Hij hoopte op een sterke minister van Asiel en Migratie. In plaats daarvan kreeg hij Maggie De Block. ‘En dat terwijl we dringend nood hebben aan visie en daadkracht’, zegt hij. Voormalig topman van Fedasil Bob Pleysier over kibbelende ministers, gedwongen repatriëringen en overbodige voetbalmatchen.

‘Als je tegenover een asielzoeker zit en naar zijn verhaal luistert, dan ben je er altijd weer van overtuigd dat hij echt wel een goede reden heeft om hier te blijven. Dat we voor hem iets zouden moeten doen’, zegt Bob Pleysier. ‘Zelfs ik heb dat na al die jaren nog. Maar het is zoals Louis Tobback ooit zei: je kunt geen goed beleid voeren als je de mensen in het wit van hun ogen kijkt.’

Elf jaar lang was Pleysier directeur van het Brusselse opvangcentrum voor asielzoekers Klein Kasteeltje. Tot hij in 2002 de eerste directeur-generaal werd van Fedasil, het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers. Vijf jaar later werd de politiek kleurloze Pleysier weer aan de kant geschoven, of ‘ kaltgestellt door de PS’ zoals hij het zelf noemt. Maar daarmee zijn ze in de Wetstraat nog niet van hem af. Integendeel. Pleysier blijft het asielbeleid, of het gebrek daaraan, van nabij volgen en in vrije tribunes becommentariëren. Zo pleitte hij het voorbije jaar geregeld voor een krachtdadige minister die bevoegd is voor alles wat met asiel en migratie te maken heeft. Maar het draaide anders uit. In de regering-Di Rupo heeft voormalige backbencher Maggie De Block (Open VLD) die portefeuille gekregen, en de voorbije weken maakte ze niet meteen een beste beurt. Toen het begon te vriezen en honderden asielzoekers op straat moesten slapen, bleef ze zelfs zolang talmen dat Bob Pleysier uiteindelijk een gepeperde open brief aan haar richtte.

Waarom bent u zo kwaad op Maggie De Block?

Bob Pleysier: Ik ben nogal rap kwaad, hoor. (lacht) Aanvankelijk was dat trouwens niet op Maggie De Block, maar op de regeringsonderhandelaars en dan vooral op Open VLD-voorzitter Alexander De Croo. Maar zelf had Maggie De Block nog maar net de eed afgelegd of ze liet al weten dat ze niets van asiel en migratie afwist. Eerst wou ze een maand studeren en vervolgens kwam ze met een magere boodschap op de proppen. Ze wil een streng en rechtvaardig asielbeleid. Ja, wie niet? Ik heb haar nog niet op veel visie kunnen betrappen en ook niet op veel daadkracht. Want wat had ze moeten doen? Op de dag van haar aanstelling de hele sector samenroepen om een plan op te stellen voor de opvang tijdens de winter natuurlijk. Vergeet niet dat het toen al december was.

Wilt u haar eigenlijk wel een kans geven? U had er bij haar aanstelling duidelijk al een hard hoofd in.

Pleysier: Ik vond het heel vreemd dat de partijvoorzitters voor haar hadden gekozen. Er waren toch genoeg andere mensen die veel meer van asiel en migratie kennen? Caroline Gennez (SP.A) is bijvoorbeeld een kordate madam die het asielprobleem met gezond verstand bekijkt. Met haar heb ik destijds veel samengewerkt – en nog meer ruzie gemaakt – toen zij nog als adviseur op het kabinet van Johan Vande Lanotte werkte en ik directeur was van het Klein Kasteeltje. Wie me door haar optreden in debatten ook geschikt leek, is Gwendolyn Rutten van de Open VLD. Het is echt erg dat zo’n belangrijke keuze door partijpolitieke kronkels wordt bepaald en niet door de competentie van de betrokkenen. En dat terwijl de sector drie jaar op een minister heeft moeten wachten.

En uiteindelijk een staatssecretaris kreeg.

