‘NIETS IS ZO BELANGRIJK ALS DAGDROMEN’
De filosoof Peter Bieri schreef onder het pseudoniem Pascal Mercier een internationale bestseller met Nachttrein naar Lissabon. In zijn nieuwe boek Hoe willen wij leven? zet hij zijn levensfilosofie uiteen. ‘De dag dat je beseft dat je het verkeerde leven leidt, is het volstrekt aanvaardbaar dat je afscheid neemt van vrouw en kinderen, ook al weet je dat ze zullen lijden en dat jij met schuldgevoelens zal worstelen.’
De Duits-Zwitserse filosoof Peter Bieri (68), alias romanschrijver Pascal Mercier, woont in een buitenwijk van Berlijn in een mooi huis in het groen, weg van de buren, de straat en de rest van de wereld. ‘Het is geen verlangen van de filosoof of de schrijver in mij om geïsoleerd te leven’, zegt hij. ‘Dat was alleen een strikt persoonlijke wens. Sommige schrijvers en filosofen werken in het geroezemoes van een café: Sartre schreef er bladzijden vol. Natuurlijk sta ik midden in de wereld, maar als ik wil schrijven, moet ik alleen zijn.’
Bieri studeerde filosofie, indologie, klassieke filologie en anglistiek aan de universiteit van Heidelberg en bekleedde als professor filosofie tot 2007 leerstoelen in onder andere Heidelberg en Berlijn. In 1995 debuteerde hij als romancier onder het pseudoniem Pascal Mercier met Perlmanns zwijgen, over een professor taalkunde die een internationaal congres van vakgenoten moet leiden en toespreken, maar niets heeft voorbereid omdat hij van oordeel is dat hij niets meer te zeggen heeft. Bijna tien jaar later brak Bieri alias Mercier internationaal door met de miljoenenseller Nachttrein naar Lissabon, over een leraar die van de ene dag op de andere de drastische beslissing neemt zijn klas vaarwel te zeggen en de nachttrein neemt naar Lissabon, waar hij op zoek gaat naar de Portugese schrijver die hem tot die ingrijpende keuze heeft geïnspireerd.
Als filosoof schreef Peter Bieri onder eigen naam in 2001 het lijvige Het handwerk van de vrijheid, waarin hij stelde dat onze persoonlijkheid niet alleen gevormd wordt door onze genen of de chemie in onze hersenen, maar dat we ook een eigen ‘bewustzijn’ hebben. Nu is er Hoe willen wij leven?, een bundeling van drie lezingen die hij in het voorjaar van 2011 aan de academie van het Oostenrijkse Graz gaf. ‘Wie dit boek leest, krijgt een duidelijk beeld van hoe ik als filosoof in de wereld sta’, zegt hij. ‘De lezer kan er ook mijn manier van denken in ontdekken. Die is heel ambitieus, ver weg van alle dogma’s en regels. Ik probeer al mijn filosofische werk op zo’n manier te schrijven dat de lezer het gevoel krijgt dat hij zelf aan het denken is. Ik heb net een ultradik boek af over menselijke waardigheid. Het zal Eine Art zu leben, Een manier van leven, heten. Ook in die kolos wil ik mensen betrekken in het ‘denken over’, in plaats van te poneren: zo is het en niet anders.’
Is de essentie van uw filosofie dat mensen zichzelf goed moeten leren kennen, zodat ze hun juiste, authentieke levenspad kunnen kiezen?
Peter Bieri: Dat is helemaal juist.
Dat lijkt me geen eenvoudige opgave.
