Stijn Tormans

Ooit stond hij mee aan de wieg van Agalev, ‘maar dat is al heel lang geleden’. Portret van Mon Steyaert, soixante-huitard voor het leven.

Foto’s: Patrick De Spiegelaere. Tekening: Laura De Coninck.

Vijfenzestig is hij nu. Lang haar, lange witte baard.

Hij straalt iets hogers uit, iets profetisch bijna. Alsof hij elk moment gaat zeggen: ‘De Tijd is nabij. Bereid je voor op het Einde.’

En je zou het nog geloven ook. Met zoveel lawaai en overtuiging praat hij. Een spervuur van woorden. ‘Als dit, als dat, als die…’ Als, als, als. Nee, Mon Steyaert is het nog lang niet beu om de wereld te verbeteren. Ach, waarom zou hij nu nog veranderen? Hij is heel zijn leven al een rollende steen geweest. Eén uit de hoofdstad dan nog. Die botsen en beuken tegen alles en iedereen.

Op zijn twaalfde vloog hij al buiten bij de jezuïeten. ‘Daar kon ik mij niet aanpassen.’ Nam dan samen met zijn vader een boekhandel over: De Plukvogel in de buurt van de KVS . ‘Maar den oude en ik: twee hanen op een mesthoop. Conflicten, onvoorstelbaar .’

Hij stapte uit de boekhandel en begon een antiekzaak op de Zavel. ‘Ik ben heel mijn leven gefascineerd geweest door primitieve kunst. Als jonge gast ging ik naar de mummies kijken in de Cinquentenaire. Met zulke ogen, hè. Toen ik achttien was, had ik al een boek geschreven over primitieve kunst. Duizenden voorwerpen heb ik in mijn handen gehad. In het begin denk je alleen maar: ‘Is dat mooi? Is dat niet mooi? Maar na verloop van tijd leer je dat er (wijst naar de sjamanentrommel die op tafel staat) veel meer achter zit.’

Ik heb goed geboerd. Goed geleefd, ook. Het huis dat ik heb gebouwd, staat in bijna alle naslagwerken over de architectuur in België na de Tweede Wereldoorlog. Het was een investering, maar ik dacht: ‘Moet kunnen.’ Alles moest kunnen.

Ik heb stommiteiten begaan, hoor. Als er in Sotheby’s in New York een zeldzaam beeld te koop werd aangeboden, moest ik dat hebben. Een paar keer heb ik zoveel betaald dat ik mijzelf de strop aan het omdoen was. Stom.

Enfin, door mijn stiel heb ik in alle milieus vertoefd: de beau monde, al dat chic volk, ik heb Albert II en François Mitterrand nog gekend… Maar ik ben evengoed dakloos geweest. En ik heb de wereld rondgezworven: elke Romaanse steen ken ik. Met de mobilhome door Europa, Amerika… dan begin je die westerse samenleving met andere ogen te bekijken. Je stelt je vragen. Veel vragen.’

***

En toen werd het mei ’68.

‘Een maand lang heb ik rondgehangen in het Paleis voor Schone Kunsten. Bijna zonder te slapen. En discussiëren, jong! Over Marcuse en die andere filosofen. Wat ik ervan geleerd heb? Dat de meeste mensen zich alleen maar een toekomst kunnen voorstellen die in het verlengde ligt van het bestaande. En dat is totaal, totaal fout. Niemand kan zich nog in tijd en ruimte situeren. Dat is gevaarlijk. L’histoire ne se répète pas, hè. Maar je moet er wel iets uit leren.’

Hij schudt het hoofd.

‘Ach, het is allemaal de schuld van het onderwijs. Is het toeval dat het zijn vormende taak na ’68 uit het oog verloren heeft? Nee. Ze hebben gevloekt in de cenakels van de macht. Zoiets mocht nooit meer gebeuren. En het is ook nooit meer gebeurd.’

