Frédéric Vervisch heeft de titel
in de Duitse formule 3 op zak enkijkt nu met groot ongeduld uit naar zijn test in de formule 1. ‘Je wil het toch een keertje meemaken’,
zegt hij, en droomt stiekem van een grote doorbraak naar de koninginnenklasse.
J érôme D’Ambrosio zit in de beste pijplijn, de GP2, officiële wachtzaal van de formule 1 want ook een kampioenschap van Bernie Ecclestone. Ondertussen bouwt Bertrand Baguette aan zijn weg naar de top in een tweede seizoen formule Renault 3.5, ook al een kampioenschap dat menige telg van de huidige F1-gilde leverde, als daar zijn Robert Kubica of Heikki Kovalainen. Maar de eerste Belg die zijn billen straks in een formule 1-wagen mag glijden, is Frédéric Vervisch, 22 jaar jong en afkomstig uit Kortrijk. Dat dankt hij aan zijn titel eerder dit jaar in het Aziatische F3-kampioenschap, waarvan de laureaat niet alleen een leuke beker kreeg, maar ook een test in de F1-machine van Force India. Het team van Adrian Sutil en Giancarlo Fisichella, inderdaad. “Ik weet nog niet precies wanneer”, zegt Vervisch, maar hij kan zijn nauwelijks te onderdrukken ongeduld niet verhullen. “Je ziet het goed”, zegt hij. “Het kriebelt. Met een echte F1-machine rijden, al is het maar een paar rondjes, dat is een droom die werkelijkheid wordt. En het is vooral een meevaller na toch wel een moeilijke periode.”
Boterham
Een neutrale toeschouwer die louter de sportieve kant van het plaatje bekijkt, snapt niet wat Vervisch bedoelt met ‘moeilijke periode’ . Na zijn titel in de Aziatische F3 fietste de jongeman ook iedereen naar huis in het Duitse F3-kampioenschap, waarin hij tien dagen geleden op de Sachsenring de kroon pakte met Jo Zeller Racing. Met nog een meeting te gaan bovendien. Maar in het autosportwereldje weet iedereen wat dat betekent, zo’n ‘moeilijke periode’: ook Vervisch ontsnapt niet aan de ongeschreven wet van de meest lawaaierige sport ter wereld. Wie wil rijden, moet betalen. Zelfs Michael Schumacher moest in de formule 3 betalen om te rijden en te winnen, alleen vond hij een mecenas, noem het een investeerder, die dat voor hem deed. “Ik ben de oudste van vier en mijn ouders zijn niet rijk. Het is en blijft dus zoeken naar budgetten om te racen.” En budgetten, dat zijn stevige sommen in de autosport. Een seizoentje F3 kost al snel 350.000 euro en een jaartje GP2 pepert de rekening al op tot anderhalf miljoen euro. Maar Vervisch gelooft in zichzelf en in zijn talent. Heeft hij altijd gedaan. Ook toen hij in 2005 veel te vroeg, zo geeft hij nu grif toe, een paar races in de formule Renault 3.5 reed naast kleppers als Kubica. En daarna op een zijspoor dreigde te raken. “Voor mijn eindwerk mechanica op school trok ik naar JB Motorsport, het team van Yves Olivier. Ik kwam er in contact met de ingenieur van het team, Michiel Gommeren. Het klikte. En van het een kwam het ander: een test met hun F3-auto, daarna gaan zoeken naar een budget en uiteindelijk voor hen gaan rijden in het Duitse F3-kampioenschap.” In 2007 was dat, en Vervisch verraste meteen met een tweede plaats in de eindstand. Het opent deuren, zo’n wederopstanding: er volgde al snel een telefoontje van een team om in Azië te gaan rijden, waar hij dus die titel pakte en het recht om straks in de F1 te testen. “We zien wel wat eruit komt”, zegt Vervisch stilletjes maar hoopvol. En neen, hij wil zelf geen percentage kleven op zijn kansen om later F1 te halen, “dat zou te negatief kunnen klinken”, lacht hij. “Er spelen zoveel factoren mee en er proberen zoveel jonge rijders met talent in de F1 te raken. Maar als ik mijn wilskracht in de schaal mag gooien en verrekenen, dan zou ik zeggen: 50 procent kans. En daarvoor geef ik mezelf nog twee jaar tijd.”
