Hij wil de stad ontmijnen, het conflict beheersen. ‘Er is hier veel te lang zwart-wit gedacht.’ Patrick Janssens, sinds 2003 burgemeester van Antwerpen, wil geen duel met Filip Dewinter: ‘Waarom zou Coca-Cola meedoen aan het gevecht met Pepsi Cola?’
Patrick Janssens was vorige week twintig jaar getrouwd. Daarom stelde hij de brandweercommandant, het hoofd van de politie en de gouverneur op de hoogte. Hij zette er een officiële procedure voor in gang. Hij zou zestien uur de stad en het land verlaten.
‘Als er dan twee boten botsen op de Schelde, bellen ze de waarnemend burgemeester in plaats van mij. Het leven van een burgemeester houdt nooit op.’
Janssens vierde zijn huwelijksverjaardag in Paradiso. In Amsterdam. Met een optreden van Willy Deville. ‘Just to walk that little girl home, was de openingsdans van ons huwelijk.’ Misschien dat de tekst van dat lied iets over Janssens zegt:
No I can’t explain
Just What’s happening to me.
I can tell, that guy
Who’s sticking close by her side
Knows her more than just casually.
But there’s nothing that I wouldn’t do,
No there’s nothing that I wouldn’t do
Just to walk that little girl home…
Janssens is een man die graag zijn vooropgezette doelstellingen bereikt.
Een dag later gaf hij het startschot voor de Scheldeprijs in Antwerpen. ‘Zo veel tegenwind! De mannen zullen het moeilijk krijgen.’ In zijn palmtop kijkt hij naar de volgende afspraken. ‘Inhuldiging stripmuur want Jommeke wordt vijftig’, vanavond match ‘Beerschot-Genk’.
‘En wanneer zullen we dan naar Sint-Anneke gaan voor die foto?’
En dan: ‘Dit gaat nu wel een compleet verkeerd beeld geven van het leven van een burgemeester.’
Vindt u dat dan belangrijk: een goed beeld van de burgemeester?
PATRICK JANSSENS: Natuurlijk!
En werkt u daar hard aan?
JANSSENS: (Stilte) Ik wil dat goede beeld niet los zien van de werkelijkheid, hè. Maar het is iets dat bij mij wel altijd meespeelt. Als je een publieke functie hebt, en dat hebben veel meer mensen dan dat ze zich eigenlijk realiseren, is niet alleen wat je doet belangrijk maar ook hoe je overkomt. Ik snijd nu misschien een bocht af, maar waar ik niet in geloof en ook nooit in geloofd heb – ook niet in de marketing en in de reclame – is dat je hoe je moet overkomen, laat bepalen door de doelgroep. Vertaald naar de stad, vind ik het verkeerd om met de stad blindelings te doen wat de mensen vragen.
Wat voor soort socialistisch burgemeester wil Patrick Janssens zijn?
JANSSENS: Voor mij hoeft dat adjectief ‘socialistisch’ niet. Ik wil een goed burgemeester zijn. Voor iedereen.
Ik vind het wel van heel groot belang dat ik in Antwerpen ben opgegroeid op het Kiel en het Zuid, in een buurt die veranderd is. Ik heb die verandering meegemaakt. Wat ik daar gezien heb en gevoeld heb, is een veel grotere bron van inspiratie dan alle theorieën of analyses daarover. Ik vind het dus heel belangrijk dat een burgemeester van Antwerpen van Antwerpen is.
Een Antwerpenaar? Tot hoe ver reikt dat?
JANSSENS: Er zijn mensen die de ambitie hebben om burgemeester te worden en die uit Brugge komen. Antwerpen reikt in ieder geval niet tot Brugge.
En hoe verhoudt een burgemeester uit de kleine Antwerpse middenstand zich tot het grote bedrijfsleven?
JANSSENS: Ik denk dat het heel lang geleden is dat Antwerpen een burgemeester heeft gehad die zo met het bedrijfsleven vertrouwd is. Ik heb misschien een vreemd parcours afgelegd. Iemand die het negatief zou willen beschouwen, zou zelfs kunnen beweren dat ik een kameleon ben.
Is dat een negatieve blik op uzelf?
JANSSENS: Nee, maar men moet weten wat men u kan verwijten om te beletten dat het gebeurt of dat het effect heeft. Ik heb in de academische wereld gezeten, en daarna vijftien jaar in het bedrijfsleven. Het marktonderzoeks- bureau Dimarso was een klein bedrijf, het strategische reclamebureau VVL/BBDO was groter met 200 werknemers. Ik heb veel grote bedrijven van dichtbij begeleid: de fusie van KBC, de ombouw van RTT naar Belgacom. Ik heb wel affiniteit met het bedrijfsleven.