Pleysier: Ook al zoiets. En dan is ze nog bevoegd voor Armoede en Maatschappelijke Integratie ook. Iedereen weet dat een staatssecretaris voor zo ongeveer alles langs haar voogdijminister moet passeren, en in dit geval is dat minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD). Dan vraag ik me af hoe sterk Turtelboom haar staatssecretaris zal steunen als ze zelf al zo veel geld nodig heeft voor justitie. Weet u wanneer er veel middelen voor de opvang van asielzoekers werden vrijgemaakt? Toen Johan Vande Lanotte (SP.A) in de eerste regering-Verhofstadt verantwoordelijk was voor Maatschappelijke Integratie. Als vicepremier had hij geen enkel probleem om veel geld binnen te halen en dus kon hij in één dag drie opvangcentra kopen.

Is het dan geen grote stap vooruit dat alles wat met asiel en migratie te maken heeft nu eindelijk onder de bevoegdheid van hetzelfde regeringslid valt? Daar hebt u toch voor gepleit?

Pleysier: Dat klopt. Al ben ik ook lang van het omgekeerde overtuigd geweest: dat de bad cop, die asielaanvragen onderzoekt en mensen eventueel uitwijst, en de good cop, die hen opvangt, beter niet onder één minister vallen. Maar de praktijk heeft geleerd dat het nog veel erger is als die bevoegdheden verdeeld worden onder twee mensen die niet overeenkomen. Zoals Patrick Dewael (Open VLD) en Christian Dupont (PS) destijds. Of voormalig minister van Maatschappelijke Integratie Marie Arena (PS) en haar collega van Asiel en Migratie Annemie Turtelboom (Open VLD). De ene wou pas nieuwe opvangplaatsen zoeken als de andere voor een brede regularisatie van asielzoekers zorgde, en vice versa. Vandaar dat ik op den duur dacht: laat het dit keer alsjeblieft één minister zijn. Maar ik hoopte natuurlijk wel op een heel goeie.

En op een Vlaamse.

Pleysier: Ja, omdat een Franstalige politicus door het politieke landschap in Franstalig België geen kordaat beleid kan voeren. Dat hebben we tijdens de vorige regeerperiode al ondervonden toen de staatssecretarissen Philippe Courard (PS) en Melchior Wathelet (CDH) een echt moeras maakten van de asielopvang. Daardoor is België zowat het enige land in Europa dat nu met een asielcrisis zit.

En dan zegt Maggie De Block dat ze niet in zeven weken kan rechttrekken wat jarenlang is scheefgegroeid.

Pleysier: Daar heeft ze natuurlijk een punt. Tot 2007 ging het goed. Vande Lanotte had de asielcrisis van 2000, toen er 60.000 mensen naar België waren gekomen, kunnen bezweren door een aantal maatregelen te nemen. Zo werd de financiële steun aan asielzoekers afgeschaft, werd de materiële steun drastisch uitgebreid en moest iedereen de procedure binnen de twee maanden doorlopen. Maar toen de verkiezingen van 2007 in zicht kwamen, bezochten politici van de PS en CDH hongerstakende asielzoekers met de belofte dat ze hen zouden helpen zodra er een nieuwe regering was. Ze wilden een einde maken aan het ‘harde beleid’ van Patrick Dewael. En door al dat gepraat over een nieuwe regularisatiecampagne viel de uitstroom van asielzoekers natuurlijk stil. De asielzoekers zelf waren er allemaal van overtuigd dat ze zouden mogen blijven en de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) werd terughoudend om mensen uit te zetten die misschien in aanmerking kwamen voor regularisatie. Uiteindelijk heeft het twee jaar geduurd voor er duidelijkheid kwam, en de regularisatiecampagne loopt tot op vandaag door. Het resultaat is dat ook de instroom groter is geworden. Omdat asielzoekers niet snel uit België terugkeren, vinden trafikanten dit natuurlijk een heel aantrekkelijk land. Gevolg: in 2010 zijn er 25.000 asielaanvragen ingediend, goed voor zo’n 33.000 mensen.

En dat is te veel voor een land als België?

Pleysier: Dat is vier keer zoveel als het Europese gemiddelde. Louis Tobback zei destijds dat het streefcijfer voor België 12.000 asielaanvragen per jaar zou moeten zijn, en dat lijkt me zo gek nog niet.

Hoe kan die instroom worden afgeremd?

