Artsen Zonder Grenzen België levert in West-Afrika in z’n eentje een ongelijke strijd tegen het ebolavirus. Directeur Christopher Stokes rukt zich de haren uit het hoofd wanneer hij de internationale onverschilligheid ziet. ‘Mensen moeten wegsturen en wéten dat ze zullen sterven: het is om gek van te worden.’

De Britse directeur van Artsen Zonder Grenzen België, moet er zelf om grinniken. Welke automobilist zou aan ebola denken als hij door de anonieme Dupréstraat in Jette rijdt? Laat staan dat hij zou beseffen dat van hieruit de oorlog tegen de epidemie in West-Afrika wordt gevoerd? ‘Dit gebouw is het zenuwcentrum van de hele campagne’, zegt Christopher Stokes, die op het punt staat om naar de Liberiaanse hoofdstad Monrovia af te reizen. ‘Vanuit deze kantoren hebben we al vijf isolatiecentra in Guinee, Liberia en Sierra Leone opgezet, samen goed voor 400 bedden. Wij zijn de énige hulporganisatie die patiënten opneemt en behandelt.

Stokes wil zich niet op de borst kloppen, het monopolie stemt hem allesbehalve vrolijk. Al maandenlang roept AZG dat de ebola-epidemie uit de hand loopt. De ziekte brak begin dit jaar uit in het zuiden van Guinee, en breidde zich snel uit naar de buurlanden Liberia en Sierra Leone. Vooral Monrovia is zwaar getroffen, wat de voorbije dagen apocalyptische beelden opleverde van strompelende terminale patiënten die als pestlijders paniek zaaien op drukke marktpleinen. De herhaalde noodkreten van AZG, bijgetreden door de autoriteiten van de getroffen landen, hadden tot dusver bitter weinig effect. Extra middelen en versterking bleven uit, en dus trok AZG vorige week aan de noodrem. In een toespraak voor de Verenigde Naties in New York riep internationaal voorzitter Joanne Liu de lidstaten op om desnoods militaire teams te sturen om de epidemie een halt toe te roepen.

Is het werkelijk zo dramatisch? Vorige woensdag telde de Wereldgezondheidsorganisatie 3500 besmettingen en 1900 overlijdens. Ik wil niet cynisch klinken, maar valt dat niet mee na zeven maanden epidemie?

CHRISTOPHERSTOKES: Dat maken we onszelf wijs. In de WHO-statistieken tellen alleen de bevestigde besmettingen, patiënten dus die in een van onze centra werden geregistreerd. Het echte cijfer ligt wellicht drie tot vier keer hoger, want de meeste zieken raken nooit in onze centra en sterven thuis. De epidemie woedt ook op het platteland, en niemand weet hoeveel doden daar vallen. In Monrovia is de toestand catastrofaal, in onze kliniek tellen we nu al negentig doden per dag. En dan moet je weten dat ons centrum maar een paar uur per dag open is door capaciteitsgebrek, ook al hebben we de isolatieafdeling intussen al tot 235 bedden uitgebreid. Dat is onze grootste frustratie: we roepen patiënten op om zich te melden voor opname zodat ze hun omgeving niet besmetten, maar als ze dan komen moeten we ze vaak wegsturen omdat er geen bedden vrij zijn. Dan zie je ze afdruipen, terug naar hun dorp of wijk waar ze thuis sterven en anderen besmetten. Het is om gek van te worden.

Normaal gezien volg je bij ebola een driestappenplan. Detecteren, isoleren en vervolgens contact tracing, nagaan met wie de patiënt recent contact heeft gehad om ook die mensen te controleren en desnoods te isoleren. Daar komen we helemaal niet aan toe, we worden overrompeld.

En toch. Vergeleken met het aantal malariadoden die jaarlijks in Afrika vallen, is ebola maar een klein probleem.