Ook met het pragmatisme ervan? Misschien kijken ze al uit naar de volgende burgemeester, eventueel van Vlaams Belang.
JANSSENS: Ik denk dat men zijn eieren in zo veel mogelijk mandjes legt. Er zijn heel wat mensen uit het bedrijfsleven die met mij als burgemeester meer contact zoeken dan voor ik er was. Ik heb niet de indruk dat er op dit ogenblik een gevoel van wantrouwen is van het bedrijfsleven tegenover het stadhuis. Ik praat vaak met mensen uit het bedrijfsleven zonder dat er journalisten in de zaal zitten. Dat laat ik dan ook altijd navragen bij de organisatoren. Zo kan ik me permitteren om een aantal dingen te zeggen die ik niet graag op de voorpagina van een krant zou zien staan.
In de hele periode van de Visa-crisis, toen ik burgemeester werd, heb ik wel eens op zulke bijeenkomsten gezegd: ‘Dit is er nu in Antwerpen gebeurd. Gelukkig gebeurt dat bij jullie in de bedrijven niet. Niemand hier in de zaal heeft thuis een keuken laten installeren op kosten van het bedrijf. Niemand in de zaal heeft thuis personeel op kosten van het bedrijf. Er is niemand in de zaal wiens bureaukosten naar het bedrijf zijn gegaan. En in de stad gebeurt het allemaal dagelijks…’ Ik moet u zeggen: op zulke momenten krijg je een vreemde collectieve reactie. Er werd een soort gegrom hoorbaar wat het midden hield tussen instemmend gelach en afkeuring. Maar op dat ogenblik zou ik niet op de voorpagina van de Gazet van Antwerpen hebben willen zien staan dat ik de zaak in Antwerpen goedpraatte.
De ‘Gazet van Antwerpen’ was u lang een doorn in het oog. Na het ontslag van de vorige hoofdredacteur is ze wat van koers veranderd.
JANSSENS: Is dat zo? Ik denk niet dat de GvA zo van koers is veranderd, de GvA krijgt langzaam maar zeker een koers. De krant realiseert zich vandaag steeds meer, dat om de Gazet van Antwerpen goed te laten draaien, het ook goed moet gaan met Antwerpen. Het Belang van Limburg, daarom heet het ook het Belang, had al veel langer door dat ze niet bestond om Limburg de dieperik in te laten gaan.
U zou er toch niet Antwerps Belang van maken?
JANSSENS: Dat zou me niet storen. We hebben er zelfs even aan gedacht om met die slogan naar de verkiezingen te gaan. Het zou niet meer dan een grap geweest zijn, dus hebben we het gelaten. Je moet je koers niet afstemmen op die van anderen. Marktleiders doen zoiets niet.
Men zegt nochtans dat men altijd met de vijand mee moet bewegen om hem uiteindelijk te overwinnen.
JANSSENS: Dat is wel zo. Maar ik ben niet diegene die moet kijken waar de vijand zit, dat moeten de anderen maar doen. Ik ben niet de grote uitdager van Filip Dewinter. Het is helemaal niet aan mij om Filip Dewinter te verslaan. Het is aan Dewinter om mij te verslaan. Ik zit er. Hij zit er niet.
Ik geloof niet dat een duel een goede aanpak is om Antwerpen te redden. Er is te veel conflict in Antwerpen, niet te weinig. Ik probeer politiek uitdrukkelijk dat conflictniveau naar beneden te halen. De hele discussie over de vraag of er nu een viaduct of een tunnel moest komen voor de sluiting van de Ring, heb ik gevoerd met de vraag hoe ik ervoor kon zorgen dat er zo weinig mogelijk manifeste discussie tussen coalitiepartners en met de oppositie over was.
Er zijn een aantal dossiers zoals dit viaduct-dossier of het dossier van het Museum aan de Stroom waarbij je merkt dat het Vlaams Belang het niet evident vindt of het nu voor of tegen moet zijn. Daarmee haal je een enorme lont uit het kruitvat. Het betekent dat de discussie niet zwart-wit is. De discussie is veel te lang zwart-wit geweest in Antwerpen.
Ik daag Dewinter niet uit.