Bieri: Het is inderdaad heel moeilijk. Toch ben ik ervan overtuigd dat iedereen zichzelf écht kan leren kennen. Je ogen sluiten en je concentreren op je innerlijke wereld is niet voldoende, al vormt het er wel een onderdeel van. Elke mens kan leren om aandachtiger te worden en bewust te ervaren wat hij vanbinnen voelt. Net als bij meditatie blok je dan alle externe input af en ga je op zoek naar je eigen bewustzijnsstroom. Maar om jezelf te leren kennen, moet je ook je gedragspatroon leren begrijpen. Dat patroon is niet automatisch zichtbaar voor jezelf. Andere mensen kunnen je daarbij helpen; dat hoeven niet noodzakelijk therapeuten te zijn, het kunnen ook je huisgenoten zijn die je een spiegel voorhouden. Jezelf leren kennen is niet simpel, maar door je leven in eigen handen te nemen, wordt het bestaan wel veel rijker.
Word je er ook gelukkiger door?
Bieri: Ik praat nooit over geluk. Er bestaat een gigantische geluksindustrie, en toch blijft geluk een zeer oppervlakkig concept. Het leven draait niet om geluk, maar om wat belangrijk is, om wat er echt toe doet. De dingen die belangrijk zijn in een leven, dragen niet noodzakelijkerwijze bij aan het geluk. Pijn kan belangrijk zijn, net als teleurstelling. Die ervaringen maken het leven dieper, rijker en interessanter.
Het belangrijkste is dat we een authentiek leven leiden?
Bieri: Authenticiteit is uiterst belangrijk, maar ook uiterst ingewikkeld. Wat onderscheidt een authentieke daad of gedachte van een niet-authentieke? Het lijkt alsof we daar intuïtief snel onderscheid in kunnen maken, terwijl dat vaak niet meer is dan zelfbedrog. Als we op een filosofische manier over authenticiteit beginnen na te denken, merken we snel dat we in feite niet weten waar we het over hebben. Alleen door onze kennis over onszelf op te vijzelen, kunnen we sneller niet-authentieke en authentieke facetten van ons leven op het spoor komen, om zo dichter bij onszelf te komen. Ons leven lang – eerst als kind, later op school, nog later op het werk – absorberen we onbewust allerlei gedragingen die niet van onszelf zijn. Natuurlijk kan een mens een leven lang die patronen reproduceren zonder ooit zijn authentieke zelf te zijn. Maar de prijs die hij daarvoor betaalt, is vervreemding. Alleen zelfkennis kan vervreemding een halt toeroepen. ‘Wat denk ik echt? Wat voel ik echt?’ Ken je Henrik Ibsens toneelstuk Een poppenhuis? Een vrouw voelt zich verstikt in haar conventionele leven en huwelijk. Ze verlaat haar gezin, wordt daarvoor door haar man gestraft, maar ze keert zich tegen hem en zegt: ‘Ik móét mezelf zijn. Ik moet zijn wie ik ben, wat ik voel, wat ik denk. Ik wil zelf oordelen of ik het recht heb om jou en mijn kinderen te verlaten. Ik moet zelf kunnen bepalen wat het is om eerlijk tegenover mezelf te zijn.’
Klopt het verhaal dat een Duitse boekhandelaarster u na een signeersessie vertelde dat haar man na lectuur van Nachttrein naar Lissabon zelf ook de nachttrein nam en voorgoed uit haar leven verdween?
Bieri: Dat is echt gebeurd, ja. ‘Uw boek heeft mijn leven veranderd’, zei die mevrouw nadat het publiek uit haar winkel vertrokken was. Ze had zelf Nachttrein naar Lissabon aan haar man cadeau gegeven. Kijk, het komt altijd op hetzelfde neer: je moet jezelf de vraag stellen: ‘Heb ik tot nu toe geleefd zoals ik wou leven? Of heb ik dingen laten liggen? Heb ik mezelf voorgelogen en moet ik op zoek naar een manier om dat te corrigeren?’
Is die zoektocht naar ‘het authentieke leven’ geen luxefilosofie? Een filosofie voor de elite?