STOKES:(zucht) Dat hoor ik voortdurend. Natuurlijk zinken 1900 doden in het niet bij de honderdduizenden die jaarlijks aan malaria of aan de gevolgen van ondervoeding sterven. Maar wie het zo eng bekijkt, heeft er niets van begrepen. Malaria en ondervoeding zijn niet besmettelijk, dát is het grote verschil. We kampen met een epidemie die niet alleen mensen wegmaait, maar ook een gigantische sociale en economische impact heeft. De drie getroffen landen hebben sowieso een fragiele gezondheidsinfrastructuur, en die wordt nu helemaal van de kaart geveegd. West-Afrika heeft geen enkele ervaring met ebola, waardoor dokters en gezondheidswerkers de ziekte eerst niet herkenden. Hoge koorts, onbedaarlijk beven? Malaria, dachten ze. Begrijpelijk, want de eerste symptomen zijn haast identiek. Precies daarom zijn er zo veel gezondheidswerkers gestorven. Stel je voor: de helft van de besmette patiënten tijdens de eerste weken van de epidemie in Liberia waren dokters, verplegers en kaderleden van het ministerie van Volksgezondheid. In Monrovia, een stad met evenveel inwoners als Brussel, zijn intussen alle ziekenhuizen gesloten, het medisch personeel is dood of op de vlucht geslagen. Gevolg: slachtoffers van een verkeersongeval worden niet meer geholpen, bevallingen met complicaties lopen fataal af. En ja, er sterven meer mensen dan ooit aan malaria of hiv omdat ze geen medicatie meer krijgen. Die 1900 officiële eboladoden zijn dus maar het topje van de ijsberg. Ook de economie ligt op apegapen. Grenzen gaan dicht, handelsstromen drogen op, waardoor de markten niet meer bevoorraad raken. Als we niet snel ingrijpen en de keten van besmetting doorbreken, gaan die landen in complete chaos ten onder.

Wat moet er gebeuren?

STOKES: De capaciteit uitbreiden! Het isolatiecentrum in Monrovia is met 235 bedden het grootste ooit, maar we plannen nu al een uitbreiding tot 400 bedden. Zelfs dat zal niet volstaan, we hebben minstens 800 à 1000 bedden nodig. Bij een ebolabesmetting is er maar één juiste strategie: vanaf dag één overdimensioneren. Heel veel isolatiebedden zetten, en afbouwen naarmate de epidemie afneemt. Maar hier gebeurt precies het tegenovergestelde. Terwijl de epidemie als een bosbrand voortraast, wordt de isolatiecapaciteit maar mondjesmaat uitgebreid.

Wij zitten als hulporganisatie aan ons plafond. Het Amerikaanse Center for Disease Control en de WHO nemen de laboratoriumtests voor hun rekening, maar met de patiënten staan we helemaal alleen. Tachtig procent van de bedden in de vijf centra werd door ons geleverd, de rest door de respectieve autoriteiten. We hebben al driehonderd medewerkers gestuurd, mensen van AZG België en AZG International. We zouden er meer willen sturen, maar onze wervingsreserve is uitgeput. Vandaar de oproep aan de Verenigde Naties. Het is niet de bedoeling om gewapende troepen te sturen, maar heel wat lidstaten hebben de capaciteit in huis om ons bij te springen. Denk aan de civiele bescherming of aan gespecialiseerde legereenheden die al sinds de Koude Oorlog worden getraind in chemische of biologische oorlogsvoering. Medische specialisten zijn er genoeg, we hebben vooral mensen nodig die weten hoe ze een isolatiepak moeten aantrekken en hoe zich in moeilijke omstandigheden te beschermen.

Daarnaast moet ook de logistieke en organisatorische capaciteit dringend worden opgekrikt. Transport is een nachtmerrie, en onze grootste vrees is dat de luchthavens helemaal dicht gaan, waardoor we geen mensen of materiaal meer kunnen invliegen. Het was nu al een heksentoer om een vlucht naar Monrovia te boeken. Air France en British Airways hebben al hun vluchten naar ebolalanden geschrapt, alleen Air Maroc en SN Brussels vliegen nog. We plegen constant overleg met SN Brussels, een maatschappij met een sterk engagement in Afrika. Onze experts hebben hen uitgelegd hoe ze moeten reageren als een passagier tijdens een vlucht ziek wordt, zodat ze de risico’s realistisch kunnen inschatten.

