De Nederlandse schrijfster Ethel Portnoy noemde het toilet ‘de enige plaats waar een vrouw ooit werkelijk alleen is’. Op straat in België is een vrouw dus nooit alleen, want er staan amper openbare toiletten. Daar is niet iedereen blij mee. Hou u vast aan de bril: straks, bij de gemeenteraadsverkiezingen, dreigt een kleine toiletoorlog.

Dat niemand begint te mokken dat dit stuk over een flutonderwerp gaat, Knack-onwaardig. Dit is zo belangrijk dat zelfs God er een mening over heeft. God over het openbaar toilet, in Deuteronomium 23: ‘Gij zult ook een plaats hebben buiten het kamp, en daarhenen zult gij uitgaan naar buiten en gij zult een schopje hebben nevens uw gereedschap. Het zal geschieden als gij buiten gezeten hebt, dan zult gij daarmede graven en u omkeren, en bedekken wat van u is uitgegaan.’

Voilà, nu hoort u het eens van een ander. Hoewel. Wat God propageert – zomaar in het openbaar je behoefte doen – is sinds 1836 bij wet verboden in België.

Hoe het dan wel in het openbaar moet, daar is de wetgever merkwaardig stil over. Anderen moeten de parlé dan maar doen. Christiaan Oyen, ex-dakloze en vrijwilliger bij de Brusselse daklozenorganisatie Bij Ons/Chez Nous, bijvoorbeeld. Hij vertelde me dat de prijs van de toiletten in Brusselse stations onlangs gestegen is van 0,4 naar 0,5 euro. Op het eerste gezicht misschien een banaal fait divers, behalve voor mensen die elke dag op het scherp van de snee leven.

Er zijn ook niet veel goedkope toiletalternatieven in België. Vergeet het café – in sommige Brusselse kroegen staat de toiletprijs op de menukaart, naast de prijs van een koffie en een witte wijn. Maar ook op straat zijn er amper toiletten, laat staan gratis toiletten. In buitenlandse steden, wist Oyen uit eigen zwerfervaring, is dat anders. In de Parijse straten bijvoorbeeld staan 400 sanisettes, zelfreinigende toiletten. Bijna allemaal gratis en proper.

Ter vergelijking: in de stad van Manneke Pis zijn er veertien urinoirs en drie toiletten, het nieuwe plasetablissement aan de Beurs meegerekend. Bijna allemaal betalend en vuil. Zelfs de honden zijn in Brussel beter af: zij hebben 64 toiletten. Voor daklozen blijft er daarom soms maar één alternatief over: het onwettige plan van God volgen, met of zonder schopje. Niet alleen mensen zonder dak hebben overigens reden om te klagen.

Bekentenis. Uw dienaar is eigenlijk een ervaringsdeskundige over dit onderwerp. Jaren her deed ik stage op de VRT-radio. Of beter, ik deed meestal alsof. Zoals die ochtend in 1999: lange nacht gehad, nieuws en de waan van de dag gemist.

Het land raakte die ochtend niet uitgepraat over een voorstel tot decreet van Kris Van Dijck (toen VU, nu N-VA). Het Vlaams Parlementslid wou dat er voortaan in elke gemeente minstens een openbare wc kwam. Meer nog: in elk café en openbaar gebouw groter dan 300 vierkante meter zou een mens voortaan gratis naar het toilet moeten kunnen. Een paar olijke radiomakers wilden het voorstel van Van Dijck meteen aan de realiteit toetsen. De eerste luisteraar die op de VRT de toiletten kwam testen, zou zijn gewicht in toiletpapier winnen. Nu is Vlaanderen zo wingeil als wat. Maar die ochtend dus niet: geen enkele luisteraar voelde zich geroepen om af te zakken naar de Reyerslaan. Wat tot behoorlijk wat paniek leidde bij de radiomakers.

Tot ze plots een onuitgeslapen stagiair zagen zitten, een lokaal verder. Nietsvermoedend nam ik de telefoon op.

