Dirigent Jan Caeyers laat een frisse, heldere en gedreven Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven uitvoeren.

De oplagecijfers van lp’s en cd’s liegen er niet om : onder de negen symfonieën van Ludwig van Beethoven (1770-1827) zitten er vier die bijzonder aanslaan. Om te beginnen de Derde. De officiële titel luidt ?Sinfonia Eroïca, composta per festiggiare il souvenire di un grand’uomo? (Heroïsche Symfonie, gecomponeerd om de nagedachtenis van een groot man te eren). In het tweede deel wordt deze held al ten grave gedragen : er klinkt een majestueuze en diep aangrijpende treurmars. Verdriet scoort altijd hoog, zoals bij de uitvaart van koning Boudewijn of de dood van prinses Diana.

Erg geliefd is vervolgens de Zesde, bijgenaamd ?de Pastorale?. Een muzikale vakantietrip, een dagje uit. De genoegens van het huisje op de heide, met bloemen, een beekje, herders en boeren. En natuurlijk een realistisch-muzikaal uitgebeeld onweer tegen het einde van het vierde deel, met lichtflitsen en vervaarlijk gedonder. Het orkest wordt verrijkt met illustratieve instrumenten als piccolo, bazuinen en pauken. Eén van de spectaculairste onweders die ik me herinner, was die onder leiding van Claudio Abbado enkele jaren geleden in het PSK. Je voelde de neiging een plekje te zoeken om te schuilen.

Dan is er natuurlijk de Vijfde, de kaskraker uit de Beethovenreeks. Ze werd voor het eerst uitgevoerd in 1808, tegelijk met de Zesde, alleen heette de Zesde toen Vijfde en omgekeerd, een vergissing die vlak daarna werd gecorrigeerd. Deze Vijfde prijkt in The Guinness Book of Music als de allereerste grammofoonopname van een complete symfonie. Dat gebeurde in 1909 bij Odeon Deutschland. Uitvoerders waren de Berliner Philharmoniker onder leiding van Arthur Nikisch.

De Vijfde droeg lang als bijnaam ?Noodlotsymfonie?, omdat Beethoven ooit over het befaamde hoofdmotief zou hebben gezegd : ?So pocht das Schicksal an die Pforte.? Tijdens Wereldoorlog Twee veranderde dat, de BBC gebruikte het karakteristieke klopthema kort-kort-kort-lang als tune voor haar werelduitzendingen waar iedereen in de bezette gebieden stiekem naar luisterde. Dat kort-kort-kort-lang is namelijk ook het morseteken van de V. De V van Victory. Vandaar. Deze Vijfde zal eeuwig de populairste symfonie blijven, want geen orkestwerk dringt zo smeuïg en tegelijk zo diep door tot het gemoed van de massa, muzikaal of minder muzikaal, of zelfs muzikaal analfabeet.

DE NEGENDE

En dan is er ten slotte de Negende, bijgenaamd de ?koorsymfonie?, omdat in de finale koor en vocale solisten worden toegevoegd. Sommigen noemen haar de ?symfonie aller symfonieën? en dat is bepaald niet overdreven omdat ze een opus magnum is. Ze wordt in verhouding met de voorgaande acht relatief weinig in concertzalen uitgevoerd, enerzijds vanwege de moeilijkheidsgraad en anderzijds omdat koor en solisten de productie nogal duur maken. Maar geliefd door de melomanen is ze, en dat komt vooral door de koorfinale. Met de Negende op de affiche lopen de zalen vol.

Er lag tussen de afwerking van de Achtste en de Negende Symfonie een tijdsspanne van ruim tien jaar, een veel langere periode dan ooit bij Beethoven tussen de voltooiing van twee symfonieën was verstreken. Die periode was ook de moeilijkste in zijn leven. Bij de première van de Zevende in 1813 en de Achtste in 1814 was hij nog de gevierde man in Wenen. Daarna trok hij zich schichtig terug uit het openbare leven. Schuw. Hij verstopte zich. De problemen stapelden zich op, zo had hij onder meer veel last met het voogdijschap over zijn neef Carl en financiële moeilijkheden. Ook zijn zwakke gezondheid speelde hem parten : zware verkoudheden, een maag-darmkwaal, hevige koortsaanvallen, geelzucht in 1821 als begin van een ongeneeslijke leverziekte, een oogontsteking in 1823. Het ergste voor hem als musicus was echter zijn doofheid.