Bij rampen komt er meestal een wedren tussen hulporganisaties op gang. Waarom moet het hier allemaal zo lang duren?

STOKES: Het is onbegrijpelijk. Van in het begin hebben we aan de alarmbel getrokken. Dit is geen uitbraak zoals de vorige, toen het virus in afgelegen regio’s in Congo opdook. Deze uitbraak deed zich voor in een grensgebied, een kruispunt van handel en verkeer. Er werd niet geluisterd, ook niet door de lokale autoriteiten. Zeker in Guinee werd het probleem eerst ontkend en daarna geminimaliseerd. Om politieke redenen: de regering in Conakry was vooral bezorgd dat de grenzen zouden sluiten en de buitenlanders uit de mijnindustrie zouden weglopen. Maar ook de WHO is erg laat wakker geschoten, de organisatie heeft pas begin augustus de stap gezet om ebola tot een bedreiging voor de internationale volksgezondheid uit te roepen. Beter laat dan nooit natuurlijk, en de WHO heeft intussen met onze inbreng een actieplan opgesteld. Het ligt er nu al een kleine maand, maar het is nog altijd wachten op kandidaten om het uit te voeren.

Hoe komt dat toch?

STOKES: Er is zeker geen gebrek aan media-aandacht, ebola spreekt tot de verbeelding. Jammer genoeg om de verkeerde redenen. We zijn geobsedeerd door de risico’s voor onze eigen landen, terwijl die met onze medische infrastructuur verwaarloosbaar zijn. Neem nu de heisa vorige week toen een van onze medewerkers in het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis werd opgenomen. Louter preventief, er was niets aan de hand, maar het heeft ons vele kostbare uren aan crisiscommunicatie gekost. Het gevaar zit echt niet aan onze kant, we moeten ebola in West-Afrika bestrijden.

Misschien moet er in Europa of Amerika een slachtoffer vallen om de hulp op gang te brengen…

STOKES: Ik vrees voor een averechts effect, het zou er wellicht toe leiden dat men de getroffen landen volledig gaat isoleren. Dat hoor je nu al: afgrendelen en de epidemie zal vanzelf uitdoven. Maar dat is het domste wat je kunt doen! Als men de grenzen sluit, gaan mensen clandestien reizen en deint de besmetting zonder enige controle verder uit. Een massale inspanning om de vicieuze besmettingsketen te doorbreken, dát is wat er dringend moet gebeuren. Nu al spreken we van een worstcasescenario. Een ebola-epidemie in drie landen, voor het eerst in de geschiedenis ook in een grootstad. Maar het kan altijd nog erger. Wat als de epidemie straks naar een megapolis zoals Lagos overslaat? Er was al een geval: een besmette passagier die vanuit Liberia was ingevlogen en ziekenhuispersoneel heeft besmet. Gelukkig is daar alert op gereageerd. Men wist wie patient zero was, en met wie hij contact had gehad. Toch maken we ons grote zorgen, want ook in het westen van Nigeria hebben zich al enkele verdachte besmettingen voorgedaan. De uitbraak in Congo vorige maand staat daarentegen los van de epidemie in West-Afrika. Stom toeval.

Waarom steekt alleen AZG België zijn nek uit?

STOKES: Binnen AZG is België altijd het referentiecentrum voor ebola geweest. Ook bij vorige, kleinere uitbraken hebben we van hieruit teams uitgestuurd, en we hebben permanent twee à drie dokters rondlopen die zich in het virus specialiseren. Maar de echte verklaring ligt daar niet. Ik draai al twintig jaar mee in dit wereldje. De conflicten in Rwanda, Oost-Congo en Kosovo hebben de noodhulpcapaciteit naar een piek gevoerd, maar daarna is het bergaf gegaan. Ngo’s zijn steeds meer op ontwikkelingshulp gaan focussen, ten koste van hun crisiscapaciteit. Artsen Zonder Grenzen is de enige organisatie die de omgekeerde beweging heeft gemaakt, noodhulp is meer dan ooit onze specialiteit. We hebben onze interne opleiding ebolabestrijding uitzonderlijk opengesteld voor andere hulporganisaties, in de hoop dat ze zelf in West-Afrika isolatiecentra zouden oprichten. Een aantal externe dokters heeft de opleiding gevolgd, maar ze werden nog niet uitgestuurd. Als het erop aankomt, blijkt dat hun organisatie onvoldoende middelen of logistieke knowhow heeft om ginder zelf te ontplooien.

