuur aan, maar vooral onze knowhow : wij weten hoe een mailing te organiseren of hoe mensen te mobiliseren. Wij hebben daar tot nu toe publiek niets over gezegd, omdat het toch een hele discussie oproept : in hoeverre moet AZG, dat zijn actieterrein vooral in het buitenland heeft, betrokken worden in wat nu in eigen land gebeurt ? Als NGO moeten wij er ons altijd voor hoeden om niet op het veld van de overheid te komen.

Doen jullie dat nu dan niet met de medische projecten in de Belgische steden ?

BOELAERT : De problemen die wij niet in Afrika aanvaarden, mogen wij toch ook niet in eigen land aanvaarden. Zelf was ik erg geschokt toen ik, na projecten in Tsjaad en Sudan, een tijdje meedraaide in de Belgische werking : hoe is dat mogelijk in een land met zo’n sociaal stelsel ! Toen we er eind de jaren tachtig mee begonnen, mikten we vooral op de traditionele daklozen. In onze consultaties hadden we zeventig procent Belgen en dertig procent buitenlanders. Nu is dat precies omgekeerd ! Het aantal Belgen is zeker niet gedaald, maar het aantal vreemdelingen is angstaanjagend gestegen. En de meesten daarvan zijn illegalen.

Zij worden voortdurend door ziekenhuizen weggezonden omdat ze geen ziekteverzekering hebben en niet kunnen betalen. Ik ben als dokter erg verontwaardigd dat collega-artsen, die dezelfde medische ethiek hebben, zomaar weigeren om mensen in nood te behandelen ! Zij laten zich meer door de financiën leiden dan door de deontologie. Als wij patiënten, die hulp van specialisten echt nodig hebben, naar ziekenhuizen doorverwijzen, wordt daar eerst een schriftelijke garantie gevraagd dat wij de kosten op ons nemen ! En die kosten kunnen zéér hoog oplopen.

Die illegalen hebben officieel alleen recht op ?dringende hulp?, maar zelfs dan worden ze vaak nog afgescheept. Toen we iemand met een kaakbreuk naar de spoedgevallendienst van een OCMW-ziekenhuis in Brussel stuurden, zei men daar : dat is niet dringend, ga naar de consultatie. Dat is natuurlijk een truc om hem niet te moeten behandelen. Met een man uit Guinea, die een tumor in de rug had, hebben ze zo maanden gesold. Daarna gingen we er zelf mee naar een spoedgevallendienst. Hij werd geopereerd, maar twee uur later weer op straat gezet. De volgende maanden kregen we hem terug met een tuberculose van het beenderstelsel. Dat kon allemaal vermeden zijn door hem meteen goed te behandelen.

Volgens ons moet de gezondheidszorg gewoon openstaan voor iedereen : dat is een fundamenteel mensenrecht.

De binnenlandse werking scoort nu wel goed bij het publiek ?

BOELAERT : De gemiddelde Belg vindt het heel tof dat wij in eigen land projecten opzetten. Ook de ondernemingen sponsoren het liefst een binnenlands project. Maar als ze horen dat er veel illegalen bij zijn, schrikken velen al terug. Wij versturen vier mailings per jaar, maar de mailing die wij begin 1996 specifiek voor ons werk met illegalen organiseerden, bracht weinig of geen geld op. Dat zal ons er niet van weerhouden om op dat thema te blijven hameren.

Blijft het feit dat jullie werk de overheid toch een alibi bezorgt om niét structureel te moeten optreden ?

BOELAERT : Dat proces zien wij ook gebeuren : het was oorspronkelijk onze bedoeling om mensen door te verwijzen naar de juiste instelling, maar nu zijn het de ziekenhuizen en OCMW’s die mensen naar ons doorverwijzen. Dat is gemakkelijk : AZG zal hen wel helpen, de rekeningen betalen, en daarmee is die ellende van de straat. Maar maak u geen illusies : we kunnen hier maar het topje van de ijsberg opvangen. Er zijn ook weinig andere organisaties die medische hulp voor illegalen en asielzoekers bieden. Het klimaat is zienderogen verslechterd. Europa grenst zich af voor de ?horden van barbaren? uit het Zuiden, maar dat is een struisvogelpolitiek die niets oplost. Wij krijgen nu zelfs nog nauwelijks visa om Afrikaanse dokters voor een korte opleiding te laten overkomen. Voor de vreemdelingendienst zijn dat allemaal potentiële illegalen. Dat ingewortelde wantrouwen tegenover onze Afrikaanse collega’s is bijzonder gênant voor ons.

