Op 12 september trekt Nederland naar de stembus. In de verkiezingscampagne wordt flink gescholden op de Brusselse technocraten en op die luie donders van Grieken die op de zak van de Nederlandse belastingbetaler leven. Maar moet Nederland zelf straks ook verder met een soort zakenkabinet?

Om het met een understatement te zeggen: de Nederlandse politiek beleeft chaotische tijden. Het Haagse Binnenhof, waar het parlement gevestigd is, leek de voorbije jaren nog het meest op een konijnenhok waar de razernij is uitgebroken. ‘Doe eens normaal, man’, beet de populist Geert Wilders minister-president Mark Rutte toe in de Tweede Kamer – voor Haagse begrippen al een forse belediging. Rutte leidde een minderheidskabinet van liberalen en christendemocraten dat het anderhalf jaar kon uitzingen dankzij de gedoogsteun van Wilders’ antimoslimpartij PVV. Tot Wilders het dus welletjes vond. Op 12 september komen er vervroegde verkiezingen, waaraan maar liefst 21 partijen deelnemen. De versnippering van het politieke landschap zal er niet minder op worden en dat maakt de coalitievorming straks allicht nog moeilijker dan ze twee jaar geleden al was.

Om de verwarring nog groter te maken, mag koningin Beatrix zich niet langer met de formatie bemoeien. Tot nog toe ging het zo dat, net als in België, de fractieleiders na de verkiezingen bij de koningin langsliepen, waarna die een informateur aanwees. Een deel van politiek Den Haag vond dat er op die manier te veel aan achterkamertjespolitiek werd gedaan, en dat Hare Majesteit bovendien een politieke rol speelde. De partij van Wilders maakte Beatrix zelfs uit voor ‘multiculti-knuffelaarster’ omdat ze bij een bezoek aan Oman helemaal gekleed volgens de lokale gebruiken een moskee bezocht. Het is nu de bedoeling dat de Tweede Kamer een week na de verkiezingen de uitslag bespreekt en in dat debat een informateur kiest. Maar wat er moet gebeuren als het parlement niet tot een conclusie komt – dat is helaas niet afgesproken.

In de Haagse sociëteit Nieuwspoort – de plek waar politici, spindoctors en journalisten elkaar besnuffelen – overschouwt Max van Weezel het slagveld. Van Weezel is politiek commentator van het weekblad Vrij Nederland en een eminent kenner van het Binnenhof. ‘De vraag is niet alleen of Mark Rutte minister-president kan blijven, maar ook met welke partijen hij dan in zee kan gaan. Je zou denken dat na de voorbije tumultueuze maanden geen enkele partij nog met Geert Wilders wil praten, maar Rutte heeft het niet uitgesloten. De verwachting is dat hij straks een kabinet moet vormen met middenpartijen, en dat wordt lastig omdat die allemaal tamelijk klein zijn. Het zou dan een regering moeten worden met een recordaantal partijen, bijna op zijn Belgisch.’

Keffertje in Brussel

De inzet van de campagne is duidelijk. ‘Het gaat om alles wat met Europa en de economische crisis te maken heeft. Nederland nam de voorbije maanden een aparte positie in: het is nu samen met Finland en Oostenrijk de totale rechtsbuiten in Europa. De vraag is of Nederland het keffertje blijft dat op vergaderingen in Brussel de Grieken en de Spanjaarden afbekt.’

Dat anti-Europese sentiment is overigens relatief nieuw: van de jaren vijftig tot het referendum over de Europese grondwet in 2005 was Nederland in Europa zowat het braafste jongetje van de klas. Die hele traditie is nu weg, in alle partijen. ‘Er is een diep gevoel dat we eerst orde op zaken moeten stellen in Nederland. D66 is de enige partij die alles wat Europees is nog toejuicht. Alle andere partijen roepen, zoals Wilders, dat ze uit de euro en zelfs uit de hele Unie willen of dat ze het op zijn minst geen goed idee meer vinden dat er meer soevereiniteit naar Europa wordt overgedragen. Dat gevoel leeft zowel links als rechts. Bij de PVV het meest radicaal: Wilders wil de gulden terug en als het aan hem ligt, komen er weer slagbomen aan de grens. Hij suggereert dat er plannen zijn om alle bejaarden- en verzorgingstehuizen af te schaffen om die luie donders van Grieken te kunnen betalen. De andere partijen willen niet uit de Unie, maar ze keren zich tegen de federale gedachte, tegen de politieke unie, tegen meer bevoegdheden voor de Europese Commissie en het Europees Parlement. Daarover bestaat in Nederland een soort consensus.’