Schrijf maar op in uw gazetteke: ik vind het belangrijk dat iedereen weet waar Mongolië ligt en wat een sjamanentrommel is. Ze zeggen mij: ” Allez Mon, is dat nu belangrijk?” Maar ja! Waarom is Bush zo’n gevaarlijke gek? Omdat hij te weinig historisch besef, te weinig fantasie heeft om de consequentie van zijn daden te zien.

De dag dat ik hoorde dat Bert Anciaux minister van Cultuur werd, man, ik was rázend. Ik ken de Anciauxs – ik heb nog met Vic om een lief gevochten. Enfin, ik bel naar ons Damienne. “Bert kan dat niet, Damienne, Bert heeft geen Cultuur.” Kan je dat Bert verwijten? Nee. Dat moet je het onderwijs verwijten en de media die Bert gemaakt hebben.’

Stilte.

‘Ach’, zucht hij, ‘hier (klopt op zijn hart) zal het altijd mei ’68 blijven.’

En hij vertelt over Vital, zijn overleden strijdmakker. En over Daniël Robberechts, met wie hij nog zoveel had willen discussiëren. En over al die anderen, waarvan niemand zich afvraagt: ‘Wat is er in godsnaam van hen geworden?’

The times they’re a changin’.

***

‘Nog wat rode wijn?’

‘Ik ben een autobiografie aan het schrijven’, zegt hij plots. Nu ik ‘er nog met mijn hoofd bij ben’.

Het idee is er al: in 2050 vindt iemand een doos vol brieven, dagboeken, cassettebandjes… Afkomstig van iemand uit de vorige eeuw. Iemand die anders ging leven. Ooit.

‘Tja, Agalev. Ik ben in de partij geïntroduceerd door Marc Debrulle. Ik kende Marc van bij de Bond Beter Leefmilieu. We hadden samen nog gevochten tegen de uitbreidingsplannen van Brussel. Le grand Bruxelles de l’avenir: dat ging van Nijvel tot Leuven. Over ons lijk, hè. Enfin, op een dag – het moet 1979 geweest zijn – waren het Europese verkiezingen. Debrulle haalde 2,1 procent. Nét niet verkozen. Ik heb hem direct gebeld. “Marc, 2,1 % is een kritisch minimum. We hebben een politiek kapitaal, dat we moeten verzilveren. We gaan dat establishment een schop onder de kont geven.”

Maar al snel botste Steyaert op pater Versteylen. ‘Ach, Luc. Pas op, ik sta voor 85 procent achter wat hij zegt. En je zult mij niet horen vertellen dat hij geen verdiensten heeft. Integendeel. Maar wat was zijn probleem?

Luc wou bevestiging krijgen. Hij was de goeroe van Agalev. Hij gedroeg zich als een van de Amish uit Pennsylvania, die een totalitaire samenleving hebben opgebouwd van zeer rijke mensen die niets doen met hun potentieel, maar mekaar wijsmaken dat ze in het Aards Paradijs wonen.

Ik herinner me nog een van de eerste vergaderingen van Agalev. Vooraf hadden we een aantal ideeën mogen indienen. We kregen een blaadje met daarop ieders inbreng: Jan, Piet, Vera, Mon… en een inleiding voluit getekend: Luc Versteylen. Goed, die vergadering is een halfuur bezig en Luc roept: “Stop! Genoeg gepraat! Het is tijd om een danske te placeren.” (slaat de handen in de lucht) Ik ontplofte bijna. “Waar zijn wij in godsnaam mee bezig? Met een groene partij op poten te zetten? Of met de verering van de zeloot van een sekte?”

Ken je zijn Paradijsboek? Kort samengevat: je mag het allemaal zien, maar er niet aankomen. Enfin, een hoop onzin over naakt voor jongeren. Nu goed, iedereen heeft het recht om onzin uit te kramen. Maar wat schreef Luc in de inleiding? Dit boek komt van de peters en meters van Anders Gaan Leven. Kijk, ik ben altijd bereid om op de barricaden te springen. Maar als de barricaden het voetstuk van een monument worden, dan ben ik weg.