Vijftig procent is behoorlijk optimistisch. Maar zo zit hij in elkaar, Vervisch. Bovendien vindt hij het geen sleur, knokken voor een carrière. “Ik heb niet het gevoel dat ik een stuk van mijn jeugd heb gemist door die autosport. Wel vind ik dat ik er sneller maturiteit door heb gekweekt. Je wordt immers geconfronteerd met dingen die andere jonge mensen pas veel later in hun leven meemaken. Sponsors zoeken, commerciële contacten leggen, onderhandelen over contracten, de marketing, creatief zijn: je leert heel snel, en vooral ook veel.” En dat doet hij ook graag, de 22-jarige Kortrijkzaan. “Wat mijn ambitie in de autosport is? Er op een dag mijn boterham mee verdienen. Betaald worden om te racen.” En hij laat tussen de regels lezen: Vervisch zal niet tot in de treurnis proberen tot elke prijs in de almachtige formule 1 te raken. Maar ook kansen grijpen om aan den brode te komen, met wat toch wel een passie is, in leuke kampioenschappen als het WTCC of de DTM, om er maar twee te noemen. “Hoewel ik het mezelf verplicht ben om nu nog – ik ben nog maar 22 – de formule 1 te ambiëren. Je moet altijd hoog mikken. En ik weet dat ik er het talent voor heb.”
Regenweer
Dat talent ontdekte Frédéric Vervisch niet via zijn passie. Vraag tien jonge autoracers waarom ze achter het stuur zitten, en ze dissen verhalen op over hoe ze als kind Ayrton Senna over het scherm zagen scheuren en droomden dat later ooit zelf te doen. Niet zo in Kortrijk. “Ik was elf jaar, bijna twaalf, toen ik mijn vader eens met een kart zag rijden. Dat vond ik zo fantastisch, dat ik het ook wilde doen. Zo kwam ik tussen vier wielen terecht.” Zonder passie voor de formule 1, wel met veel liefde voor het racen, voor snelheid. Ook al atypisch: Vervisch ging het nooit ver weg zoeken in de vroege jaren. Terwijl de meeste jonge rijders al in hun prille tienerjaren naar het mekka van de kartingsport verhuizen, Italië dus. Hij niet, “en dat was inderdaad een financiële keuze.” Maar hij maakte wel indruk: “In mijn eerste seizoen werd ik al Belgisch kampioen.” Zo drukt een jongeling zijn stempel: op zijn zeventiende reed Vervisch al in de formule BMW. Er ging een nieuwe wereld open, eentje van eindeloze mogelijkheden en een grote toekomst. Temeer omdat hij ook daar beklijfde met zijn prestaties. “Het was pas de tweede keer dat ik met een echte racewagen reed. Natuurlijk reed ik in de middenmoot, in normale omstandigheden. Maar toen het ging regenen, was ik sneller dan kerels als Sebastian Vettel en Adrian Sutil.” Inderdaad, die kerels die nu in de formule 1 zitten, eentje van hen won dit jaar zelfs verrassend in Monza, in … regenweer. Of dat zijn sterke punt is, racen op het nat? Frédéric Vervisch: “Ik ben goed in de regen, ja, ik rij ook heel graag op een nat circuit. Omdat ik dat als heel normaal aanvoel, denk ik. Ik moet me er niet voor inspannen. Daarnaast ben ik ook heel constant in de race, ik maak heel zelden fouten. Maar mijn sterkste punt is dat ik alles van me kan afzetten zodra ik in de auto stap. Dan sluit ik me van de wereld af en telt alleen nog dat circuit. En de tegenstanders. Dan zijn er geen probleempjes meer.” Probleempjes zoals die mecenas die hem in de formule BMW stopte en dan “plots verdween, zoals vaak in dit wereldje. Maar er zijn ook constanten, zonder mijn pa was dit nooit mogelijk geweest, en mijn oom Philippe, aan hem heb ik al veel te danken. Maar ook mensen als Bas Leinders interesseren zich voor mijn carrière, hij staat altijd klaar met goede raad. En Ickx of Boutsen?” Cynische blik, en dan: “Neen, wat dacht je? Ze zetten zich niet in voor jonge Belgische rijders.” Een verhaal dat we ook al hoorden bij de vorige generatie, dit terzijde. Maar ach, wat dan nog: “Ik ben geen opgever”, zegt Vervisch. “Ik wil mijn doel bereiken.” S
door jo bossuyt – beelden: gf