Hoe zwaar is het werken in een ebolakliniek?

STOKES: West-Afrika kent maar één klimaat: heet en extreem vochtig. Dat is lastig als je zoals onze mensen vacuüm verpakt zit onder een dubbele laag plastic. Elke beweging vreet energie, elke handeling vergt uiterste concentratie. Een simpel prikje geven, dat moet altijd met twee. De ene hanteert de spuit, de andere kijkt toe of er niets fout gaat. De kleinste perforatie van het isolatiepak kan al dodelijk zijn. Langer dan een uur, maximaal anderhalf, houdt niemand het vol. Een van onze dokters vertelde me dat ze na iedere sessie tot haar enkels in het zweet staat. Wij noemen dit een no touch-missie: ook buiten dienstverband is fysiek contact verboden tussen medewerkers. Groeten mag, handen schudden is uit den boze. Heel veel tijd gaat op aan het zich aan- en uitkleden, handen wassen en andere hygiënische voorzorgsmaatregelen. Ik ben best trots op ons team. Nog geen enkele besmetting, terwijl we toch al een half jaar bezig zijn en al driehonderd medewerkers hebben uitgestuurd die in het hart van de epidemie werken en verblijven. Op de isolatieafdeling liggen de bevestigde besmettingen, patiënten in de laatste fase van de ziekte van wie alle lichaamsvochten krioelen van het virus. Voor die mensen kunnen we helaas weinig doen, behalve wat hydrateren en pijn bestrijden. De hoge mortaliteit maakt het werk ook mentaal erg belastend.

Zijn de mensen niet bang om zieke verwanten naar jullie klinieken te brengen? De kans is groot dat ze hen niet meer levend terugzien.

STOKES: In het begin leefde die angst wel. Hele dorpen sloegen op de vlucht als onze medewerkers in hun witte pakken verschenen. We hebben een heel team op de been gebracht om te sensibiliseren. Met resultaat: het besef dringt door dat ze hun zieke verwanten toch beter naar onze centra kunnen brengen, omdat de kans groot is dat ze anders zelf besmet worden en sterven. We zijn geen boemannen meer, in Monrovia worden onze medewerkers zelfs als helden beschouwd. We hebben daar een duizendtal lokale medewerkers gerekruteerd. Dat ging verrassend vlot, blijkbaar hebben ze vertrouwen in de bescherming die we bieden. Enkelen zijn toch gestorven, maar het staat zo goed als vast dat ze buiten ons centrum besmet zijn. Na hun werk keren die mensen terug naar hun dorp en hun familie, dat is sowieso een risico in een epidemiezone.

Verwacht u heil van ZMapp, het experimentele medicijn dat met succes aan enkele gerepatrieerde Amerikanen werd toegediend?

STOKES: Het is een interessante ontwikkeling, we onderhandelen met de WHO om experimentele medicijnen te mogen gebruiken. Maar middelen zoals ZMapp zullen de epidemie in West-Afrika niet indijken. Zelfs als ze blijken te werken, blijft er het probleem van de beschikbaarheid. In het beste geval zal het de redding betekenen voor enkele westerse hulpverleners die met een besmetting worden gerepatrieerd. Ik worstel daar zelf mee. Gedurende mijn hele carrière bij AZG heb ik geijverd om de kwaliteitskloof te dichten, Afrikanen hebben evenveel recht op volwaardige zorg als westerlingen. Onze lobbycampagne om de prijzen van hiv-remmers te drukken zodat ze beschikbaar worden in ontwikkelingslanden is daar een illustratie van. Deze epidemie werpt ons terug in de tijd. Als ik de faciliteiten zie die in Europa klaar worden gehouden om een mogelijke ebolapatiënt te verzorgen, dan bloedt mijn hart. De zorg die we in West-Afrika verstrekken, blijft ver beneden onze eigen standaard.