‘Aha, er staat eindelijk een luisteraar voor de deur’, hoorde ik een stem aan de andere kant zeggen. ‘En hoe heet u juist? (…) Proficiat, Stijn Tormans! U bent nu live op Radio 1. Ga vooral naar het toilet en deel ons uw bevindingen mee. Trouwens, hoeveel weegt u juist?’

Verder dan wat gestamel kwam ik die ochtend niet. Voor de rest herinner ik me nog weinig van mijn five minutes of fame. Behalve dat de toiletten van de VRT behoorlijk smerig waren, dat tachtig kilo toiletpapier echt wel heel veel is. En die ene schrijnende telefoon van een mannelijke luisteraar.

Het was geen onderwerp om jolig over te doen, zei hij. Hij leed, net zoals duizenden landgenoten, aan de darmziekte van Crohn. De straat opgaan, dat was voor hem en zijn lotgenoten elke keer een beproeving. Niemand die hun angst begreep, gegiechel was hun deel.

Dat voorstel is trouwens nooit een decreet geworden. Er is zelfs nooit over gestemd, weggegiecheld door de andere politici.

Veel is er de laatste dertien jaar dus ook niet veranderd aan ons toilettenbestand. Terwijl België vroeger nochtans bekendstond voor zijn openbare wc’s. Filmmaker Robbe De Hert vertelde me dat een buitenlandse collega-regisseur hem ooit vroeg: ‘U komt uit België? Dat is daar waar de mensen op straat kakken.’ Robbe wist niet waar hij het over had. Tot hij op oude Vlaamse filmbeelden inderdaad urinoirs en pispaleizen zag staan. Ze waren uit zijn geheugen gewist.

‘Zoals bij de meeste mensen’, zegt Danny Lamarcq, een historicus die als geen ander onze toiletgeschiedenis kent. ‘Ze hebben er nochtans ooit gestaan. Vergeet niet dat wij gedurende een groot deel van onze geschiedenis overal ons gevoeg deden: op straat, in het bos… Tot de steden groter werden, en de overlast en de stank toenamen. Zo deed het toilet bij ons zijn intrede. In de zestiende en zeventiende eeuw propageerde de overheid het privétoilet, of voorzag ze in publieke voorzieningen aan de rand van de stad. Maar de openbare toiletten in de stad doken pas veel later op: rond 1850, toen de meeste mensen in de stad al een toilet hadden. Niet toevallig valt dat samen met de bloei van de steden. De burgerij legde boulevards aan om te flaneren, inclusief kunstige urinoirs. In de eerste plaats wilde ze vermijden dat er wildgeplast werd. Maar die toiletten kwamen er ook opdat het flaneren niet onderbroken zou worden. Vanaf 1950 verdwenen die urinoirs weer, een voor een. De reden was simpel: de stad kreeg een andere functie. Het werd meer een plaats om te werken, minder om te wonen. De bemiddelde burger ging in de rand wonen. Het laatste decennium is dat weer aan het veranderen. Vandaar dat er weer meer vraag is naar openbare toiletten.’

Meer nog: het lijkt straks een item te worden bij de gemeenteraadsverkiezingen. Antwerpen kreeg vorige week al een eerste verkiezingsfolder in de bus, van de N-VA. Drie keer raden waarmee ze de zittende burgemeester Patrick Janssens wil verslaan. Beetje merkwaardig strijdpunt wel, want de N-VA zit in de meerderheid. En Janssens en co. pakten twee jaar geleden uit met een heus plasbeleid. ‘Hebt u daar al veel van gemerkt?’ vraagt Cordula Van Winkel (N-VA). ‘Op alle drukke plaatsen in de stad zouden er toch toiletten moeten zijn? Ik was onlangs in het Centraal Station: zelfs daar waren ze gesloten. In wat voor stad leven wij nu eigenlijk? Natuurlijk zal het geld kosten om die toiletten te onderhouden. Maar er is zo veel werkloosheid. We kunnen die mensen allemaal aan een interessante job helpen. Ik heb trouwens veel reactie gekregen op die folder. Het onderwerp leeft echt bij de mensen. Niet iedereen heeft een grote blaas.’