Ik heb op een bepaald moment een standpunt ingenomen waarbij iemand twee uur later op mijn bureau binnenkwam en zei: ‘Dewinter zegt juist hetzelfde.’ Dan is mijn reactie: ‘Almaar goed dat ik het als eerste gezegd heb.’ Ik moet toch niet per definitie iets anders zeggen dan Dewinter omdat hij Dewinter is. Als een Vlaams Blokker voor de Strangers is, moet ik dan tegen zijn? Ik heb vroeger even naast Alex van de Strangers gewoond. Ik had ook lp’s van de Strangers. Iedere Antwerpenaar van mijn generatie luisterde naar hun lp’s.
Bent u iemand die uw tegenstanders het liefst uitschakelt?
JANSSENS: Ik denk het niet. Ik werk niet vanuit een vijandbeeld.
In de politiek moet men toch voor iedereen oppassen?
JANSSENS: Voor je vrienden hè, niet alleen voor je vijanden. (lacht) Ik denk dat ik eerder de voetballer ben die omhoog- springt als ze tackelen. Veel energie steken in het proberen uit te schakelen van vijanden, leidt u alleen maar af van uw doelstellingen. Je moet heel goed weten waar je naartoe wilt, zowel in concrete dossiers als in het algemeen. Op een voetbalveld moet je met het spel en die bal bezig zijn en met je ploegmaats. Het moment waarop je de vijand wilt uitschakelen, eindigt meestal met een rode kaart voor jezelf. Dus wat doe je dan: die ongelukkig stampen of die een mep geven? In het beste geval heb je dan je vijand van het terrein gestampt, maar je vliegt er zelf ook mee af. Je probeert dus verstandiger te zijn, je probeert schijnbewegingen te maken. Ik denk dat je je vijanden moet proberen onschadelijk te maken door ze zo veel mogelijk te negeren en proberen te voorzien wat ze gaan doen.
En wat is de mooiste schijnbeweging die u ooit gemaakt hebt?
JANSSENS: Bij de hele discussie over het burgemeesterschap in 2003 beweren dat de VLD maar de burgemeester moest leveren. Het was natuurlijk ook gevaarlijke bluf. Mensen die niet op het speelveld stonden, hadden die schijnbeweging wel gezien. Alleen zij die in het gevecht zaten, hadden het niet door.
U sprak onlangs uw goedkeuring uit toen uit rechtse kringen het voorstel kwam van een rechtse frontvorming.
JANSSENS: Mensen hebben mij al verweten dat dat een schijnbeweging is. Ik beschouw het niet als een ernstig voorstel. Daarom kan men mijn reactie ook niet als een ernstige reactie beschouwen.
Het grootste probleem in Antwerpen is vandaag, dat men al sinds ’94 mentaal bezig is met de stad op te delen in 2/3 voor of 1/3 tegen het Vlaams Blok. Het is ook niet mijn bedoeling in Antwerpen een groot links blok te gaan stichten. Het laatste wat Antwerpen nu nodig heeft, zijn grote blokken die continu met elkaar in zwaar ideologisch debat gaan.
Men heeft u verweten dat u voor televisie wel meespeelt met fictiereeksen als ‘Kaat en Co’, maar dat in politiek debat treden met Dewinter te veel gevraagd is.
JANSSENS: Woestijnvis wilde gedurende een heel lange periode, mijzelf en Filip Dewinter volgen om er dan later, naar ik aanneem, een soort ‘leven zoals het is’ van te maken. Ik wil ten eerste het conflict in Antwerpen verkleinen. En ten tweede, je mag mij zelfs machiavellistisch noemen: waarom zou ik meespelen in een spel dat Filip Dewinter ten goede komt? Waarom zou Coca-Cola meedoen aan het gevecht met Pepsi Cola en daardoor Pepsi Cola nog belangrijker maken dan het is? Want dat is het: Filip Dewinter leeft van dat conflict. Ik leef niet van dat conflict. Ik probeer wel een burgemeester te zijn die boven die partijen staat en zo wil ik ook naar de verkiezingen gaan. Waarom zou ik mij definiëren als – en bijdragen tot dat beeld van – een anti-Filip Dewinter? Ik ben niet de anti-Filip Dewinter. Waarom zou ik de anti-Filip Dewinter zijn?