Met het doof worden zat hij al lang geplaagd. In zijn aangrijpend ?Heiligenstädter Testament? van 1802 schrijft hij : ?O jullie mensen die mij voor vijandig stug of misantropisch houden of verklaren, welk onrecht doen jullie mij aan ! Jullie kennen er niet de geheime oorzaak van. [… ] Weet, dat ik al zes jaar met een ongeneeslijke kwaal zit. [… ]Ik heb nog steeds de moed niet om te zeggen : spreek luider, schreeuw, want ik ben doof ! [… ] O, ik kàn het niet. Vergeef me daarom als jullie zien hoe ik jullie ontvlucht, terwijl ik zo ontzettend graag onder jullie zou willen vertoeven…?

Het werd zo erg, dat hij vanaf 1818 de meeste gesprekken niet meer kon verstaan en bezoekers in Konversationshefte, zeg maar notitieboekjes, moesten schrijven om zich met hem te kunnen onderhouden. Er zijn ruim 130 van die blocnotes bewaard gebleven. Ze bevatten niet alleen veel informatie over Beethovens dagelijkse beslommeringen maar ook over zijn muziek, onder meer wat de première van de Negende betreft. Ze zijn wel moeilijk te analyseren omdat het voor een groot deel éénrichtingsverkeer is, te vergelijken met wanneer je iemand hoort telefoneren.

Het was dus stil geworden rondom hem. Het grote publiek vergaapte zich vooral aan Rossini. Godzijdank zaten er in Wenen een behoorlijk aantal serieuze melomanen die hem bleven bewonderen. Zij wisten dat hij niet ?uitgecomponeerd? was zoals boze tongen fluisterden, maar dat hij integendeel met uitzonderlijke creaties bezig was. Hij had alleen steun en aanmoediging nodig. Die kwam er onder presidium van graaf Moritz Lichnowsky. Er werd een speciale Beethovenavond georganiseerd. Die vond plaats op 7 mei 1824 in het Kärtnertor-Theater. Op het programma de ouverture ?Die Weihe des Hauses? op. 124, de eerste Weense uitvoering van het Kyrie, Credo en Agnus Dei uit de ?Missa Solemnis? in D, opus 123, en als wereldpremière de Negende Symfonie in d, opus 125.

EEN UITDAGING VOOR DIRIGENTEN

De voorbereiding moet een heksenketel zijn geweest, met veel gedoe om eerste uitvoeringsrechten die Beethoven al elders had toegezegd. Ook moest een koor gevonden worden en solisten. Ten slotte konden er maar twee repetities worden gehouden, één om de werken door te spelen en fouten te corrigeren in de handgeschreven partijen, en één ?für den Ausdruck?. Bijkomend probleem was dat Beethoven wegens zijn doofheid zelf de leiding niet in handen kon nemen. Violist Ignaz Schuppanzigh durfde het aan om die waanzinnige klus te klaren ; voor het koor kreeg hij assistentie van opera-kapelmeester Michael Umlauf. Toch stond Beethoven tijdens de Negende aan Schuppanzighs zijde op het podium, enkel om telkens het tempo aan te geven. Juiste tempi waren heilig voor hem.

Na de eerste repetitie smeekte Schuppanzigh hem in verband met het koor en de solisten (Konversationsheft 6, vel 124) : ?Sie singen es zum Erstemahl, sie wollen es anfangs ein bischen langsamer singen.? Ondanks alles werd het een succes. Na het slotkoor van de Negende brak een daverend applaus los.