De N-VA is niet de eerste partij die zich op de blaas richt. ‘Meer openbare toiletten’ is sinds mensenheugenis een politieke klassieker. In de negentiende eeuw beloofden Parijse politici elke straat hun eigen urinoir. In België ijverde de Brugse Open VLD onlangs voor meer openbare toiletten, in de rest van het land deden Groen! en SP.A net hetzelfde.

Niet dat het veel uithaalde. Behalve in Gent, dat zichzelf promoot als plasvriendelijke stad. Jaarlijks investeert de Arteveldestad 250.000 euro in zijn honderd toiletten, het onderhoud ervan én in antiwildplasacties. Wat in Gent kan, lijkt in de rest van het land onmogelijk. Kris Van Dijck, indiener van het beruchte voorstel destijds, is vandaag burgemeester van Dessel. Ook hij moet toegeven dat zijn gemeente niet over een openbaar toilet beschikt. ‘Al kunnen de mensen hier wel gratis in het gemeentehuis en op café terecht. Maar ons oude publiek toilet is vernield door vandalen.’

‘Dat is het echte probleem’, zegt Lamarcq. ‘Alles wat je tegenwoordig aanbiedt in de publieke ruimte, wordt kapotgemaakt. Daarom ben ik geen voorstander om openbare toiletten gratis te maken. Mensen hebben geen respect voor dingen die gratis zijn. Ook voor de gemeentekas zou een kleine vergoeding een goede zaak zijn. Want een wc onderhouden kost geld. Niemand heeft wat aan een vuil toilet vol bacterieën. Mensen moeten al een barrière overwinnen om op andermans toilet te gaan zitten. Daarom pleit ik ook voor sanisettes: die zijn vandalismebestendig en reinigen zichzelf. Een simpele oplossing voor een al bij al toch simpel probleem. Alleen sneu dat er zo veel indianenverhalen over die sanisettes de ronde doen. Dat je er niet meer uitraakt, bijvoorbeeld.’

Toiletverhalen! Ze bestaan in alle geuren, met of zonder indianen. Lamarcq raadde me een boekje aan: Clochemerle van de Franse schrijver Gabriel Chevallier. Een bijzonder geestige novelle over een Frans dorp in de jaren dertig. De komst van het openbaar toilet zorgt er voor een toiletoorlog: de pastoor en zijn gevolg zijn tegen, de rest voor. Ook Vlaanderen heeft zijn eigen Clochemerles. In meer bescheiden versies weliswaar, maar toch. In 2009 onthulde de Leuvense schepen van Openbare Werken trots een urilift in het centrum van Leuven: een urinoir dat ’s avonds uit de grond stijgt, maar waar alleen mannen welkom zijn. De Leuvense vrouwen waren, zacht uitgedrukt, niet echt onder de indruk van het mannelijke speeltje.

Ook in de plasvriendelijke stad Gent ijvert Baharak Bashar al jaren voor meer vrouwelijke en gratis toiletten. ‘Misschien zijn er belangrijker problemen’, riep ze vorig jaar. ‘Maar we kunnen niet blijven onze plas ophouden tot er wereldvrede is.’ Ze stapte naar de rechter, die haar ongelijk gaf. Onlangs kreeg Bashar wel steun van twee Leuvense onderzoekers in de Juristenkrant. Behoorlijk paradoxaal vonden ze het, dat mannen beloond worden voor hun wildplassen met extra urinoirs.

‘Die strijd voor meer vrouwelijke toiletten is heel oud’, zegt Lamarcq. ‘In de jaren zeventig kwamen de Dolle Mina’s daar al voor op straat. Nu goed, ze hebben gelijk. Er is een reden waarom er in het verleden vooral mannelijke openbare toiletten gebouwd werden: zo konden ze de vrouwen thuis houden. Natuurlijk komt het ook omdat de meeste gezagvoerders mannen zijn.’