Wanneer er een internationale journalist van een van de meest gerenommeerde zenders of kranten zonder een goede voorbereiding in Antwerpen staat, moet er plots iets gemaakt worden over het migrantenthema. Je kunt ervan op aan dat het een reportage wordt die moet bijdragen tot de karikaturale clichévorming van Antwerpen als een soort Belfast. Ik wil niet verschijnen in buitenlandse tv-uitzendingen waar men doet alsof het hier de Gazastrook is en de volgende burgemeester Filip Dewinter zal zijn. Daar doe ik niet aan mee.
Detiège gaf u bij uw aantreden de raad mee om liever te zijn voor de oude militanten. U lag erg moeilijk in die kringen. Bent u wat liever geworden?
JANSSENS: Niet voldoende. Het zal schokkend voor hen zijn, maar door hen aanvaard te worden is nooit mijn eerste doelstelling geweest. Ik wilde dingen veranderen. De mensen die in een politieke partij overblijven nadat ze van in de 30 procent tot 13 procent is teruggevallen, zijn niet diegenen die uit zijn op verandering. Dat zijn diegenen die nooit zullen weggaan. Zij zijn als de supporters van Beerschot die toen ze in vierde speelden, niet wilden dat er werd gefuseerd om weer in eerste klasse te kunnen spelen.
Zowel Leona Detiège als Kathy Lindekens hebben een boek geschreven waarin ze uw gedrag analyseren net voor u burgemeester werd. Hebt u zich bewust als witte ridder gedragen om de burgemeesterssjerp binnen te halen?
JANSSENS: (Stilte) Na het lezen van zowel het boek van Kathy als van Leona, had ik meteen het gevoel dat wat ze schrijven waar is vanuit hun positie. Hoewel hier en daar wat zout op een wonde wordt gestrooid, vind ik het in de twee gevallen een authentieke en loyale beschrijving van wat er gebeurd is. Maar hun positie is niet de mijne. Of ik mij dan als een witte ridder geprofileerd heb? Als de vraag is: heb je bewust die strategie uitgewerkt om burgemeester te worden, dan zeg ik: dat is echt niet waar. Ik vind van mezelf dat ik integer ben. Ik vind dat er in Antwerpen meer opmerkingen moesten worden gemaakt over integriteit. Ik heb altijd gevonden dat dat op een bepaald moment eens moest gebeuren. Ik heb een fout gemaakt door de manier waarop ik over de Decaux-affaire heb geïnterpelleerd. Maar het script op dat moment was echt niet van: hoe word ik burgemeester of hoe wil de partij dat ik burgemeester word. Het is manifest onwaar dat het zo voorzien was dat ik de burgemeesterrol zou overnemen in de loop van de rit. Het was zeker voor mij niet de bedoeling.
Vanaf wanneer wist u dat u het roer in Antwerpen zou overnemen?
JANSSENS: Vanaf het moment dat het college zijn ontslag gegeven heeft. Omdat ik ook niet zag wat de andere uitkomst was dan zelf burgemeester te worden. Ik denk dat het op dat moment onvermijdelijk was. Ik ben naar die functie toe gezogen.
Zag u dat als een ridderlijke daad?
JANSSENS: Ik beschouwde het als een plicht. Op zulke momenten moet je niet beginnen na te denken over het feit of het je goed uitkomt of niet. Ik was op dat ogenblik vier jaar voorzitter van de SP.A geweest. De federale verkiezingen kwamen eraan. Het was het moment waarop we langs de kassa gingen passeren.
Die overstap is best risicovol geweest. Nu nog natuurlijk. Voor hetzelfde geld is mijn politieke loopbaan volgend jaar in oktober voorbij. Terwijl als ik voorzitter was gebleven met het schitterende resultaat dat we toen in 2003 hadden…
Het was geen schijnbeweging?
JANSSENS: Zeker niet.
Hebt u toen menselijke fouten gemaakt?
JANSSENS: Natuurlijk. Ik heb niet altijd duidelijk gemaakt waarom ik bepaalde dingen deed. Ik denk dat ik in die periode toch wat ongevoelig geweest ben voor een aantal mensen. Dat merk ik ook in het boek van Kathy. Wij hadden zeker goed samengewerkt voordien. Als ik nu haar boek lees, begrijp ik dat zij op dat moment absoluut niet begreep wat er aan de hand was. Op zulke crisismomenten is er een vorm van bewustzijnsvernauwing bij iedereen. Dat werd hier echt een arena voor iedereen. Daar werden wonden geslagen.
Kan men vriendschapsbanden zomaar doorknippen in de politiek?