Ook internationaal lijkt de humanitaire hulp door de overheden gerecupereerd te worden als alibi om zelf niet te moeten optreden. Het lijkt een nieuw soort chequeboekdiplomatie : geef een cheque aan AZG en was uw handen in onschuld.

BOELAERT : Dat is hun probleem, niet het onze. Wij zijn ons altijd bewust geweest van het gevaar om door onze institutionele geldschieters gemanipuleerd te worden, maar wij zijn lucide genoeg om ons niet te laten misleiden. Kijk naar de recente Kivu-crisis : natuurlijk spelen daar internationale belangen, en is de humanitaire machine op zich een actor geworden in het hele scenario. Ik zou u daar erge voorbeelden van kunnen geven, maar ik zal dat maar beter niet doen.

Een ander probleem is dat wij, in die vaak zeer complexe conflicten in desintegrerende staten, meer en meer zelf een doelwit worden voor lokale potentaatjes, die ons zo ook weer als actor in hun scenario misbruiken. In Tsjetsjenië zijn onlangs zes expats van het Rode Kruis in koelen bloede afgemaakt. Vorige week was er de aanslag in Rwanda. Waarom ? Misschien moet je al een Europeaan vermoorden om nog de headlines van het nieuws te halen. Misschien dragen de organisaties zelf tot die praktijken bij door te opzichtig met enorme middelen en grote luxe uit te pakken. Niet iedereen ziet ons met een aureool van heiligheid : voor sommigen vertegenwoordigen wij vooral een lucratieve business.

In Somalië was er het morele dilemma dat jullie voor jullie bescherming zelf milities gingen inhuren en zo de oorlog van de krijgsheren mee financieren.

BOELAERT : Ja, maar de discussie over het voeden van de oorlogseconomie hebben wij altijd al moeten voeren. Als je een gekwetste soldaat redt, kan hij weer naar het front. Als je een vluchtelingenkamp helpt, onderhou je de achterban van het leger. De beste bescherming voor ons is om heel dicht bij de bevolking te staan, en om altijd goed uit te leggen wat je doet en waarom.

AZG heeft meer het imago van een blanke organisatie die snel overvliegt, dringende hulp biedt, en weer verdwijnt.

BOELAERT : Dat is het beeld van de noodhulp, de professionele machine die in gang schiet met grote efficiëntie. Zo moét dat ook : het kan niet de bedoeling zijn amateuristisch tewerk te gaan en middelen te verkwisten. Maar de mensen van AZG hebben ook de expliciete wil om dat beeld aan te vullen met informatie over onze structurele hulpverlening. We hebben iemand van onze dienst communicatie naar Cambodja gestuurd. Die heeft alle projecten bezocht en een verhaal geschreven over de rehabilitatie van de gezondheidsdienst. Dan blijkt : zo’n verhaal verkoopt totaal niet.

Waarom hebben jullie alleen afdelingen en bureaus in rijke landen ? Waarom geen afdeling in Afrika, dichtbij de brandhaarden en geïntegreerd in de cultuur van de slachtoffers ?

BOELAERT : De huidige afdelingen zijn organisch, als champignons, in Europa uit de grond gekomen. Enkele jaren geleden is bewust voor het status-quo gekozen : er was genoeg capaciteit om te reageren, en het kon niet de bedoeling zijn steeds meer afdelingen op te richten die elkaar zouden overlappen of beconcurreren. We moesten eerst aan de operationele integratie werken. Maar nu heb ikzelf ervoor gepleit om de internationalisering door te zetten, en inderdaad in Afrika ook verenigingen op te richten. Anderzijds kan het onze bedoeling niet zijn om artsen weg te trekken uit landen waar ze juist hard nodig zijn.

In het verleden werd AZG altijd bekritiseerd om de paternalistische beeldvorming in zijn campagnes : de blanke redder versus het zwarte hoopje ellende. Ondanks die kritiek blijven jullie bewust voor dat beeld kiezen. Nu weer met de affiche van die jonge vrouw met het stervende kindje uit de cholerakampen van Goma.

BOELAERT : Als je een grote affichecampagne opzet, moet dat professioneel gebeuren. Zo’n campagne dient om fondsen te werven en heeft geen educatief doel. Die laatste affiche toont nu eenmaal wat AZG doét in Afrika : what you see, is what you get. En het beeld, simplistisch of niet, vervult toch ook een brugfunctie : het toont jonge mensen van bij ons die ginder iets concreets gaan doen. En dat vindt de gemiddelde Belg sympathiek, daarvoor wil hij iets storten. Wij moeten ook niet in een omgekeerde censuur vervallen : de ellende in Afrika is een feit ! Anderzijds hebben we vorig jaar, toen de financiën er al even slecht voor stonden, ook een positieve campagne gevoerd onder het motto : ?We have a dream.? Toegegeven, ik heb begrip voor sommige argumenten tegen de laatste affiche. Maar ik zou graag eerst eens een onderzoek naar het werkelijke effect voor de beeldvorming zien.