Ebola is niet de enige gesel van onze tijd, oorlogen en conflicten domineren het nieuws. Syrië, Irak, Gaza, Oekraïne, het valt niet bij te houden. Was de humanitaire nood ooit erger dan vandaag?

STOKES: De opeenvolging van crises tijdens de voorbije negen maanden is zonder voorgaande. Uw opsomming is trouwens onvolledig, ik mis Zuid-Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Waarom spreekt niemand daar nog over? Het moet een soort attention deficiency disorder zijn, de belangstelling voor een crisis wordt verdrongen zodra er een nieuwe uitbreekt. Nochtans is de toestand zowel in Zuid-Sudan als in de CAR dramatisch. In beide landen zie je een dodelijke cocktail van politieke en etnisch-religieuze tegenstellingen, versneden met grootschalig banditisme. Voor hulpverleners is het een nachtmerrie. In de CAR weet je bijvoorbeeld nooit wie de checkpoints bewaakt, waardoor het erg moeilijk is om de bevolking bij te staan. De moslims zitten intussen helemaal in de tang, ze kunnen geen kant meer op zonder hun leven te riskeren. Het sektarische geweld in Zuid-Sudan is even gruwelijk, zelfs ziekenhuizen blijven niet gespaard. Vijf van onze hospitalen werden geplunderd en in brand gestoken, op sommige plekken werden ook patiënten vermoord. Sinds het uitbreken van de Arabische Lente is het een trend: medische hulpverlening wordt steeds vaker een doelwit. We hebben het in Libië, Bahrein en recent nog in Gaza gezien, en in Syrië is het schering en inslag.

AZG heeft zich uit Syrië teruggetrokken nadat in januari vijf medewerkers werden gegijzeld. In mei werden ze ongedeerd vrijgelaten. Zijn er plannen om naar Syrië terug te keren?

STOKES: We hebben ons nooit helemaal teruggetrokken, onze Syrische medewerkers zijn op post gebleven. Maar voor buitenlanders blijft het te gevaarlijk. De toestand in Syrië doet me denken aan de eerste Tsjetsjeense oorlog, waar ik mijn debuut als hulpverlener maakte. Ook daar had je die dubbele laag: een conventionele oorlog met zware artillerie die veel slachtoffers maakt en hele wijken verwoest, en daarbovenop een burgeroorlog met aanslagen, liquidaties en ontvoeringen.

Hebt u ervaringen met de Islamitische Staat?

STOKES: Als humanitaire organisatie is onze neutraliteit heilig. Bij een conflict proberen we met alle partijen een dialoog te voeren, dat is de enige manier om bij de burgerbevolking te raken. In Syrië hebben we dus ook contacten met de IS, helaas met weinig resultaat. Je kunt geen hulp bieden in een gebied dat in handen is van een gewapende partij die geen belang hecht aan de gezondheid van de bevolking die ze controleert. Van alle strijdende partijen is de IS de moeilijkste om een rationeel gesprek mee te voeren, heel anders dan pakweg de Afghaanse taliban, die wel belang hechten aan medische hulp. Erger nog, de IS viseert uitdrukkelijk buitenlandse hulpverleners. Ik ben een paar keer in Syrië geweest – in rebellengebied, want de regering liet ons niet binnen. Bij de grens kreeg ik altijd dezelfde raad. ‘Als je wordt opgepakt, zeg dan vooral niet dat je voor een ngo werkt. Zeg liever dat je journalist bent, die laten ze met rust.’ Dat is intussen ook al achterhaald.

DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S TOM VERBRUGGEN

‘Die 1900 officiële eboladoden zijn maar het topje van de ijsberg’

‘West-Afrika is heet en extreem vochtig. Dat is lastig voor een arts die vacuüm verpakt zit onder een dubbele laag plastic. Het zweet staat tot aan zijn enkels.’

‘De helft van de besmette patiënten tijdens de eerste weken van de epidemie in Liberia waren dokters, verplegers en kaderleden van het ministerie van Volksgezondheid.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content