Beethovens Negende is van oudsher een onweerstaanbare uitdaging voor dirigenten geweest. Het ultieme bewijs van hun kunnen. Lang niet alle uitvoeringen zijn ideaal, zelfs niet van beroemde dirigenten. Gladde perfectie met uiterst virtuoze koren en star-solisten is nog geen garantie voor geestelijke vervoering. Opvallend zijn de tempoverschillen in de diverse interpretaties. Heel wat dirigenten schuiven oneerbiedig Beethovens metronoom-aanduidingen terzijde. Tussen de veertien opnamen die ik van de Negende bezit, gaat bijvoorbeeld het schitterende adagio molto e cantabile van een wellicht al te snelle Norrington met een tijdsduur van 11’08” tot een Bernstein die er 17’43” over doet.

Soms gebeurt er toch iets ècht moois : de Negende door de Beethoven Academie onder leiding van Jan Caeyers bijvoorbeeld. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt door een zeer positieve kritiek van Jo Paumen in De Standaard over zijn uitvoering in het PSK op 26 juni. Net op tijd om zelf te gaan luisteren in de Elisabethzaal in Antwerpen. Wat een belevenis ! Het was of ik die Negende voor de eerste keer hoorde. Fris, helder en gedreven. Opvallend verfijnd vond ik de recitatieven van de celli. Daar zat méér in dan muziek. Vandaar dit gesprek met Jan Caeyers, die deze Negende Symfonie aanstaande zondag (21/9) nog een keer in Tongeren zal brengen.

Wie uw interpretatie beluistert, beseft dadelijk dat deze compositie u enorm aan het hart ligt.

JAN CAEYERS : Ik weet in mijn binnenste dat die Negende op het juiste ogenblik in mijn leven is gekomen. Heel mijn repertoire is een soort parcours, dat natuurlijk ook bepaald wordt door praktische vereisten, maar anderzijds heel wezenlijk een logica heeft met mijn eigen leven. Zo komt die Negende voor mij op een moment dat ik daar, denk ik toch, intellectueel, technisch en emotioneel rijp voor ben. In het verleden waren er dingen die schijnbaar naast elkaar stonden maar nu opeens in elkaar haken.

Ten eerste heb ik mij enorm getraind in analyse. Bij professor Füssl in Wenen volgde ik Schoenberg-analyse, een methode die bijzonder efficiënt is voor Beethoven-composities, muziek die heel klaar is in richting en tegelijk uitermate zwevend. Soms geeft ze het gevoel dat je in de lucht hangt, dat je niet weet waar naartoe. Dat is schijn. De Schoenberg-analyse legt duidelijk bloot hoe zo’n compositie in elkaar zit. Ik ben daar al jaren mee bezig en het is bij mij een zesde zintuig geworden. Dat geeft me een veilig gevoel. Op het podium besef ik elk moment in de Negende waar ik sta, zoals iemand die alle kleine straatjes van de stad kent en altijd precies weet waar hij zich bevindt.

Ten tweede ben ik al jarenlang een Goethe-liefhebber. Hij ligt bij wijze van spreken op mijn nachtkastje. Goethe kan verschrikkelijk pedant zijn, maar hij zegt toch over het leven dingen die vandaag nog steeds ontroeren in hun schoonheid. Nu, er ligt een onwaarschijnlijke link tussen Beethoven en Goethe. Die link is Johann Joachim Winckelmann, de Duitse archeoloog, kunstgeleerde en schrijver uit de eerste helft van de achttiende eeuw. In Bonn was Christian Gottlob Neefe Beethovens belangrijkste leraar. Die Neefe was naast musicus ook een groot kenner van de midden-achttiende-eeuwse esthetica en van Winckelmann derhalve. Hij duwt Beethoven in dat intellectuele bad en dompelt hem onder in die fascinerende esthetische en filosofische beweging.

Nu komt het, met Goethe is hetzelfde gebeurd. Ook bij hem gaat veel terug op de figuur van Winckelmann. Ben ik met Goethe bezig, dan ben ik tegelijk bezig met het cultiveren van een facet van Beethovens ideologie. Als je nu de Negende met haar koorfinale gaat doen of die tekst nu van Goethe is of van Schiller maakt niets uit dan merk je dat daar een pakket samenvloeit van ideologie en filosofie, van zowel de muziek als de humanitaire visie die erachter steekt.