Pleysier: Door kortere procedures en door iets aan de uitstroom te doen. In Nederland wordt de helft van de asielprocedures in acht dagen afgehandeld. Dat moet hier ook kunnen. En als mensen weten dat ze moeten vertrekken zodra hun aanvraag is afgewezen, zullen ze minder snel geneigd zijn om naar hier te komen. Daarom blijf ik pleiten voor een open terugkeercentrum. Asielzoekers die zijn uitgeprocedeerd en dus onvermijdelijk terug zullen moeten, horen niet thuis in een opvangcentrum. Want daar worden asielzoekers opgevangen en begeleid tijdens hun traject naar een verblijf in België – ook al weten we heel goed dat tachtig procent van hen uiteindelijk zal worden afgewezen. Dus moeten we mensen die zijn uitgeprocedeerd uit die opvangcentra weghalen en in een apart terugkeercentrum onderbrengen. Daar moet alles gericht zijn op terugkeer en niet op een nieuwe asielaanvraag, een regularisatie of een procedure bij de Raad van State.

Zullen uitgeprocedeerde asielzoekers dan niet sneller in de illegaliteit verdwijnen?

Pleysier: Absoluut. Dat is nu eenmaal een keuze die volwassen mensen kunnen maken. Als de Dienst Vreemdelingenzaken ons vroeger liet weten dat de politie naar het Klein Kasteeltje zou komen om een gezin uit te zetten, brachten wij de betrokkenen daarvan op de hoogte. Altijd. De meesten pakten dan hun spullen en vertrokken. De DVZ mocht dan kwaad op ons zijn, dat was nu eenmaal de enige manier waarop wij konden werken. De illegaliteit is in de meeste gevallen trouwens maar een tijdelijk fenomeen. Zeker mensen met kinderen houden dat niet lang vol.

De laatste jaren wordt er veel gepraat over het stimuleren van vrijwillige terugkeer. Maar hoe kunnen we al die mensen overhalen om België weer te verlaten?

Pleysier: Dat is zeer moeilijk. Asielzoekers hebben vaak alles wat ze bezitten geïnvesteerd om naar hier te kunnen komen. Een terugkeer blijft voor hen dan ook heel lang onbespreekbaar. Gelukkig zijn er nu ook programma’s om de terugkeer financieel goed te ondersteunen. Maar toch zal er altijd een stok achter de deur nodig zijn in de vorm van gedwongen terugkeer. Als we mensen verplichten om te vertrekken, zal dat ook invloed hebben op de instroom en zullen meer uitgeprocedeerden geneigd zijn om uit zichzelf terug te keren.

Hoe ver mag een land gaan om asielzoekers af te schrikken? Hen bij vriestemperaturen buiten laten slapen?

Pleysier: Het is duidelijk dat we dakloze asielzoekers van straat moeten halen. Maar hen in de winter allemaal een bed geven, is nog geen beleid. In Brussel rijden nu bijvoorbeeld busjes rond die iedereen opladen en naar een bed brengen. Zonder dat hun identiteit wordt gecontroleerd, zonder dat naar hun statuut wordt gevraagd. Dat is natuurlijk goed en we moeten dat ook doen. Maar wat denkt een man dan die hier al drie jaar illegaal verblijft en plots door de overheid te slapen wordt gelegd? Die krijgt niet meteen het signaal dat we willen dat hij vertrekt, hè. Op langere termijn zal mevrouw De Block dus wel moeten laten onderzoeken wie die mensen zijn en wat ze in Brussel doen. De komende zes maanden mag het aantal bedden wel toenemen om de opvangcrisis het hoofd te bieden, maar daarna moet dat weer worden afgebouwd. Anders lopen we het risico dat uitgeprocedeerde mensen hier langer zullen blijven en dat we daarbij nog nieuwe asielzoekers aantrekken.

Dat aanzuigeffect is ook waar lokale besturen zo bang voor zijn als ze opvang voor asielzoekers organiseren.

Pleysier: Dat is niet helemaal onterecht. Gent heeft zich bijvoorbeeld lange tijd redelijk tolerant opgesteld tegenover romazigeuners met als gevolg een enorme toestroom van die mensen. Maar de steden en gemeenten moeten ook niet te luid roepen. Sinds Johan Vande Lanotte de Lokale Opvanginitiatieven (LOI) in het leven heeft geroepen, verdienen lokale besturen een goeie boterham aan asielopvang: aan elke 1000 euro die ze daarvoor krijgen, houden ze 200 euro over.