En toch. Ondanks de spanningen met Versteylen, geloofde ik in Agalev. Tien jaar na mei ’68 konden we zeggen: dát, dát en dát schort er aan onze samenleving. En het heeft succes gehad. Gewoon door als politieke formatie te bestaan, hebben we van een maatschappelijke problematiek ‘une matière incontournable’ gemaakt. Elke partij heeft vandaag groene strijdpunten, hè.’

***

Toch is Steyaert al een paar jaar getroebleerd met Agalev. Het verhaal van de vader die zijn kind niet meer herkent.

‘Agalev is hét voorbeeld van hoe een organisatie een doel op zich kan worden. Wie van de pioniers zit nog bij Agalev? Niemand. Zegt dat niet genoeg over de koers die de partij is opgegaan? Plots werd er gediscussieerd over campagnes in plaats van over essentiële vragen. Plots zaten er mensen in Agalev die carrière wilden maken. Die geloofden dat (spuwt het eruit) macht belangrijk was om iets te doen veranderen.

Ze hebben mij gewaarschuwd, hoor. Ik hoor mijn tante Rika (Steyaert, ooit CVP-staatssecretaris) nog zeggen: “Mon, pas op voor die mannen.” Allez, neem nu Joske Geysels. Hoe is die ooit bij Agalev beland? Wat kwam die man doen op onze vergaderingen? Spioneren? Wat ik wel weet: hij stond níét achter ons project ‘Agalev’. Ik herinner me een vergadering in Tielrode waarop hij zei: ” Jullie moeten niet de pretentie hebben om namens het middenveld te spreken.” En nu is die man politiek secretaris. Wel, wel. En Magda Aelvoet heeft de rol van het geniale koekoeksjong fantastisch gespeeld. Op een meesterlijke manier heeft ze alle conflicten misbruikt om iedereen, buiten zichzelf, buitenspel te zetten.’

Steyaert verliet de partij in 1995. Hij nam het niet dat het partijcongres de partij professioneler wilde structureren. Niet dat de groenen rouwig waren om zijn vertrek. Mieke Vogels, toen: ‘Blij dat we van die ambetanterik af zijn.’En Jos Geysels: ‘Ach, de Mon. Ik zal hem niet missen. De vergaderingen zullen in elk geval wat vlotter verlopen. Mon is iemand die zelfs in de duivenmelkersclub amok zou maken.’

‘Ik moet! Ik moet hierop reageren!’, blaast Mon.

‘Waarom ben ik vertrokken? Omdat Agalev een partij als een ander was geworden. Al onze idealen hebben ze afgezworen. “Basisdemocratie? Werkt niet! Rotatieregel? Afschaffen die flauwekul!”

En nu? Nu is Agalev een Groen Fabriekske. Zoals er ook een Rood en een Blauw Fabriekske is. Het zijn de milieuklussers van paars-groen, die de rol van de Nuttige Idioot vervullen. Of die van de figurant, die even op de scène mag komen om te zeggen dat het buiten regent.’

Hij zucht.

Allez, wat is nu de meerwaarde geweest van Agalev in de regering? De dioxinecrisis zou ook wel opgelost zijn zonder Agalev, hoor. Of de problematiek over de energievoorziening… Doel en Opgrimbie, dát hadden onze dossiers moeten zijn. Dat had het groene signaal moeten zijn. “Dit kan niet. Punt uit.” Daarvoor hebben wij Agalev toch opgericht?’

***

Na zijn Agalev-jaren volgde Steyaert een grillig politiek discours. Hij flirtte met het Sienjaal, het project van Maurits Coppieters. Dook op bij de Volksunie en even later bij ID21. En tussendoor richtte hij een eigen partij op: de Nieuwe Ecologische Partij.