Bieri: Wat is er elitair aan het onderscheid tussen authentiek en niet-authentiek? Tussen jezelf kennen en jezelf niet kennen? Tussen jezelf een rad voor de ogen draaien of op zoek gaan naar je ware ik? Dat is toch wat elke mens tot mens maakt? Toen we dit huis lieten verbouwen, liepen hier vaklui rond, mensen die ver af stonden van de wereld van de boeken. Ze zagen al die boeken hier staan, en vroegen: ‘O mijn god, hebt u die allemaal gelezen?’ Ik heb vaak met hen over zelfkennis gesproken, daarvoor gebruikte ik niet het jargon uit mijn boeken, maar woorden die zij kennen. Elke mens kent het verschil tussen de ervaring om iets te doen omdat het van hem verwacht wordt en de ervaring om iets te doen omdat hij het zelf wil. Het kan een grote opluchting zijn om je zin te doen, in plaats van de conventionele, platgetreden paden te volgen. ‘Nu spreek ik. Ik volg mijn eigen stem.’ Dat is toch niet elitair?
Wat als iemands eigen stem zeer gewelddadig is?
Bieri: Dan nog is en blijft het zijn eigen stem. Hij zal dat dan moeten erkennen en aanvaarden. Hij zal ook de aard en de inhoud van het geweld moeten leren begrijpen. Tegen wie of wat richt zijn gewelddadigheid zich? Niemand is van nature gewelddadig; er is altijd een reden waarom geweld iemands leven begint te domineren. Die man of vrouw zal de oorzaken moeten leren kennen, om vervolgens zijn of haar eigen stem in balans te brengen met de morele en conventionele regels die een maatschappij vormgeven.
De morele en conventionele regels blijven gelden?
Bieri: Ja, maar niet allemaal. Conventionele regels rond huwelijk, vriendschap of trouw tellen niet meer mee. Het zou best kunnen dat jij op een dag tot de ontdekking komt dat je alleen maar een authentiek leven kunt leiden door je huwelijk op te blazen. ‘Ik weet dat de goegemeente het niet zal appreciëren als ik vrouw en kinderen in de steek laat, maar als ik eerlijk ben met mezelf moet ik hen vaarwel zeggen.’ Het kan zelfs zijn dat jouw eigen stem radicaal ingaat tegen de geldende wetten, en dat je in de gevangenis kunt belanden door je authentieke zelf te volgen. Je zult daar dan best op een pragmatische wijze mee omgaan, al was het maar om te kunnen overleven. Maar dat is geen verplichting. Zodra je ervan overtuigd bent dat je het echte leven gemist hebt, kun je alsnog je eigen weg beginnen te volgen en de consequenties van je daden aanvaarden. Op dat moment is het volstrekt aanvaardbaar om afscheid te nemen van je gezin, ook al weet je verdomd goed dat vrouw en kinderen daaronder zullen lijden en dat jij met schuldgevoelens zult zitten. In Kramer vs. Kramer laat Meryl Streep haar man Dustin Hoffman en hun zoontje in de steek. Later in de film zegt ze: ‘Ik moest het doen om mijn eigen ziel te redden.’
Klinkt dat niet heel egocentrisch?
Bieri: Dat is ook zo, alleen zijn er verschillende interpretaties van egocentrisme mogelijk. De amorele interpretatie is dat je volledig op je eigen belangen gefocust bent, zonder acht te slaan op de belangen van anderen. De perfecte illustratie daarvan is de kerel die een kind dood rijdt, vluchtmisdrijf pleegt en zijn bumper laat uitblutsen en herschilderen. Egocentrisme kan ook zijn dat je in aanraking komt met wat je echt voelt, met je echte wil en je eigen emotionele identiteit. Die ‘ontdekking’ kan in conflict komen met wat mensen van je verwachten. Natuurlijk heb je de verwachtingen van anderen ook zelf in stand helpen houden door er heel de tijd naar te leven. Als je er dan voor kiest om je innerlijke stem te volgen, lijkt een drama onvermijdelijk.