Waarom zegt u dat de financiën er slecht voor staan ? AZG blijft er toch zeer comfortabel in zitten.

BOELAERT : We zijn, na het uitzonderlijke Rwanda-jaar 1994, teruggevallen van 3,2 miljard naar 2,8 miljard frank in 1995. Voor 1996 hadden we opnieuw een begroting van 2,8 miljard voorzien, maar we sluiten af met enkele miljoenen verlies. Omdat er minder inkomsten waren dan verwacht. Dat zorgt toch voor bezinning.

Er is ongetwijfeld een zekere donormoeheid : mensen geven al jaren voor Afrika en krijgen het gevoel dat het niets uithaalt. Maar vorig jaar hebben we ook schade geleden door de mediastorm rond onze aankoopcentrale Transfer, in de periode van de Abos-schandalen. Voor Transfer hadden we een coöperatieve vennootschap opgericht, om zo professioneel en efficiënt mogelijk te kunnen optreden. Wij hebben ons daarin niets te verwijten, maar toch blijft altijd iets van zo’n schandaalsfeer hangen.

Het haalde grote koppen omdat men onze vorige voorzitter en huidige staatssecretaris Reginald Moreels wou treffen, een politiek manoeuvre. De zaak is ter informatie overgemaakt aan het parket, maar dat zal nu wel wat beters te doen hebben.

Waarom is er in de financiële balans, die jullie elk jaar in het ledenblad publiceren, niets over Transfer te lezen ?

BOELAERT : Transfer werkt autonoom. Het is een van de leveranciers van AZG. We spreken toch ook niet over de Keniaanse firma die onze high energy biscuits levert ? In de statuten van Transfer staat in elk geval zeer duidelijk dat het doel is om hulp te verlenen, en zeker niet om winst te maken.

In de recente Kivu-crisis voerden de hulporganisaties, die weinig werk konden verrichten, een felle strijd met superlatieven : de ergste ramp van deze eeuw, enzovoort. Was dat in de hoop om bij de donors eenzelfde effect als van Goma ’94 los te maken ?

BOELAERT : Als de zaak opgeklopt is, is dat ook omdat de journalisten aan de grens zaten en niets beters te melden hadden. Maar de oorlog, die daar opgevoerd werd, was een propaganda-oorlog van àlle partijen. Het was logisch dat onze mensen als arts waarschuwden : als hier 700.000 mensen opeengepakt zitten, zonder dat iemand er toegang toe krijgt, zal dat helemaal verkeerd lopen.

Waarom wordt het moeilijker om Belgische artsen te vinden ?

BOELAERT : Bij Belgische artsen zien we al een aantal jaren dat de interesse blijkbaar afneemt. Misschien is de werksituatie voor dokters hier veranderd. Misschien leeft het gewoon minder bij hen. Misschien heeft het ermee te maken dat we steeds verder afstaan van onze koloniale tijd, en dat er dus minder mensen nog aansluiting hebben met een eigen Afrika-ervaring in hun directe omgeving.

De apolitieke organisatie AZG levert intussen, in Frankrijk en België, wél veel politici op ?

BOELAERT : Ja, en dat heeft voor veel discussie gezorgd, want de organisatie wordt hoe dan ook op een of andere manier vermengd met die partijpolitiek. Het gevolg is dat AZG in Vlaanderen soms in de CVP-hoek gestopt wordt. Daarom hebben we al kortgedingen gevoerd tegen de parlementsleden Jan Van Erps (CVP) en Alain Destexhe (PRL) omwille van hun verkiezingspropaganda. Daarom zijn we nu ook de statuten aan het aanpassen, zodat we beter kunnen waken over het apolitieke karakter, en beter kunnen optreden tegen wie er zijn voeten aan veegt.

Chris De Stoop

Project in Brussel : Wat wij in Afrika niet aanvaarden, mogen wij ook in België niet aanvaarden.

Marleen Boelaert : We hebben de ouders van Julie en Mélissa aangeboden het Centrum voor Vermiste Kinderen op te richten.

De humanitaire machine wordt zelf een actor in het scenario.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content