‘Nee, nee,’ zegt hij nu, ‘de Nieuwe Ecologische Partij, dat was eigenlijk een joke. Ik had Agalev net verlaten. En Filip Rogiers van De Morgen belde mij: “Wat ga je nu doen?”. In een colère heb ik gezegd: ik richt de Nieuwe Ecologische Partij op, de NEP (schatert). Ik schrok mij rot toen ik de volgende dag De Morgen las. ” Steyaert richt nieuwe groene partij op.” Enfin, voor de lol heb ik een beginselverklaring gemaakt.’

‘Dit is een oproep van de Hobbit Bilbo Balings van Balingshoek: Lieve Mensen, de Ringen van de Macht zitten weer aan de verkeerde vingers. Ga mee op Queeste met de Nieuwe Ecologische Partij. De NEP is de meest traditionele partij aangezien zij aansluit bij de zuivere traditie van Dada. Iedereen kan lid worden van de partij, mits een mooie lidkaart te maken en ze ergens aan de muur te hangen. Het programma staat in alle goede boeken tussen de lijnen en kan onmogelijk worden samengevat. Enig denkwerk kan wel helpen om zelf en op een totaal eigen manier voor eigen gebruik te herschrijven.’

En? ‘Hét grote politieke probleem blijft voor mij: het materialisme van onze beschaving, het geloof dat de bomen tot in de hemel groeien.

Kijk naar dat gezever over de nachtvluchten. Waarom vraagt niemand zich af of het zinvol is dat eender welk pakje binnen 24 uur op zijn bestemming moet zijn? Er zijn vandaag zelfs zotten die het recht opeisen om 220 km per uur te rijden. Onvoorstelbaar. Als je zo rap rijdt, zie je niets.

(denkt na) Wat ik ook wil aankaarten, is de problematiek van de vierde wereld. Dat zijn de binnenlandse illegalen: niemand kijkt naar hen om. Ik heb zelf anderhalf jaar als dakloze geleefd, ik weet dus waarover ik spreek. Ooit heb ik eens gevraagd aan voormalig minister Leo Peeters hoeveel daklozen Vlaanderen telt. “Ah”, zei Peeters, “wij kennen er 219.” (kwaad) 219! Alleen in Brugge lopen er al zoveel rond. In wat voor ivoren torens leven dat soort mensen eigenlijk?

Maar om daarvoor nu een partij op te richten? Nee. De mensen die mij nodig hebben, kunnen mij vinden op de markt van Watou. Om echt goed te kunnen oordelen, mag je niet betrokken zijn, vind ik. Daarom ben ik ook tégen partijlijsten. De band tussen kiezers en de vertegenwoordigers moet zuiver en direct blijven. Waar ligt de macht nu? In de hoofdkwartieren van de partijen… De gewone mens heeft daar geen enkele controle over. Kijk naar Jos Geysels: die is tegelijk parlementslid, politiek secretaris en gesprekspartner van de eerste minister. Dat kan toch niet?’

***

Geklop op het raam. Een man met een hoed staat voor de deur.

-Dag Mon. Ah, je hebt bezoek.

Mon: Ja, de Knack. Ze willen alles weten.

-(naar ons) Schrijf maar op dat het een bijzondere man is. Weet je wat hij zei toen hij in Watou aankwam? ‘Ik heb één handicap: ik ben hoogbegaafd.’

Mon: (grijnst) Zo is dat.

-En toch is hij veranderd. In het begin kreeg je er geen speld tussen. Nu luistert hij al. Hij luistert!

Mon: Kom, kom. Je kent toch de grootste leugen uit de literatuurgeschiedenis? To be or not to be. Het moet natuurlijk zijn: to do or not to do. Als ik niets doe, gebeurt er niets.

-Je moet eerste minister worden, Mon. Waar wacht je op! De verkiezingen komen eraan!

Mon: (lacht) Nee, ik doe niet mee, want dan moet ik het weer gaan uitleggen aan ‘die met zijn strikske‘. Alhoewel. Ik zou hem best wel eens willen zeggen dat hij van de verkiezingen een commercieel gedoe aan het maken is. En dat hij zo het rechtse ideeëngoed alleen maar versterkt. Het ideeëngoed van mensen die zeggen: ‘De problemen zijn simpel en we gaan die oplossen. En als ge dat niet gelooft, slaan we op uw smoel.’ Ja, dat ga ik hem vertellen. Meer niet. En daarna zal ik de studio weer verlaten.