Daarom, vindt Lamarcq, moeten beleidsmakers verder durven te denken dan hun eigen bril. ‘Het doet mij wat denken aan de treinen in Nederland, waar de toiletten afgeschaft werden. Die maatregel kan toch alleen maar verzonnen zijn door iemand die nooit de trein neemt? Ook in de eerste Amerikaanse raket was er trouwens geen toilet. De astronaut, Alan Shepard, heeft toen – met toestemming van de vluchtleiding – in zijn broek moeten plassen.’

Ruimdenkendheid, empathie en verdraagzaamheid: het zijn, kortom, drie kernbegrippen om een nieuw Clochemerle te vermijden.

‘In Zottegem’, zegt Lamarcq, ‘wil de burgemeester een tussenstopterrein voorzien voor Romazigeuners en woonwagenbewoners. Mocht hij daar nu gewone toiletten zetten, dan zouden die mensen dat nooit gebruiken. Zij hebben een heel andere toiletcultuur. Zitten er niets mee in om hun gevoeg op straat te doen, wat voor ons heel confronterend overkomt. Terwijl we dat zelf ooit gedaan hebben. Wij, westerlingen, denken ook dat de hele wereld op een toilet zit. Dat is niet zo, integendeel. In het overgrote deel van de wereld bestaan alleen hurktoiletten. Soms ook heel bewust. In de Koran staat bijvoorbeeld dat er geen contact mag zijn tussen bil en bril. Als je je hurkt, kun je geen andere dingen doen – zoals masturberen. Maar niet alleen de islamieten, ook de katholieken zijn geobsedeerd door toiletten en masturbatie. Vooral op scholen werden kinderen vroeger gecontroleerd. Het is geen toeval dat de toiletdeuren in de scholen vroeger zo klein waren en vanonderen een opening hadden. En dat die bril nooit echt goed zat…’

Behalve de hurktoiletten hebben de meeste culturen ook een andere manier van reinigen, weet Lamarcq. ‘De meesten gebruiken geen papier. In de Volvo-fabriek heeft dat voor wat heisa gezorgd. Nogal wiedes, eigenlijk: als de ene een fles water uitgiet om zich proper te maken en daarna komt iemand die wil gaan zitten en papier gebruikt: tja, dan zit je dus wel met een probleem. (lacht) Dat zijn toch allemaal dingen waar het bestuur van een multiculturele stad of bedrijf rekening mee moet houden.’

De proef op de som. Teruggebeld naar de openbaretoiletexpert van de N-VA. Dag mevrouw Van Winkel, pleit de N-VA ook voor openbare hurktoiletten? ‘Euh… Ik ben verbijsterd, dat is de eerste keer dat ik daar iets over hoor. Ik weet wel dat zwarte vrouwen nooit op de bril gaan zitten: misschien moeten we voor hen een gebruiksaanwijzing hangen, hoe onze toiletten werken. Maar openbare hurktoiletten? (denkt na) Nee, daar is de N-VA resoluut tegen! Een asielzoeker die hier een sociale woning krijgt, wat gaat die dan doen? Een apart toilet vragen? In de douche plassen? Met alle respect, maar wij leven hier niet volgens de Koran. Als God voor alles gaat, dan kun je hier niet leven. Asielzoekers moeten zich aanpassen aan onze toiletten.’

Tot hier de toiletverdraagzaamheid.

Tijd om, for old times’ sake, nog eens een toilet te testen: dat van de politici zelf. ‘Geen probleem’, zegt de mevrouw aan de bezoekersingang van het Vlaams Parlement. ‘Daar zijn ze, ga uw gang.’ Het moet gezegd: het zijn prachtige toiletten. En proper. Aan iedereen die met een volle blaas door Brussel loopt: wend u voortaan tot het Vlaams Parlement, Leuvenseweg 86, 1000 Brussel.

Net naast de urinoirs hangt een boodschap van het Vlaams Parlement: ‘Als er een probleem is met de toiletten, bel dan 4444.’ Doen we. Bezettoon. Het was nochtans dringend, beste politici: er is een toiletoorlogje op komst.

DOOR STIJN TORMANS / FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Of de N-VA voor openbare hurktoiletten is? (verbaasd) Euh… (denkt na) Nee, de N-VA is daar resoluut tegen!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content