Politici die al beven als ze tegenover Tim Pauwels of Phara de Aguirre zitten, voelen zich alsof de hemel op hun kop valt wanneer ze op Knack TV geconfronteerd worden met onze chef-Wetstraat. Knack TV wordt om de veertien dagen in het weekend uitgezonden op Kanaal Z, en is zo goed dat het meteen twintig keer wordt herhaald.
Onlangs was Bert Anciaux te gast. Hoewel ’te gast’ misschien te veel de connotatie van ‘welkom’ in zich draagt. En dat was Bert allerminst, zo bleek al snel. Waarvan Anciaux allemaal minister is geweest, valt niet meer te achterhalen, maar nooit heeft hij ook maar één seconde de indruk gegeven van enig inzicht in de materie waarvoor hij bevoegd was. Bert neemt maar beslissingen, ins Blaue hinein en ins Wilde weg, hij legt verklaringen af en trekt die weer in, ontwerpt wetten terwijl hij decreten afschaft, en telkens hebben anderen jaren werk om de schade te herstellen.
Het spreidingsplan boven Zaventem! Vóór we drie maanden verder zijn, wordt een Boeing die naar het zuiden opstijgt doormidden gereten door een die vanuit het zuiden wil landen. Waarbij de ene piloot zich baseert op spreidingsplan 37, en de andere op spreidingsplan 42. De klucht met de vrachtwagens die niet meer mochten inhalen als het regende! Als het sneeuwde nog wel, dat had de minister vergeten. En het aan de chauffeurs kenbaar maken had hij ook niet gedaan.
Met de nieuwe verkeerswet heeft Bert aan het begrip ‘onkunde’ een voordien ongekende dimensie toegevoegd. Zo een geknoei is op regeringsniveau nog nooit vertoond. Nergens. En dus kreeg hij op Knack TV de volle laag. Onze chef-Wetstraat kon al niet van veel sympathie voor Anciaux verdacht worden. Integendeel, hij heeft ooit het psychiatrisch rapport gepubliceerd dat Jef Valkeniers over Bert had moeten opstellen, en dat tot Jefs verwondering plots uit zijn bureaulade verdwenen was. Een week later stond het in Knack.
‘Bert is tijdens zijn anale fase geremd’, schreef onze chef-Wetstraat met het punt- je van de tong uit de mond, ‘en een freudiaanse fixatie op de moederfiguur weerspiegelt zich vandaag in een ongecontroleerd en onsamenhangend gedrag’.
Dat hij op Knack TV zou kunnen fluiten naar de welwillende behandeling die hij op andere stations nog steeds krijgt, maakte Anciaux van meet af aan nerveus. En met reden. Van Cauwelaert sloeg de gebruikelijke welkomstformules over en begon meteen met een uppercut: ‘Minister, van al uw flitspalen zijn er welgeteld vier reglementair geijkt. Wie zijn snelheidsboete aanvecht voor het gerecht krijgt daar automatisch gelijk, hij moet zelfs niet meer voorkomen. Wat zegt dat over u?’
Dat een flitspaal na plaatsing geijkt moet worden, was een van de vele dingen die Anciaux niet scheen te weten. Hij stamelde en stotterde, begon te zweten en te zweven, en keek in wanhoop naar de man naast hem: de Kortrijkse commissaris Stefaan Eeckhout. Die hij eerder in de week een onverantwoordelijke inciviek had genoemd, een soort Dutroux, omdat hij niet langer wou verbaliseren in een onnodige zone-30. Van die uitval had Bert nu spijt want alles wat hij niet wist, en dat was heel wat, wist de commissaris wél. Maar met een sardonische grijns om de lippen weigerde die de spartelende minister te hulp te komen.
Anciaux kreeg van Van Cauwelaert alle hoeken van de ring te zien. Over de directe inning van boetes bijvoorbeeld, waarvoor jammer genoeg de mobiele betaalterminals ontbreken. ‘Ja, maar er zijn vijfhonderdduizend boeteboekjes gedrukt’, herinnerde Bert zich eensklaps een indrukwekkend getal. ‘Hoeveel hebt gij er in Kortrijk?’ pikte onze chef-Wetstraat gevat in. Commissaris Eeckhout antwoordde zonder de stem te verheffen: ‘Vier.’
Anciaux viel bijna uit zijn stoel. ‘Vier!? Voor heel Kortrijk? Dat kan niet.’ ‘Vier’, herhaalde Eeckhout stoïcijns. ‘Tja,’ zuchtte Bert, ‘dat zal ik laten nakijken.’ Tijd om recht te kruipen kreeg hij niet, onze chef-Wetstraat dreunde als een pletwals over hem heen: ‘In de postkantoren hangt een richtlijn van uw ministerie waarin staat dat overtreders hun boete met fiscale zegels moeten betalen.’ Anciaux zag zijn kans om ook eens te scoren en wees, iets te hautain, de interviewer terecht: ‘Met boetezegels wilt ge zeggen.’
‘Neen,’ baste Van Cauwelaert, ‘in uw eigen brochure staat: fiscale zegels. De mensen die dat bevel opvolgen, mogen dubbel betalen, want ze krijgen een nieuwe aanmaning en die fiscale zegels krijgen ze natuurlijk niet terug.’ Anciaux stond het huilen eens te meer nader dan het lachen. ‘Ik zal het laten nakijken,’ kreunde hij, ‘maar er zijn toch ook positieve punten in die wet. Dertig per uur aan alle scholen.’
Onze chef-Wetstraat stond op ontploffen: ‘Hoeveel uur per dag zijn er kindjes aan die scholen? Een half uur ’s morgens en een half uur ’s avonds. Vijf dagen per week. Acht en een halve maand per jaar. Negenennegentig procent van de tijd is daar dus geen kind te zien. En daarvoor moet ik op de Ninoof- sesteenweg alles toegooien en naar dertig per uur zakken. Gij zijt zot. Wat u, commissaris?’
De Kortrijkse commissaris, die met dezelfde maar dan beleefder verwoorde opmerking de razernij van de minister had verwekt, beperkte zich tot het ophalen van de schouders.
‘In elk geval,’ sloot Bert beurs geslagen het gesprek af, ‘de nieuwe wet is er, en er wordt geen letter aan veranderd.’
De volgende dag, op de ministerraad in Raversijde, werd de nieuwe wet drastisch afgezwakt. Waarna Anciaux verklaarde dat wie drie keer op dezelfde overtreding werd betrapt tóch het hogere tarief zou krijgen. Wat hij een dag later weer moest herroepen. Je zult maar hoofd van de administratie zijn en plotseling Bert Anciaux boven je krijgen. Mogen wij hopen dat geen enkele Knacklezer op die dwaas stemt? Nee toch?
Koen Meulenaere