-Sjaloom, vriend!

Mon: Sjaloom!

‘Je merkt het’, zegt hij, ‘ze kennen Mon Steyaert al in de Westhoek.’

En hoe is hij in de Westhoek beland? ‘Ah, dat zat zo. Op een bepaald moment verkochten wij, Brusselse antiquairs, alleen nog maar stukken aan onszelf. En ik wou mij maatschappelijk weer nuttig maken. Maar waar? Op een dag tekende ik een cirkel op de landkaart… Parijs, Londen, Brussel… en ja, het middelpunt bleek Veurne te zijn. Ik dus naar de Westhoek.’

Na een dag had Steyaert al slaande ruzie met de lokale pastoor. Tot zijn eigen verbazing ontdekte hij in de schuur, die hij net gekocht had, een toilet. Het stond achter de poort van een aanpalend parochielokaal en bleek zonder vergunning gebouwd te zijn.

‘De pastoor zei: “Dat toilet staat achter mijn poort.” Maar die poort is voor drie vierde van mij, en voor één vierde van hem.’ En het werd nog erger. Steyaert ontdekte dat ook de CD&V-burgemeester van Veurne weet had van het bizarre bouwmisdrijf. ‘Een tweede Opgrimbie is het’, roept Mon. ‘Typisch Belgisch weeral. Wat is de rode draad door onze geschiedenis van de laatste vijftig jaar? Kortzichtig affairisme! Enfin, toen heb ik gezegd: “Ik zal eens bewijzen dat het anders kan.” ‘

En Mon diende een eenmanslijst in voor de gemeenteraadsverkiezingen: ‘Veurne Open en Bloot’. ‘Ik wou alle affaires aan de grote klok hangen. Toen waren ze bang, hoor. Met alle mogelijke middelen heeft de burgemeester mij proberen te boycotten. Tevergeefs.’

Maar bij de verkiezingen liep het wel mis. Steyaert blijft ervan overtuigd dat met de uitslag gesjoemeld werd. ‘Dat elektronisch stemmen werkt gewoon niet. Er stond een lijst niet op het scherm. En de man, die de computers installeerde, was ook verantwoordelijk voor de uitslag. Vijf uur heeft het geduurd voor ze iets wisten. Vijf uur! Geen zinnig mens gelooft dat.’

***

Zucht. ‘Nog vragen?’

Of hij er iets uit geleerd heeft, misschien? Lange stilte. ‘Dat je je moet aanpassen. En als je dat niet doet, moet je daarvoor boeten. Waarom is Paul Goossens nooit eerste minister geworden? Hij had alle capaciteiten. Maar ja, hij heeft ooit een verkeerd artikel geschreven, zeker. (zucht) Onze samenleving is door en door totalitair. Je moet de kleren dragen die de industrie maakt. Je moet op de stoel zitten die de maatschappij voor je maakt. En af en toe loopt er dan een zot rond die zegt: ik maak zelf mijn kleren, ik maak zelf een stoel. En die wordt daarvoor gestraft. Heel zwaar gestraft. Dát heb ik eruit geleerd .’

Het interview is afgelopen. Maar voor Mon ons de natuur in stuurt, wil hij iets tonen. Hij heeft het Woordenboek van de Familienamen gekocht. En zijn naam blijkt een nogal bijzondere betekenis te hebben. ‘Steyaert = deugt niet.’ ‘Eigenlijk heet ik dus Mon Deugt Niet.’

Of hij daar trots op is? Schaterlach: ‘Het zal nog niet zijn, zeker.’

Stijn Tormans

‘Je kent toch de grootste leugen uit de literatuurgeschiedenis? To be or not to be. Het moet natuurlijk zijn: to do or not to do. Als ik niets doe, gebeurt er niets.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content