In 1793 schreef een stadgenoot van Beethoven aan Schillers zus dat de toen 23-jarige componist van plan was om de ?Ode An die Freude? van haar broer op muziek te zetten. Waarom deed hij dat toen uiteindelijk niet en bleef hij er dertig jaar mee wachten ?

CAEYERS : Als hij gewoon maar een cantate had willen componeren, had hij dat gekund. Maar voor Schillers ?Ode? vond hij dat niet genoeg. De traditionele cantate-vorm zag hij voor de interne literaire logica ervan als niet bevredigend. De vocale en instrumentale muziek stonden in die periode namelijk heel ver van elkaar. De vocale muziek was te statisch. Nu, rond 1800 probeerden sommigen de technieken van de instrumentale muziek over te plaatsen naar de vocale kunst zoals Mozart het al had gedaan in de finales van zijn opera’s. Een man die er al ècht in slaagde was Luigi Cherubini, een nog steeds onderschat maar in feite ontzettend belangrijk componist. Beethoven was er eveneens mee bezig, in ?Fidelio? onder meer. Het knapste resultaat van die vocaal-instrumentale vermenging bij hem zien we in de koorfinale van de Negende.

Vaak wordt beweerd dat Beethoven de drie eerste delen al klaar had en er die ?Ode? gewoon aanplakte.

CAEYERS : Pertinent niet waar. Om Schillers ?Ode? in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, had hij uit dramaturgische overwegingen die drie voorafgaande delen nodig. Het is een perfecte eenheid. De hele symfonie gaat eigenlijk over de Winckelmann ideologie, de droom van een beter leven. Een leven op hoger niveau. Dat Beethoven dat in zijn hoofd had, daar ben ik rotsvast van overtuigd. Hij was ondanks zijn banaal gedrag diep in zijn binnenste overtuigd van het menselijke vermogen om spiritueel op te klimmen, waarbij kunst en wetenschap de vehikels bij uitstek waren tot die verheffing.

Het gaat dus over de zin van het leven ?

CAEYERS : Ja. De draagkracht daarvan ben ik pas goed gaan begrijpen bij de dood van mijn vader twee jaar geleden. Zijn overlijden heeft me diep aangegrepen en mijn eigen denken over de zin van het leven versneld. Er moet een soort God zijn die ons omarmt en rust zal schenken. ?Seid umschlungen, Millionen. Diesen Kuss der ganzen Welt ! Brüder ! Über’m Sternenzelt muss ein lieber Vater wohnen.?

Dat is de prachtige tekst uit de ?Ode?. Maar waar gaan die eerste drie delen dan over ?

CAEYERS : Ze zijn illustraties van de ongelukkige, zoekende mens in al zijn vormen, met onrust, opstandigheid, melancholie. Dan krijg je die prachtige recitatieven door de celli als overgang naar de koorfinale. Ze vertellen : dat is allemaal het valse leven. Dat is wat we achterlaten. ?O Freunde, nicht diese Töne ! Sondern lasst uns angenehmere anstimmen.? Heel in de verte klinkt opeens het vreugdethema, als een droom. Pas later wordt dat realiteit.?

HET HYMNISCHE LIED

Eén van Beethovens geniale invallen in de koorsymfonie is het hymnische lied, het zo even genoemde Freude-thema. We zien het al genoteerd in het Konversationsheft nr 4 uit 1818, vel 299. In de koorfinale wordt het in zijn geheel eerst voorgesteld door celli en contrabassen in een uniek pianissimo, allegro assai. Later komen er de beroemde woorden op ?Freude, Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elysium, wir betreten feuertrunken, Himmlische, dein Heiligtum !? De melodie is treffend van eenvoud, maar perfect in opbouw. De mysterieus voortschrijdende dynamische kracht wordt versterkt door een syncopische overbinding tussen de twaalfde en dertiende maat.

Is het niet doodschande dat dit melodisch juweeltje regelmatig tot een ?deuntje? wordt verknald ?

