Sommige liefdesverhalen gaan duizenden jaren mee. Neem dat van Hero en Leander.
Omdat het topografisch en psychologisch zo nauwkeurig is, kan het tragische liefdesverhaal van Hero en Leander evengoed waar gebeurd als plaatsverklarend zijn. Daarbij zou dan in de Griekse Oudheid een gevoelsgeladen verklaring gegeven zijn voor het bestaan van twee torenburchten aan weerskanten van de Dardanellen. Deze zee-engte heette toen nog de Hellespont. De Afrodite-tempel waar Hero diende, stond in Sestos, aan de rand van het huidige Eceabat. En Leander zwom naar haar toe, vanuit Abydos, ten noordoosten van het huidige Canakkale.
Herodotos (484-424 v.C.) verwijst naar Abydos omdat de Perzische koning Xerxes daar, kort voor hij de zeeslag van Salamis in 480 v.C. van de Grieken verloor, een loopbrug naar de overkant liet aanleggen : over een afstand van 7 stadiën (7 x 180 meter= 1.260 meter) en bovenop 700 aan elkaar gebonden schepen.
Strabon (60 v.C.-20 n.C.) vermeldt in zijn Geografia niet alleen Xerxes’ brug, maar zelfs ?de toren van Hero?, in de buurt van Sestos, en de makkelijkste route om die vanuit Abydos te bereiken. Zo verwijst Strabon impliciet naar de mythos, die wou dat Leander bij valavond een zomer lang van Abydos naar Sestos zwom om er stiekem de nacht door te brengen met zijn teerbeminde Hero. Tot een herfststorm de toorts uitblies waarmee ze hem tot bij haar loodste, zijn lichaam aanspoelde en ze hem volgde in de dood.
Hoe bekend deze Griekse mythe wel was, bewijzen ook een aantal Latijnse auteurs. Vergilius (70-19 v.C.) alludeert erop in zijn Georgica, zonder de geliefden bij naam te noemen. Horatius (65-8 v.C.) heeft het in zijn Epistulae slechts over de twee naburige torens. Ovidius (43 v.C.-18 n.C.) daarentegen vermeldt in zijn Amores en in zijn Tristia de verdrinkingsdood van Leander : ?een misdaad van ’t smalle water.? In zijn Heroïdes verzint hij een liefdesbrief van Leander aan Hero en haar antwoord.
Dit thema maakte Abydos en Sestos ?beroemd/ pernobile?, zoals de Latijnse geograaf Pomponius Mela het midden de 1ste eeuw n.C. in De Chorografia schreef. In De Spectaculis verwijst Marcus Valerius Martialis (40-104 n.C.) zelfs naar de opvoering(en) van een naumachie, een waterspel, in het Romeinse Colosseum waar het liefdesverhaal van Hero en Leander in scène wordt gebracht.
TABOES OVERTREDEN
Behoudens een stuk papyrus uit de 1ste eeuw n.C., opgenomen in de Catalogue of the Greek Papyri van de John Rylands Library in Manchester, is het liefdesverhaal quasi integraal bewaard gebleven dankzij de transcripties van een epyllion, een klein epos (343 hexameters), van Moesaios. Deze Griekse filoloog leefde midden de 5de eeuw n.C. en was beter dan zijn leermeester, de bombastische Nonnos van Panopolis (Egypte), die nochtans graag als de nieuwe Homeros (8ste eeuw v.C.) werd aanzien. Pas in die tijd werd de toen aloude legende van Hero en Leander een thema in de Griekse poëzie. In het algemeen besteedt ze niet alleen aandacht aan Homerische gebeurtenissen, maar bezingt ze met veel fijngevoeligheid ook les choses de la vie. De liefde wordt zelfs sensueel, dikwijls passioneel, niet zelden onmogelijk gemaakt en eindigt vaak fataal. Zo zet de legende van Hero en Leander meteen de toon voor latere, even tragische maar vaak beroemdere verhalen. Omdat de geliefden daarin telkens een of ander taboe overtreden, gaven de christelijke auteurs ook de mythe van Hero en Leander al gauw een moraliserend tintje.
Fulgentius (480-550 n.C.) beweert dat Hero’s toorts uitdoofde en Leander verdronk omdat de liefde van jongeren toch nooit lang duurt. Baudri de Bourgueil (1046-1130 n.C.) is nog strenger : ?Want nadat de heimelijke liefde zijn ledematen had ontkracht, sleurde zij de ongelukkige mee in haar blinde golven.?
In het middeleeuwse Europa wordt de legende van Hero en Leander omzeggens overal hertaald tot het lied van de twee conincskinderen, twe Künigeskinner, tva ädla konungabarn en dies meer.
In de Renaissance wordt Moesaios’ oorspronkelijke versie opnieuw uitgegeven in Venetië en Firenze. Francesco Bracciolini laat Ero e Leandro in 1630 trouwen. Een happy end dat dit soort drama niet past. Want, stel dat al die tragische koppels braafjes getrouwd waren ! Hoe moest het dan met al die verhalen, gedichten, opera’s, beeldengroepen en schilderijen ? En wat met het stereotiep van de passionele liefde in ons collectief geheugen ?
Pieter Paul Rubens (1577-1640) geeft, op zijn achtentwintigste in Mantua (Italië), zijn visie op Hero en Leander in een schilderij dat nu in Yale University Art Galery hangt. Ongeveer veertien jaar later herneemt hij het thema in een groter werk dat in de Gemäldegalerie-Alte Meister in Dresden wordt bewaard.
Claudio Monteverdi (1567-1643) maakt er een opera van, zoals onder anderen de Franse toondichter René de Béarn marquis de Brassac (1750), en de vijftienjarige Duitse Carl Maria Freiherr von Weber (1786-1826) er op hun beurt muziekstukken aan wijden. In 1801 schrijft Webers landgenoot, Friederich von Schiller (1759-1805), een lang gedicht dat soms zeer nauw aansluit bij Moesaios’ versie. Lord George Gordon Byron (1788-1824), romantisch als hij was, zwom op 3 mei 1810 ’s ochtends met een (iets vluggere) vriend van Sestos naar Abydos in 1 uur 10 minuten : Leanders terugtocht dus.
De Oostenrijker Franz Grillparzer (1791-1872) compliceert het oorspronkelijke verhaal en voegt er in Des Meeres und der Liebe Wellen (1831) zoals Rubens allerlei personages aan toe. Zo krijgt Leander een rivaal en gaat een hogepriester de toorts opzettelijk doven. In oude Nederlandstalige versies is de schuldige dan weer ?een oude quene? of ?een oude fenynde bes?, zoals Gerrit Komrij het gedicht in 1994 nog herschreef.