Dat er rond het Brusselse CVP-parlementslid Brigitte Grouwels al een paar weken een dispuut suddert, komt alleen door de nieuwsschaarste van de komkommertijd. Het gaat erom dat Grouwels een artikel heeft geschreven in een blaadje dat thuishoort in de extreem-rechtse periferie. Secessie, zo heet het, komt uit de hard-rechtse hoek waarin pathologisch antibelgicisme, anti-Franse paranoia en economisch egoïsme volstaan als argumenten om Vlaanderens onafhankelijkheid te bepleiten.
Met dat gedachtegoed heeft ex-minister Brigitte Grouwels niets te maken. Toch staat zij nu ook in dat blaadje te blinken, met iets tegen de Lambermontakkoorden. Intellectuele collaboratie, vond De Morgen – terecht. Grouwels is vooral de zoveelste in de rij die aangeeft hoe moeilijk de CVP het heeft met haar oppositierol. Ze denkt immers weleens dat alle hout goed is om pijlen van te maken, al hoeft een partij van stand als de CVP zich toch niet tot álles te verlagen.
Over het geval-Grouwels wordt dus het best niet te veel theater verkocht. Straks dreigt nog het misverstand dat Secessie, een blaadje waarvan tot nu toe niemand had gehoord, dan toch iets van belang zou zijn, quod non. Dat belet niet dat sommigen van Grouwels’ politieke opponenten inmiddels al de grote principes en de hoge woorden bovenhalen. Daar komt gegarandeerd slechte cinema van, alleen bedoeld om de eigen rechtgeaardheid te onderstrepen. Zucht.
Grouwels maakt het er ook wel een beetje naar. Zo vindt ze dat ze zich niet moet neerleggen bij ‘de politieke correctheid’. Dat had ze niet moeten zeggen. Ze heeft alleen gelijk in de mate dat politieke correctheid geen excuus is om de eigen mening aan anderen te delegeren, om een modieus discours slaafs na te praten of om Flaubertiaanse idées reçues aan te kleven, kortom, voor hersenloosheid. Want het spreekt toch vanzelf dat het altijd nuttig is om zich een eigen, goed gefundeerde opinie te vormen. Men kan zich, tussen twee haakjes, wel afvragen of al dat geflirt met extreem-rechts van tegenwoordig niet veeleer tot de gangbare politieke correctheid behoort dan het tegendeel ervan.
Politieke correctheid veronderstelt nochtans in de eerste plaats menselijke kwaliteiten als alertheid en empathie, zowel intellectueel als emotioneel. Men hoeft niemand een ‘neger’ te noemen wanneer die dat om allerlei historische en persoonlijke redenen als kwetsend ervaart, zoals men pakweg iemand die moeilijk te been is ook niet met ‘mankepoot’ aanspreekt. Dat is elementaire beleefdheid. Als dit dan politieke correctheid moet heten, is het minste wat daarvan kan worden gezegd dat ze de grofheid uit de menselijke omgang haalt, het sociale verkeer verzacht en het dagelijkse leven wat minder onaangenaam maakt. Beschaving, kortom.
Men hoort dus een beetje te weten hoe de wereld concreet in elkaar zit, waar de nuances, gevoeligheden en pijnpunten liggen, wat bijgevolg de do’s en don’ts zijn. Bij die correctheid kan zeker een politicus alleen maar baat hebben. Grouwels had dus moeten weten dat het ethisch noch praktisch aangewezen is om zich te encanailleren met extreem-rechts. Dat oppositiegeest niet volstaat om niet langer te letten op the company one keeps. En dat er genoeg nette fora bestaan waarop ze met haar Lambermontkritiek terechtkan – het is komkommertijd, de kranten vragen niets liever.
Marc Reynebeau