Waarom bent u filosoof geworden?
Bieri: Omdat ik nooit geïnteresseerd geweest ben in de buitenwereld. (lacht) Al heel vroeg ontdekte ik de wereld van de verbeelding in romans. Als jongen van tien woonde ik met mijn ouders in een voorstad van Bern. Om zeven uur ’s morgens gingen de voordeuren van alle huizen open. Mannen met grijze hoeden stapten naar buiten en vertrokken met de bus naar hun werk. Telkens wanneer ik die stroom van grijze heren zag passeren, wist ik dat ik nooit zo’n leven wilde leiden. Dus ontsnapte ik in de boeken van Karl May. Ik las zo veel dat mijn ouders zich zorgen begonnen te maken. Ik wou Old Shatterhand of Winnetou worden. Midden in de zomer, in augustus, sloot ik overdag alle luiken, stak de lamp aan en begon te lezen.
In de zestiger jaren ontdekte ik die prachtige Franse zwart-witfilms met acteurs als Jean Gabin, Alain Delon, Brigitte Bardot… Ik zag die films niet één keer, maar vier keer. Het werd zo erg dat ik geld begon te stelen uit de portemonnee van mijn moeder. Ik was een echte filmjunkie en bereid om elke wet te breken om toch maar naar de cinema te kunnen gaan. Ik was verslaafd aan die fantasiewereld, waar het leven zoveel intenser was dan in het doordeweekse gezin waar ik opgroeide.
Bent u nu nog steeds dat jongetje van toen?
Bieri: Ja. Natuurlijk lukt het me om te overleven in de werkelijke wereld, maar die heeft eigenlijk nooit meegeteld. Wat wel telde, waren mijn boeken. Tijdens mijn scholierentijd raakte ik verslaafd aan vreemde talen. Ik leerde Latijn, Grieks en Hebreeuws. Mijn leraar Grieks verdiepte zich in Sanskriet en hij had een compagnon nodig om hem te overhoren. Dat werd ik dus. Elke middag tussen twaalf en twee spraken we af in een café. We hadden een stapeltje papieren bij ons en op elk papiertje stond een ingewikkelde zinsconstructie uit het Sanskriet. We spraken Sanskriet met elkaar zoals de monniken Latijn spraken.
Ik was geen excentrieke jongeman, maar een stille, bleke jongen die niet erg goed was in het benaderen van meisjes. Ik was zwak in wiskunde, maar een bolleboos in alle andere vakken. Ik was uiterst gedisciplineerd, werkte hard en las de hele dag door. Ik wou kennis verzamelen over de dingen die er in het leven toe doen. Over wat betekenis heeft en wat niet. Ik werd een expert in Indische religie en boeddhisme. Ik wou de heilige teksten lezen, net als een monnik.
Omdat u hoopte daar zin in te vinden?
Bieri: Ja, want die teksten behandelen de Grote Vragen. Op mijn veertiende begreep ik niet hoe mensen hun dagen konden vullen met triviale dingen. Ik vond dat een gigantisch tijdsverlies. Ik las over de ashrams in India en over mensen die hun familie vaarwel zeggen, de bergen intrekken om daar de rest van hun leven mediterend door te brengen. Ik vond dat zo fascinerend dat ik besloot filosofiestudent te worden. Aan de universiteit van Heidelberg kreeg ik les van briljante professoren en ik wou op hun niveau komen. Ik werd een zeer ambitieuze student. Ik ontdekte snel dat ik dankzij al die voorgaande jaren van intensief lezen veel verder stond dan mijn medestudiegenoten. Zo heb ik het uiteindelijk zelf tot professor filosofie geschopt. (lacht)
Waarom duurde het daarna tot uw 45e voor u romanschrijver werd?