Ondertussen lijken de verkiezingen zich toe te spitsen op een tweestrijd tussen premier en liberaal boegbeeld Mark Rutte en Emile Roemer, de lijsttrekker van de links-populistische Socialistische Partij (SP). Worden het dan kanseliersverkiezingen? Dat zouden de VVD en de SP er wel van willen maken, maar Van Weezel ziet het nog niet meteen gebeuren. ‘Het zou ook oneigenlijk zijn. Wij hebben een coalitiestelsel, zoals in België. We zijn Frankrijk of Amerika niet. Het zou kiezers-bedrog zijn geweest om te doen alsof we Westminster zijn. Toch is het apart dat precies deze twee partijen tegenover elkaar staan. De traditionele bestuurderspartijen, de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid (PvdA) en het christendemocratische CDA, zijn weg-gezakt. In die mate dat D66 nu voor een deel de functie van het CDA vervult, als de partij die zowel met links als met rechts kan: ze vindt van zichzelf dat ze de spil is waar alles om draait. Zo arrogant als lijsttrekker Alexander Pechtold het zegt, heeft zelfs het CDA nooit gedurfd. De PvdA en het CDA zijn nu weer lief tegen elkaar, maar toen ze nog de twee grootste partijen van het land waren, hebben ze elkaar kapot zitten maken. Ze zijn nu op elkaar aangewezen als de lamme en de blinde.’

Van Weezel gelooft zelfs dat het CDA zal verdwijnen als factor van politieke macht. Pleegde de partij zelfmoord door met Wilders in een gedoogcoalitie te stappen? ‘Ze deed dat al vroeger. Het CDA ging twee jaar geleden toch nog een keer met Jan Peter Balkenende naar de verkiezingen, wetende dat zijn populariteit fel was geslonken. Hij haalde met 21 zetels een vreselijke uitslag. De partij had er ooit 54. Daarna volgde dat schisma rond de gedoogsteun van Wilders: 30 procent van de leden was daar tegen. Maar ik kan de keuze van de rechtervleugel om toch mee te doen wel begrijpen: ze wilden hoe dan ook regeren om niet van de radar te verdwijnen. Ze dachten ook dat ze met hun bestuurservaring de sterren van het kabinet zouden zijn, en dat is niet gebeurd. Tegelijk namen ze de gok dat Wilders te temmen was – en dat bleek ook niet het geval.’

Wie zich daar niet aan stoort, is SP-leider Emile Roemer. De spectaculaire opgang van zijn partij in de peilingen lijkt erop te wijzen dat de politiek dan toch niet zo ge-personaliseerd is als vaak wordt gedacht: nogal wat waarnemers gingen ervan uit dat het succes van de SP voornamelijk te verklaren was door het charisma van zijn historische leider Jan Marijnissen. Van Weezel: ‘De SP drijft op dezelfde populistische onderstroom als de partij van Geert Wilders. Mensen die altijd op de PvdA stemden, zijn in de jaren negentig aan een zwerftocht begonnen langs Pim Fortuyn en Rita Verdonk om in 2006 bij Marijnissen en de SP uit te komen. Het populisme kan naar rechts neigen, maar ook naar links. Het zijn voor een goed deel dezelfde sentimenten.

Voor een dubbeltje geboren

‘Nederland is typisch een land met veel particuliere rijkdom maar met achterstand bij collectieve voorzieningen. Bejaardenzorg is, bijvoorbeeld, een behoorlijke ramp. Het gaat bij elkaar toch om een derde van de kiezers. Ze zijn tegen de elite, tegen de Amsterdamse grachtengordel, ze hebben het gevoel dat ze achtergesteld zijn. Dit zijn mensen waarvan de ouders en de grootouders ergens driehoog achter woonden in een arbeidersbuurt in Amsterdam. Nu hebben ze allemaal een mooie doorzonwoning in de polder, met een auto voor de deur en gaan ze met vakantie in Zuid-Portugal, maar ze blijven klagen: als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. Ze zijn er eigenlijk op vooruitgegaan, maar dat gevoel hebben ze zelf helemaal niet.’

Toch ziet Van Weezel in Emile Roemer geen toekomstig minister-president, en al helemaal niet de opvolger van de legendarische socialistische premier Joop den Uyl. ‘Den Uyl was een groot intellectueel, die boeken en rapporten schreef voor hij zijn ideeën over eerlijk delen in de politiek in de praktijk wou brengen. Maar Roemer is, in tegenstelling tot zijn voorganger Jan Marijnissen, geen groot denker. Ik heb het gevoel dat de SP’ers via een soort afstandsbediening nog altijd door Marijnissen worden gegidst. De SP is van oorsprong een streng maoïstische partij, die Lenin en Marx aan de kant heeft geschoven. Ze zijn nu in veel opzichten een klassieke sociaaldemocratische partij geworden, maar de totalitaire structuur uit de begintijd hebben ze behouden.’