CAEYERS : Natuurlijk ! Het ergste wat met dit vreugdethema is gebeurd, is de connotatie met de Europese hymne. Bovendien wordt er daar een betekenis aan gegeven die het niet heeft. Denk nu vooral niet dat daardoor meer mensen naar de volledige symfonie zullen luisteren. Sommige kerstmuziek is prachtig, maar niet in de verbasterde vorm zoals we die in de winkelstraten horen. Ik noem dat vercocacolaïseren. Zo geloof ik evenmin dat door Helmut Lotti één goede ziel meer naar de opera gaat.

U zet er in de koorfinale een jongenskoor bij. Ik denk dat u de allereerste bent om dat te doen. Het resultaat is subliem : het klinkt heel helder en puur. Hemels bijna. Die jochies hebben het niet gemakkelijk, want algemeen wordt toch gezegd dat de koorfinale veel te instrumentaal gedacht is voor zangstemmen.

CAEYERS : Dat knapenkoor is er omdat bij de uitvoering in Wenen in 1824 eveneens jongens zaten. Ze maakten deel uit van het koor van de Hofburg dat er toen zong. En wat dat ?te instrumentaal gedacht? betreft, dat is een fabeltje. Dan kan je evengoed zeggen dat alle vocale fuga’s in de muziek van Bach instrumentaal zijn. Je kan hoogstens beweren dat die zangpartij niet ?stemvriendelijk? is. Maar sommige Verdi-fragmenten zijn dat evenmin. Of bekijk Wagner eens, die is allerminst stemvriendelijk. Bij de Negende komt er nog bij dat uitvoerders vaak zo bombastisch uitpakken dat de stemmen oververmoeid raken. En van daar komt het sprookje dat die zangpartij niet voor stemmen geschikt zou zijn.

Goed, maar die none-sprong in ?Seid umschlungen, Millionen? was toch niet bepaald gebruikelijk. Het is toch een weinig vocale melodie.

CAEYERS : Toch wel. Het is een procédé uit de oude muziek. Dat vind je bij Schütz bijvoorbeeld ook. Het is overigens een prachtige passage. Het roept het beeld op van het omarmen, het vastpakken van de hele wereld.

Ziet u een band tussen het politieke klimaat in Beethovens tijd en nu ?

CAEYERS : O ja ! De Negende Symfonie van Beethoven is een enorm politiek humanistisch signaal, pedagogisch bedoeld om het publiek aan te tonen dat het verkeerd bezig is. De parallel met nu is flagrant, vandaag is er ook zo’n ontgoocheling over het maatschappelijk project. Het communisme is in elkaar gestort en het kapitalisme is er al niet veel beter aan toe. De politieke klasse die aan de macht is, dreigt almaar rechtser te worden. Er hangt een restauratieperiode in de lucht zoals die zich voordeed rond 1815. Denk aan Metternich. Er is een grote behoefte bij de intelligentsia om nu hetzelfde signaal te geven als Beethoven in zijn tijd. Als je vandaag zijn Negende Symfonie uitvoert, heeft dat in feite dezelfde functie als in 1824. Bijzonder mooi eigenlijk.?

Het is een intrieste gedachte. Beethoven, al was hij bij de wereldpremière aanwezig, heeft zelf zijn schitterende Negende nooit gehoord. Hoogstens nam hij wat pieken waar. In elk geval was de altiste Caroline Unger toen zo lief om hem na afloop naar het publiek toe te draaien, hij hoorde zelfs niet dat alle aanwezigen dol enthousiast applaudisseerden.

Fons de Haas

Tongeren, Cultureel Centrum De Velinx. Zondag 21 september 20 u30, Beethoven, Symfonie nr 9 in d, opus 125. Beethoven Academie. Kantorei Barmen Gemarke, Wuppertal. Knapenkoor In Dulci Jubilo. Dirigent Jan Caeyers. Reservatie 012/39.38.00.

Ludwig van Beethoven : Ik heb de moed niet om te zeggen : spreek luider, schreeuw, want ik ben doof ! (Portret uit 1823 door Ferdinand Georg Waldmüller).

Jan Caeyers : De Negende van Beethoven is één groot politiek humanistisch signaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content