Bieri: Tegen dan had ik elke zin van Max Frisch gelezen; sommige van zijn werken kende ik vanbuiten. Ik werd een lezer van Joseph Conrad, Georges Simenon, Gustave Flaubert… Maar al die tijd leefde ik in een kleinburgerlijk milieu. Het hoorde niet om daar bovenuit te stijgen. ‘Wij zijn de kleine mensen. Grote schrijvers zoals Thomas Mann leven in een andere wereld die niet voor ons toegankelijk is.’ Die sfeer was zo krachtig en allesbepalend dat ik er voor mijn veertigste niet eens aan dacht om zelf romans te gaan schrijven.
Als professor leidde ik een onderzoeksgroep rond de hersenen en het denken, en beheerde ik miljoenen om internationale conferenties te organiseren waarop ik alle autoriteiten uit mijn vakgebied kon uitnodigen. Erg slim hoefde je daar niet voor te zijn. In vergelijking met schrijven, stelde dat niets voor. Ik vond het eerlijk gezegd een leeg leven, ook al ontmoette ik briljante geesten en leerde ik alles over de werking van onze hersenen. Na een paar jaar was ik erop uitgekeken en begon ik me te vervelen. De lezer van Karl May in mezelf voelde zich verdrukt. In de late jaren tachtig werd ik een jaar vrijgesteld om een academisch boek te schrijven. In plaats daarvan reisde ik samen met mijn vrouw naar Venetië. Dat was mijn eerste kleine verzet tegen de academische wereld. Ik voelde me zo ontzettend schuldig, maar tezelfdertijd was het ook zo fijn. (lacht) Het was november, koud, mistig, grijs; het was fantastisch. We stapten naar een café op het San Marcoplein, er zat een vrouw achter een bewasemde ruit en met een leren handschoen in haar hand wreef ze de damp weg zodat ze naar buiten kon kijken. Ik zag dat beeld en het leek alsof ik wakker geschud werd. In de roman Die Rote van Alfred Andersch komt exact dezelfde scène voor. Terug thuis heb ik die roman meteen herlezen. Toen besefte ik: dit kan ik ook.
Veel mannen van halverwege de veertig kopen een motor of nemen een nieuw lief. U werd Pascal Mercier en schreef uw romandebuut?
Bieri: Exact. Ik publiceerde mijn debuut onder een schuilnaam omdat ik mezelf wilde beschermen. Als je als professor in Duitsland romans begint te schrijven, begeef je je op een gevaarlijk pad. Dan krijg je van je collega’s te horen: ‘Hij is gestopt met ernstig te zijn.’ Afhankelijk van hoe succesvol je bent, komt daar na verloop van tijd ook jaloezie bij. Een professor die romans begint te schrijven, stuurt het signaal naar zijn collega’s dat het academische leven niet volstaat. Die collega’s vragen zich dan af of ook zij een inhoudsloos leven leiden. Daarom schreef ik mijn roman Perlmanns zwijgen als Pascal Mercier. Toen journalisten van Der Spiegel na de publicatie van mijn debuut in 1995 ontdekten wie er achter Mercier schuilging, vroegen ze heel beleefd of ze dat mochten onthullen. Uiteindelijk ging ik akkoord. Tot mijn grote verbazing kreeg ik toen veel positieve reacties van collega-professoren.
Met uw derde roman Nachttrein naar Lissabon werd u wereldwijd een zeer succesvol schrijver.
Bieri: Ik wist niet goed wat ik moest aanvangen met al dat applaus. Het leek alsof het niet voor mij bestemd was. Dat is tot nu zo gebleven. Door dat internationale succes zit ik tijdens al die boektournees tijd te verlummelen in treinstations of op luchthavens. Heel vaak denk ik dan: waarom doe ik dit toch? Ik had nu rustig thuis kunnen zitten schrijven of dagdromen. Dagdromen is geen tijdverspilling, integendeel, het is de allerbelangrijkste menselijke bezigheid. Want door te dagdromen, komen we heel dicht bij wie we echt zijn.
DOOR JAN STEVENS