JANSSENS: Maar vriendschapsbanden…
U hebt Kathy toch gecoacht.
JANSSENS: Ik heb uitdrukkelijk Kathy gevraagd om naar Antwerpen te komen en ervoor gezorgd dat zij schepen van Onderwijs werd.
Vanaf wanneer stopt voor u dan de zorgzaamheid voor elkaar in de politiek?
JANSSENS: Vanaf het moment dat mensen weg zijn eigenlijk. Het is een fout die ik nog gemaakt heb, niet alleen in de politiek. Eens de bladzijde wordt omgedraaid, is het gedaan.
Menselijk beschouwd is dat niet netjes. Mijn privé-leven is altijd erg gescheiden geweest van mijn professioneel bestaan. Dat heeft met mijn opvoeding te maken, als zoon van de beenhouwer.
Je had aan de ene kant de winkel waar grote openheid heerste voor iedereen die er binnenkwam. Daar was het van: hoe meer volk hoe liever, hoe beter de relaties hoe plezanter. Al wat ge wilt. Maar aan de andere kant was er het woonhuis, daar kwam niemand binnen. Ik ben zo opgegroeid. Als iemand op een bepaald moment naar een andere winkel ging, zag je die ook niet meer. Het is bij mij altijd blijven spelen.
In de verschillende sectoren waarin ik gewerkt heb, denk ik dat ik een goede verbondenheid had met de mensen. Maar vanaf het moment dat die samenwerking stopte, stopte de relatie.
In die dertig jaar professioneel leven zijn daar maar weinig uitzonderingen op. Ik kan ze hooguit op een hand tellen, de gevallen waarin een persoonlijke relatie de professionele overleefde. Ik kan op dit moment niet zeggen of er in de politiek een persoon is waar zo’n persoonlijke vriendschap mee gegroeid is, dat die de dag dat ik helemaal zou stoppen met politiek of de andere ermee kapt, zou overleven. Ik weet het niet. Uit mijn academische carrière die toch zes jaar geduurd heeft, is alleen de vriendschap met Bea Cantillon gebleven. En voor de rest… bij BBDO, Willy Coppens, mijn creatief directeur, maar die zie ik maar twee keer per jaar. Vriendschap is iets zeer schaars. Zo ben ik opgegroeid.
U zult het weten. In machtsposities heeft een mens altijd een netwerk nodig van mensen die hem steunen. Is uw netwerk in de politiek stevig genoeg?
JANSSENS: Voor wat ik nu nodig heb vandaag wel. Of het er echt zal zijn op het moment van de waarheid wanneer ik het nodig heb, weet ik niet. Ik heb het gevoel van wel. Ik probeer mij te omringen met een groep mensen die gelijkgestemd zijn en dezelfde doelstellingen nastreven.
Maar dat is niet het soort netwerk dat iemand als Jean-Luc Dehaene had bijvoorbeeld.
Als netwerk wil zeggen: wie zit er in mijn gsm die ik kan bellen om op moeilijke momenten dingen geregeld te krijgen of te bespreken… Tja, dan denk ik dat dat bij mij op dit ogenblik nog altijd veel zwakker is dan dat je zou kunnen verwachten als burgemeester van Antwerpen die partijvoorzitter is geweest. Ik ben daar minder bewust mee bezig geweest. Het netwerk dat ik heb is veel meer het resultaat van mensen die ik de voorbije vijf, zes jaar nodig had om de doelstellingen te realiseren die ik op dat moment had.
Met wie voelt u het meeste verwantschap binnen de SP.A? Wie is uw kompaan door dik en dun?
JANSSENS: Johan Vande Lanotte. In tegenstelling misschien tot het beeld dat van hem bestaat, voert hij een politiek vanuit de buik en is hij integer en loyaal. Hij is erg emotioneel gedreven maar evengoed gedreven op het resultaat. Hij is iemand waarvan ik zeker weet dat ik er altijd op kan rekenen. En die ook op mij kan rekenen. Hij zal mij niets vragen wat ik niet kan, niet wil of niet mag.
Voor wie moet u het meeste oppassen?
JANSSENS: Zo’n naam outen zou betekenen dat ik hem of haar als totaal machteloos beschouw.
Anna Luyten
‘Het laatste wat Antwerpen nu nodig heeft, zijn grote blokken die continu met elkaar in zwaar ideologisch debat gaan.’
‘Ik wil niet verschijnen in buitenlandse tv-uitzendingen waar men doet alsof het hier de Gazastrook is.’