Doen de opvangcentra voor asielzoekers ondertussen nog goed werk?

Pleysier: Ja, maar na 25 jaar zou ook hun aanpak herdacht moeten worden. Een opvangcentrum is bij ons altijd een soort nest geweest – en dat is een situatie waar ook ik verantwoordelijk voor ben. Het is een plek waar kinderen worden verzorgd, mensen medische hulp en juridische ondersteuning krijgen, enzovoort. Daardoor is er in zo’n centrum natuurlijk veel personeel nodig. Nochtans zouden volwassen mensen eigenlijk zelfstandig moeten kunnen functioneren. Zeker als ze bijvoorbeeld helemaal van Iran in België zijn geraakt. Dat zijn geen hulpeloze mensen die moeten worden beziggehouden met een voetbalmatch of zo, hè. Met een minder bemoederende aanpak zouden we het personeel veel efficiënter kunnen inzetten.

Fedasil bestaat straks tien jaar. Een reden om te feesten?

Pleysier: Absoluut niet. (zucht) Fedasil was aanvankelijk een boeiend experiment, dat allemaal enthousiaste mensen wist aan te trekken. Maar het is helemaal verknoeid, en daar heb ik zelf flink schuld aan.

Wat is er fout gegaan?

Pleysier: Om te beginnen was er de politieke inmenging, waardoor we elkaar al snel gingen wantrouwen. Zo verliep het contact met het kabinet van Christian Dupont niet via mij, maar via mijn Franstalige adjunct. Zulke dingen. En natuurlijk was het hele directiecomité grotendeels politiek benoemd. Het viel me ook op dat de opeenvolgende ministers Fedasil als hun privétuintje beschouwden. Op zo’n agentschap konden ze nu eenmaal makkelijker vat krijgen dan op een log ministerie. Vande Lanotte, bijvoorbeeld, riep het directiecomité haast wekelijks naar zijn kabinet om ons te vertellen wat we allemaal moesten doen. Fout natuurlijk. Een minister moet een zelfstandig agentschap mensen, middelen en een visie geven en het verder met rust laten. Met de PS-ministers werd het trouwens nog erger. Die huurden dure consultants in om Fedasil door te lichten en stuurden op het eind zelfs een waarnemer naar elke vergadering van het directiecomité.

Op den duur was de organisatie te bang om verantwoordelijkheid op te nemen. Voor één beslissing waren er soms wel vijf handtekeningen nodig. Omdat niemand knopen durfde door te hakken, werd Fedasil een grote bureaucratie, en als directeur-generaal was ik niet sterk genoeg om dat te doorbreken.

Voelden de mensen van de opvangcentra dat ook aan?

Pleysier: Natuurlijk. Die lachten ons gewoon uit. Ze hadden het bijvoorbeeld altijd over Fedasil aan de ene kant en zijzelf aan de andere kant. Als ik hen er dan op wees dat wij sámen Fedasil vormden, werd ik heel vreemd bekeken. Dat is volgens mij nog altijd niet veranderd: tot op vandaag is er een grote afstand tussen de centra en het bureau in Brussel.

Ik weet dan ook niet hoe het nu verder moet met Fedasil. Sinds mijn opvolgster in 2010 is vertrokken, wordt het agentschap geleid door haar adjunct. Misschien dat er nog iets te redden valt als er snel een sterke directeur-generaal kan worden aangesteld. Als die tenminste door iedereen aanvaard zou worden. Anders – en ik vind het zeer moeilijk om dit te zeggen, want er werken veel goede, gedreven mensen bij Fedasil – kunnen ze het agentschap misschien beter opdoeken.

Om een nieuw agentschap op te richten?

Pleysier: Ze kunnen het ook weer in het ministerie integreren of het weer bij de Dienst Vreemdelingenzaken onderbrengen. (zucht) Ik blijf het allemaal zo ontzettend jammer vinden.

Fedasil heeft u nog niet losgelaten?

Pleysier: Losgelaten? Ik droom er nog over. Zeker twee, drie keer per week. Maar het zijn geen nachtmerries. Dát nu ook weer niet.

DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO’S FILIP VAN ROE

‘Asielzoekers in de winter een bed geven, is nog geen beleid.’

‘Mensen die helemaal uit Iran in België zijn geraakt, hoeven niet te worden bemoederd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content