De linkse partijen in Nederland lopen elkaar duidelijk voor de voeten. ‘Het is totaal idioot. We hebben hier de PvdA, de SP, GroenLinks, D66. De Partij van de Dieren noemt zich links, de ChristenUnie ook en nu krijgen we wellicht nog een nieuwe bejaardenpartij in de Tweede Kamer. Ze zijn geen van allen sterk genoeg om ooit de verkiezingen te winnen en ze spenderen ongelooflijk veel tijd en energie om elkaar vliegen af te vangen. Behalve als het over Europa gaat, zijn er tussen de PvdA en de SP nauwelijks nog inhoudelijke verschillen. De SP is, zeker in zijn retoriek, een stuk sociaaldemocratischer geworden en verwijst naar voormalige boegbeelden van de PvdA zoals Willem Drees. De PvdA zelf is weer opgeschoven naar links en is zich beginnen af te zetten tegen de Derde Weg, tegen marktwerking in de gezondheidszorg en privatisering. Ze is linkser dan ze in lange tijd is geweest.’

Sinds de sociaaldemocratische premier Wim Kok in de jaren negentig plechtig verkondigde dat zijn partij ‘de ideologische veren had afgeschud’ was ideologie een vies woord. Maar nu mag het weer. De Wiardi Beckmanstichting, het wetenschappelijke bureau van de PvdA, organiseerde de voorbije maanden een reeks conferenties in het land over solidariteit en zekerheid. Ze wil die begrippen oppoetsen voor de 21e eeuw. Het probleem van de PvdA is namelijk dat ze de voeling kwijt is met wat de Britten de lower middle class noemen: de wereld van buschauffeurs, politieagenten, bakkersknechten en verzorgend personeel – mensen met een lagere opleiding en weinig promotiekansen. Van Weezel: ‘Als de kosmopolitische bovenlaag mag stemmen, hebben D66, GroenLinks en de VVD het voor het zeggen. In de andere groep tellen alleen nog de SP en de PVV. Zo extreem ligt het. De strategie van de PvdA is nu om die fout te herstellen en dan verder te kijken.’

Roeptoeter

In de tweestrijd tussen Rutte en Roemer lijkt voor Wilders op dit moment niet langer een hoofdrol weggelegd. Maar dat betekent nog niet dat Nederland daarmee van hem af is, waarschuwt Van Weezel: ‘Voor iemand die zo een puinhoop heeft aangericht, is zijn populariteit niet vreselijk gezakt. In 2010 stond hij in de peilingen op 17 zetels om toch op 24 uit te komen. Ik sluit echt niet uit dat hij er weer zo veel haalt. Het is ook niet zo dat de islam met de hele eurotrammelant uit zijn discours is verdwenen. De PVV legt altijd een paar koppelingen, waarover je even moet nadenken om te zien wat ze met elkaar te maken hebben. Daar is die partij goed in. Vroeger was de immigratie de schuld van de PvdA – de ‘Partij van de Arabieren’. Nu is het de schuld van Europa. De ongekozen technocraten van Europa dwingen ons langs ondemocratische weg om onze sociale voorzieningen naar luie Grieken, moslims en migranten te sturen. Het debat kan gaan over een ziekenwagen die te laat komt, maar in de zin achter de komma is dat toch de schuld van de Turken.’

Kan er uit dat buitengewoon complexe partijlandschap na 12 september een werkbare coalitie worden samengesteld? Twee jaar geleden al opperde de toenmalige informateur Herman Tjeenk Willink voorzichtig dat een kabinet niet noodzakelijk moet zijn samengesteld uit klassieke politici. Van Weezel: ‘Aan de ene kant is het midden uitgehold. Aan de andere kant worden de partijen kleiner en komen er steeds meer bij. Dat zijn voor een deel ook radicale partijen, voor wie het parlement vooral een roeptoeter is om hun achterban te bereiken, meer dan een plek om tot zaken te komen. Als er geen meerderheid kan worden gevormd met partijen die water in de wijn willen doen, zal het land toch op een andere manier moeten worden bestuurd. Wat Willink in 2010 zei, werd toen nog buiten-issig gevonden. Intussen hebben Griekenland en Italië regeringen met ministers die niet over alles met de fracties overleggen. Zo raar is dat ook niet. In Amerika haalt Barack Obama zijn ministers ook maar gedeeltelijk uit het Congres. Er zitten meer mensen van Goldman Sachs in zijn regering dan klassieke politici. Een buiten- parlementaire constructie is een mogelijkheid. Dan mag het parlement blijven roepen, zolang er maar een stabiele regering zit die niet binnen een jaar alweer struikelt. Wie weet wordt Rutte niet de nieuwe Rutte maar de Mario Monti van Nederland.’

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

‘De PvdA en het CDA zijn nu op elkaar aangewezen als de lamme en de blinde.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content